OPEL CROSSLAND X 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: CROSSLAND X, Model: OPEL CROSSLAND X 2018.5Pages: 269, PDF Size: 7.92 MB
Page 161 of 269

Rijden en bediening1599Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Inschakelen
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch en detecteert voer‐ tuigen bij alle snelheden tussen 5 en
85 km/u. Het systeem detecteert stil‐
staande voertuigen bij een rijsnelheid
onder 80 km/u.
De bestuurder verwittigen
De bestuurder wordt gewaarschuwd
aan de hand van het volgende:
● symbool , gaat branden en er
verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information
Center, wanneer de volgafstand te klein wordt.
● symbool , gaat branden en er
verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information
Center in combinatie met een geluidssignaal, wanneer een
botsing dreigt en de bestuurder
onmiddellijk moet ingrijpen.9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Voorzichtig
De kleur van dit waarschuwings‐
lampje komt niet overeen met
plaatselijke verkeerswetten met
Page 162 of 269

160Rijden en bedieningbetrekking tot uw afstand tot de
voorligger. De bestuurder is te
allen tijde volledig verantwoorde‐
lijk voor het op een veilige afstand volgen van de voorligger, volgens
de betreffende verkeersregels, het weer en de toestand van de weg.
Systeemgevoeligheid instellen
In het menu 3 103 van de persoon‐
lijke instellingen moet u de systeem‐
gevoeligheid instellen op dichtbij,
normaal of veraf.
De gekozen instelling wordt gehand‐
haafd totdat deze wordt aangepast.
De timing van de waarschuwingen
verandert met de rijsnelheid. Hoe
sneller de auto rijdt, hoe verder de
waarschuwing wordt gegeven. Houd
bij het selecteren van de timing van
de waarschuwingen rekening met de
verkeerssituatie en de weersomstan‐
digheden.
Uitschakelen
Het systeem is alleen uit te schakelen
door activering van het actieve nood‐
stopsysteem in de persoonlijke instel‐
lingen 3 103.
Systeembeperkingen De frontaanrijdingswaarschuwing is
bedoeld om alleen te waarschuwen
voor voertuigen, maar kan ook op
andere obstakels reageren.
In de volgende gevallen detecteert de
frontaanrijdingswaarschuwing
wellicht geen voorliggers of kunnen
de prestaties van de sensor beperkt
zijn:
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij nachtelijke ritten
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw● de sensor in de voorruit wordt afgedekt door (natte) sneeuw, ijs,modder, vuil etc.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Actief noodstopsysteem
Het actieve noodstopsysteem kan
helpen om de schade en letsel door
aanrijdingen met voertuigen, voet‐
gangers of obstakels direct vóór de
auto te beperken, als een aanrijding
door remmen of sturen niet langer
kan worden vermeden. Voordat het
actieve noodstopsysteem ingrijpt,
wordt de bestuurder gewaarschuwd
door de frontaanrijdingswaarschu‐
wing 3 158 of de voetgangersbe‐
scherming vóór 3 163.
Deze functie maakt gebruik van input uit vele bronnen ( bijv. camerasensor,
remdruk, rijsnelheid) om de waar‐
schijnlijkheid van een frontale botsing
te berekenen.
Page 163 of 269

