stop start OPEL CROSSLAND X 2017.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.75, Model line: CROSSLAND X, Model: OPEL CROSSLAND X 2017.75Pages: 255, PDF Size: 7.49 MB
Page 13 of 255

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......37
2 Buitenspiegels ......................35
3 Cruisecontrol ...................... 152
Snelheidsbegrenzer ............154
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht/groot
licht, grootlichtassistent .......111
Omgevingsverlichting ......... 117
Parkeerlichten .....................115
Knoppen voor Driver
Information Center ................95
5 Zijdelingse luchtroosters .....128
6 Instrumenten ........................ 85
Driver Information Center ...... 95
7 Knoppen voor Driver
Information Center ................95
8 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 76
9 Head-updisplay .....................99
10 Middelste luchtroosters ......128
11 Alarmknipperlichten ...........113
12 Info-Display .......................... 9713Middelste luchtrooster ...........97
14 Lichtsensor
15 Centrale vergrendeling .........25
16 Handschoenenkastje ...........64
Zekeringhouder ..................199
17 Bedieningsorganen voor
Info-Display ........................... 97
18 Verwarming en ventilatie ....120
19 USB-laadpoort .....................79
20 Parkeerhulp/
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 156
Lane Departure Warning ...171
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 136
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 150
21 Elektrische aansluiting ..........79
22 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................147
Automatische
versnellingsbak ..................144
23 Handbediende handrem .....149
24 Aan/Uit-knop ....................... 13325Contactslot .......................... 132
26 Stuurwiel instellen ................75
27 Claxon .................................. 76
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 183
29 Opbergruimte ........................ 64
30 Head-updisplay .....................99
31 Lichtschakelaar ..................110
Koplampverstelling ............112
Mistlampen/
mistachterlichten ................114
Instrumentenverlichting ......116
Page 20 of 255

18Kort en bondigMotor starten
Contactslot
● Draai de sleutel naar stand 2.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel op P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Draai de sleutel in de stand 2 en
laat deze na het starten van de motor los.
Een dieselmotor start nadat het
controlelampje ! voor voorver‐
warming is gedoofd.
Motor starten 3 135.Startknop
Handgeschakelde versnellingsbak:
koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Trap het gaspedaal niet in.
Druk op de knop Start/Stop en laat
deze los. Een dieselmotor start nadat
het controlelampje ! voor voorver‐
warming is gedoofd.
Page 21 of 255

Kort en bondig19Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje D.
Handgeschakelde versnellingsbak: om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen. Controlelampje D dooft.
Automatische versnellingsbak: om de
motor te herstarten, moet u het
rempedaal loslaten. Controlelampje
D dooft.
Stop/Start-systeem 3 136.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Zet
de parkeerrem aan zonder op de ontgrendelingsknop te druk‐ ken. Op een aflopende of oplo‐
pende helling zo stevig moge‐
lijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke ondergrond of een helling
(omhoog) staat, schakel dan de
eerste versnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omlaag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto met e op de
handzender.
Activeer het alarmsysteem
3 32.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 183.
Page 48 of 255

46Stoelen, veiligheidssystemenVerstelbare dijbeensteun
Trek aan de hendel en verschuif de
dijbeensteun.
Armsteun
De armsteun is op te klappen.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Tijdens een Autostop werkt de stoel‐
verwarming ook.
Stop/Start-systeem 3 136.
Page 78 of 255

76Instrumenten en bedieningsorganenDe gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overigegedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 136.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisintervalHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissenOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de wisfre‐ quentie in te stellen.
Page 81 of 255

Instrumenten en bedieningsorganen799Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-display 3 97 weergegeven.
Datum en tijd instellen, zie handlei‐
ding Infotainment.
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12V-aansluiting in de
middenconsole.
Er zit nog een elektrische aansluiting
in de console tussen de voorstoelen.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer het contact is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd.
De aansluiting wordt ook gedeacti‐
veerd wanneer de accuspanning laag
is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten die stroom leveren, zoals laadtoestellen
of accu's.
Stekkerdozen niet beschadigen door
het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 136.
USB-laadpoort
Er zitten een of twee USB-poorten in
de middenconsole. Beide USB-poor‐ ten zijn voorbereid voor het opladen
van apparaten.
Page 92 of 255

