stop start OPEL CORSA F 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: CORSA F, Model: OPEL CORSA F 2020Pages: 237, PDF Size: 20.49 MB
Page 79 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen77Berichten op het Info-DisplaySommige belangrijke berichten
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Sommige
berichten verschijnen slechts enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
In de volgende gevallen klinkt er een
geluidssignaal
● een veiligheidsgordel is niet omgedaan
● een van de portieren of de achterklep is niet goed gesloten
● een bepaalde snelheid wordt met
aangetrokken handrem overge‐
schreden
● cruise control schakelt automa‐ tisch uit● een geprogrammeerde snelheid of maximumsnelheid wordt over‐
schreden
● er verschijnt een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center
● de elektronische sleutel bevindt zich niet in het interieur
● de parkeerhulp detecteert een obstakel
● de auto wisselt onbedoeld van rijstrook
● handen van het stuur wordt herkend
● het uitlaatfilter bereikt de maxi‐ male verzadigingsgraad
Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts
één waarschuwingssignaal
Bij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.Tijdens een Autostop
● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als niet voldaan is aan een van de voorwaarden voor het herstar‐
ten van de motor.
Page 95 of 237

Klimaatregeling93LuchtdebietLuchtdebiet instellen door E op de
gewenste snelheid te draaien.rechtsom:versnellenlinksom:vertragen
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De led in de knop brandt
om aan te geven dat activering heeft
plaatsgevonden. Koeling werkt alleen
bij een draaiende motor en ingescha‐ kelde ventilator.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen.
Stop/Start-systeem 3 106.
LuchtrecirculatiesysteemLuchtrecirculatiemodus met n
inschakelen. De led in de knop brandt
om aan te geven dat activering heeft
plaatsgevonden.
Luchtrecirculatiemodus weer met n uitschakelen.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Page 96 of 237

94KlimaatregelingMaximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Druk op n voor luchtrecircula‐
tiesysteem aan.
● Druk op x voor luchtverdeling.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur : in de laagste stand.
● Aanjagersnelheid E op hoogste
stand zetten,
● Alle ventilatieopeningen openen.
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐ gelverwarming f 3 24.
Verwarmde stoelen q 3 30.
Ruiten ontwasemen en
verwarmen
● Druk op $: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor tempera‐ tuur : in hoogste stand
zetten.
● Schakel, indien nodig, de A/C in.
● Aanjagersnelheid E op hoogste
stand zetten,
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 106.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur :
● met MENU gaat u naar het menu
Klimaatinstelling op het
Info-Display
● luchtopbrengst E
● automatische modus AUTO
● koeling A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie n
● ontwasemen en ontdooien $
Page 99 of 237

Klimaatregeling97Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 106.
Airconditioning A/CDruk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De led in de knop brandt
om aan te geven dat activering heeft
plaatsgevonden. Koeling werkt alleen bij een draaiende motor en ingescha‐ kelde ventilator van de klimaatrege‐
ling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.Handmatig bediende
luchtrecirculatie n
Luchtrecirculatiemodus met n
inschakelen. De led in de knop brandt
om aan te geven dat activering heeft
plaatsgevonden.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op n te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
Page 100 of 237

98Klimaatregelingbinnenuit kunnen aandampen. Dekwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij
de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Ruiten ontwasemen en verwarmen $
● Druk op $. De led in de knop
brandt om aan te geven dat acti‐
vering heeft plaatsgevonden.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Indien nodig, de airco inschake‐ len met een druk op A/C.
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Om weer naar de vorige modus te gaan: $ weer indrukken. Om
de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indruk‐
ken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 106.
Elektronische klimaatregeling
deactiveren
De koel-, ventilatie- en automatische
modus kunnen worden uitgeschakeld door een van de draairingen linksom
te draaien.
Activering door inschakeling van de
ventilator of door het indrukken van
AUTO .Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐
gelverwarming f 3 24.
Verwarmde stoelen " 3 30.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die automatisch aanslaat
om de lucht in de passagiersruimte
sneller op te warmen.
Page 103 of 237

Rijden en bediening101Rijden en bedieningRijtips......................................... 102
Controle over de auto ..............102
Sturen ...................................... 102
Starten en bediening .................102
Nieuwe auto inrijden ................102
Contactslotstanden ..................102
Aan/Uit-knop ............................ 103
Motor starten ........................... 105
Uitrol-brandstofafsluiter ...........106
Stop/Start-systeem ..................106
Parkeren .................................. 109
Uitlaatgassen ............................. 110
Uitlaatfilter ............................... 110
Katalysator .............................. 111
AdBlue ..................................... 111
Automatische versnellingsbak ...114
Versnellingsbakdisplay ............114
Schakelen ................................ 115
Handmatige modus .................116
Elektronische rijprogramma's ..116
Storing ..................................... 117
Stroomonderbreking ................117
Handgeschakelde versnellings‐ bak ............................................. 118Remmen.................................... 119
Antiblokkeersysteem ...............119
Handrem .................................. 119
Remassistentie ........................122
Hellingrem ............................... 122
Rijregelsystemen .......................122
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..122
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 124
Cruise control .......................... 124
Snelheidsbegrenzer ................126
Adaptieve cruise control ..........129
Actieve noodrem .....................136
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 139
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 142
Parkeerhulp ............................. 143
Geavanceerde parkeerhulp .....147
Blindehoeksysteem .................151
Panoramazichtsysteem ...........153
Achteruitkijkcamera .................156
Verkeersbordherkenning .........158
Lane keep assist .....................158
Vermoeidheidsdetectie ............161
Brandstof ................................... 162
Brandstof voor benzinemotoren .....................162Brandstof voor dieselmotoren . 163
Tanken .................................... 164
Trekhaak .................................... 165
Algemene informatie ...............165
Rijgedrag en aanhangertips ....165
Aanhanger trekken ..................166
Page 104 of 237

102Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 106.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Rem tijdens de eerste ritten niet te
krachtig.
Bij de eerste rit kunnen was- en olie‐
dampen van het uitlaatsysteem rook‐ vorming veroorzaken. Parkeer de
auto na de eerste rit een tijdje in de
open lucht en adem de dampen niet
in.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 110.
Contactslotstanden Draai de sleutel op:
Page 105 of 237

Rijden en bediening1030:blokkeerstand: sommige functiesblijven actief totdat de sleutel
wordt uitgenomen of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, op
voorwaarde dat het contact van
tevoren aan was1:accessoirestand: contact inge‐
schakeld, dieselmotor wordt
voorverwarmd, controlelampjes
branden en de meeste elektri‐
sche functie zijn te gebruiken2:startstand: laat de sleutel los
nadat de motor is aangeslagenStuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het vastklikt.9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
De elektronische sleutel of het appa‐
raat voor slimme toegang moet in de auto aanwezig zijn.
Motor starten
Trap op het koppelingspedaal (hand‐
geschakelde versnellingsbak),
bedien het rempedaal en druk op
Start/Stop .Contactslot in ingeschakelde stand
zonder de motor te starten
Druk op Start/Stop zonder het koppe‐
lings- of rempedaal te bedienen. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies werken.Motor af en contact uit
Druk in elke modus kort op
Start/Stop of wanneer de motor draait
en de auto stilstaat. Sommige func‐
ties blijven actief tot het bestuurders‐
portier wordt geopend, mits het
contact van tevoren aan was.Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden
Druk 5 seconden lang op Start/Stop
3 105. Het stuurslot is actief, zodra
de auto stilstaat.
Page 106 of 237

104Rijden en bedieningStuurslotHet stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
Hef het stuurslot op door het bestuur‐
dersportier te openen en de sluiten en
zet het contact in de accessoiremo‐
dus of start de motor rechtstreeks.9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Slimme toegang
Deze functie maakt het starten van de auto via een mobiel apparaat moge‐
lijk. De auto wordt bediend via een
app.
Na het instappen en het bevestigen
van een bericht zijn er 10 seconden
om de auto te starten.
Leg wanneer er geen bericht
verschijnt de smartphone op de daar‐
voor bedoelde zone.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Als de elektronische sleutel niet werktof de batterij van de elektronische
sleutel bijna leeg is, verschijnt er
mogelijk een melding op het Driver Information Center.
Houd de elektronische sleutel tegen
de markering op de stuurkolombekle‐
ding zoals afgebeeld.
Schakel bij auto's met handgescha‐
kelde versnellingsbak de neutraal‐
stand in, trap het koppelingspedaal
en het rempedaal in en druk op
Start/Stop .
Zet bij auto's met automatische
versnellingsbak de keuzehendel in de stand P trap het rempedaal in en druk
op Start/Stop .
Deze mogelijkheid is alleen bestemd voor noodgevallen. Vervang de batte‐
rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 10.
Zie voor het ontgrendelen of vergren‐ delen van de portieren Storing in
handzendermodule of elektronisch
sleutelsysteem 3 11.
Page 107 of 237

Rijden en bediening105Motor startenAuto's met contactschakelaar
Draai de sleutel naar stand 1 om het
stuurslot te ontgrendelen.
Handgeschakelde versnellingsbak: trap het koppelings- en rempedaal in.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Dieselmotoren: wacht tot het contro‐
lelampje z dooft.
Draai de sleutel even in de stand 2 en
laat deze na het starten van de motor
los.
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 106.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 106.
Auto's met Aan/Uit-knop● Handgeschakelde versnellings‐ bak: schakel de neutraalstand in,
trap het koppelings- en rempe‐ daal in.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Toets Start/Stop indrukken.
● Laat de toets los nadat de motor gestart is. Een dieselmotor start
nadat het controlelampje z
voor voorverwarming is gedoofd.
● Voordat u de motor weer start of uitschakelt terwijl de auto stil‐
staat, drukt u nog een keer kort
op Start/Stop .
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: tijdens een Autostop kunt u
de motor starten door het koppe‐ lingspedaal in te trappen 3 106.
● Automatische versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de
motor starten door het rempedaal
los te laten 3 106.