90Instrumenten en bedieningsorganenAirbag-deactivering
ÓON brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd. * OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 56.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Het motormanagement vertoont een
storing die tot schade aan de kataly‐
sator kan leiden. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.Service-indicatie
H brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelamp‐
jes en een bijbehorend bericht op het Driver Information Center branden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Schakel motor uit
Y brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt samen met andere controle‐
lampjes, in combinatie met een
akoestisch waarschuwingssignaal en
een bericht op het Driver Information Center.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
raadpleeg een werkplaats.
Systeemcontrole J brandt geel of rood.
Page 94 of 255

92Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling en
Traction Control-systeem 3 150.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control-systeem uit
n brandt geel.
De systemen zijn gedeactiveerd.
Koelvloeistoftemperatuur o brandt rood.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 185.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
Roetfilter
% of H brandt geel.
Het roetfilter moet geregenereerd
worden.
Blijf rijden totdat het controlelampje
dooft.
Brandt tijdelijk Roetfilter begint verzadigd te raken.Start het reinigingsproces zo spoedig
mogelijk door te gaan rijden op een
snelheid van minstens 60 km/u.Brandt continu
Aanduiding voor een gering additie‐fpeil. Roep de hulp in van een werk‐
plaats.
Roetfilter 3 140.
AdBlue Y knippert of brandt geel.
Brandt geel De resterende actieradius ligt tussen
600 en 2400 km.
Laat de AdBlue® zo spoedig mogelijk
bijvullen in een erkende werkplaats.
De AdBlue®-tank heeft een totale
inhoud van 10 liter.
Knippert geel
De resterende actieradius ligt tussen
0 en 600 km.
Laat de AdBlue® zo spoedig mogelijk
bijvullen in een erkende werkplaats
om autopech te voorkomen. De
AdBlue®-tank heeft een totale inhoud van 10 liter.
Page 95 of 255

Instrumenten en bedieningsorganen93Spanningsverliesdetectiew brandt of knippert geel.
Brandt Bandenspanningsverlies bij een ofmeer wielen. Meteen stoppen en
bandenspanning controleren.
Knippert
Storing in het systeem. Roep de hulp in van een werkplaats.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Contact uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Controleer het oliepeil voordat u de
hulp van een werkplaats inroept
3 184.
Te laag brandstofpeil
o brandt geel.
Peil in brandstoftank is te laag.
Tanken 3 174.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 188.
Autostop
D brandt of knippert groen.
Brandt groen De motor is een Autostop.
Knippert groen
Autostop is tijdelijk niet beschikbaar
of de Autostop-modus wordt automa‐
tisch opgeroepen.
Stop/Start-systeem 3 136.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 110.
Groot licht
C brandt blauw.
Page 99 of 255

Instrumenten en bedieningsorganen97Geeft de actuele afstand aan voor
dagteller 1 sinds de reset.
De waarden voor pagina dagteller 1
zijn te resetten door enkele seconden
op SET/CLR te drukken.
Pagina dagteller 2:
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Gemiddeld brandstofverbruik
Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Afgelegde afstand
Geeft de actuele afstand aan voor
dagteller 2 sinds de reset.
De waarden voor pagina dagteller 2
zijn te resetten door enkele seconden
op SET/CLR te drukken.
Pagina digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige snelheid.Teller stop- en starttijden
Een teller houdt de tijd in de STOP-
modus tijdens een rit bij. Bij inscha‐
keling van het contact wordt de teller op nul gezet.
Kompaspagina
Geeft de geografische rijrichting aan.
Lege pagina
Er verschijnt geen rit-/verbruiksinfor‐
matie.
Info-Display
Het Info-Display zit in het instrumen‐
tenpaneel bij de instrumentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● 7" Colour-Info-Display met
aanraakschermfunctionaliteit
of
● 8" Colour-Info-Display met
aanraakschermfunctionaliteitOp de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd 3 79
● buitentemperatuur 3 78
● datum 3 79
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● achteruitkijkcamera 3 169
● panoramazichtsysteem 3 166
● parkeerhulpinstructies 3 156
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● auto- en systeemberichten 3 101
● persoonlijke instellingen 3 102