Rijden en bediening1619Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de
bestuurder, voor het besturen van
de auto en anticiperen op de
verkeerssituatie, over te nemen.
Het is alleen bedoeld als aanvul‐
ling om de rijsnelheid vóór een
botsing te verlagen.
Het systeem reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de
nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdin‐
gen te voorkomen.
Gebruiksvoorwaarden
Het actieve noodstopsysteem is voor‐ zien van een frontcamera en werkt in
vooruitversnellingen boven wandel‐
tempo tot 85 km/u. Het systeem
detecteert stilstaande voertuigen bij een rijsnelheid onder 80 km/u.
Inschakelen
Een voorwaarde is dat de Frontaan‐
rijdingswaarschuwing met frontcame‐
rasysteem niet in het menu Persoon‐
lijke instellingen is gedeactiveerd
3 103.
Werking
Het systeem omvat: ● automatisch noodstopsysteem
● anticiperende remassistent
● frontaanrijdingswaarschuwing
● voetgangersbescherming vóór
Automatisch noodstopsysteem
Na activering van het remvoorberei‐
dingssysteem en net voor het
moment van aanrijding start deze
functie automatisch een beperkte
remingreep om de snelheid te verla‐
gen of een botsing te voorkomen. Als het actieve noodstopsysteem werkt,
knippert m op de instrumentengroep.
Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch licht of sterk afrem‐
men. Dit automatisch remmen vóór isalleen mogelijk als er een voorligger
3 158 of een voetganger 3 163 wordt
gedetecteerd.
Het automatische noodstopsysteem
remt de auto mogelijk tot stilstand af
om een dreigende botsing te helpen
voorkomen.9 Waarschuwing
Het automatisch noodstopsys‐
teem is een noodfunctie ter voor‐
bereiding op een botsing en is niet
ontworpen om botsingen te voor‐
komen. Vertrouw voor het afrem‐
men van de auto niet op het
systeem. Het automatische nood‐
stopsysteem remt niet buiten het actieve snelheidsbereik en
reageert alleen op gedetecteerde
voertuigen en voetgangers.
Anticiperende remassistent
Naast het automatische noodstop‐
systeem, verhoogt de anticiperende
remassistent de gevoeligheid van de
remondersteuning. Daarom remt de
auto bij minder stevig intrappen van
het rempedaal onmiddellijk krachtig
Page 164 of 269

162Rijden en bedieningaf. Deze functie helpt u om sneller en
krachtiger te remmen bij een drei‐
gende botsing.9 Waarschuwing
De actieve noodrem is niet ontwor‐
pen voor krachtig autonoom
remmen of het automatisch
vermijden van botsingen. Het is
ontworpen om de rijsnelheid voor‐
afgaand aan een aanrijding te
verlagen. Het reageert mogelijk
niet op dieren. Na een plotselinge
verandering van rijstrook, heeft
het systeem enige tijd nodig om de nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen en sturen om
aanrijdingen te voorkomen.
Het systeem is ontworpen voor een
situatie waarin alle inzittenden hun
veiligheidsgordels dragen.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 158.
Voetgangersbescherming vóór
3 163.
Uitschakelen
U kunt het actieve noodstopsysteem
deactiveren in het menu Persoonlijke instellingen 3 103. Bij deactivering
gaat m branden op de instrumenten‐
groep en er verschijnt een waarschu‐ wingsbericht in het Driver Information
Center.
In de volgende gevallen adviseren we u om het systeem te deactiveren in
het menu Persoonlijke instellingen:
● bij het trekken van een aanhan‐ ger of caravan
● bij het vervoer van lange voor‐ werpen op een imperiaal of
dakdrager
● wanneer de auto wordt gesleept met een draaiende motor
● wanneer een reservewiel is gemonteerd dat kleiner is dan deoverige wielen● alvorens een automatische wasstraat binnen te rijden met
een draaiende motor
● alvorens de auto op een rollen‐ bank te plaatsen in een werk‐
plaats
● als de voorruit beschadigd is in de buurt van de camera
● als de voorbumper beschadigd is
● als de remlichten niet werken
Systeembeperkingen In sommige gevallen kan het actieve
noodstopsysteem automatisch
remmen in situaties waarin dat onno‐
dig lijkt, zoals in parkeergarages, als
er verkeersborden in een bocht staan
of door auto's in een andere rijstrook.
Dit is de normale werking van het
systeem, zodat geen auto-onderhoud vereist is. Trap om de automatische
remfunctie te negeren het gaspedaal
stevig in als de situatie en de omge‐
ving dat toelaten.
Page 165 of 269

Rijden en bediening163In de volgende situaties zijn de pres‐
taties van het actieve noodstopsys‐
teem beperkt:
● Ritten op bochtige of heuvelach‐ tige wegen.
● De functie detecteert alle voertui‐
gen, in het bijzonder voertuigen
met een aanhanger, trekkers,
modderige voertuigen, enz.
● De functie detecteert een voer‐ tuig wanneer het zicht door
weersomstandigheden beperkt
is, zoals bij mist, regen of
sneeuw.
● Bij nachtelijke ritten.
● Bij een beperkt zicht door weers‐
omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers.
Houd onderweg altijd uw aandacht bij
het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐
pen en / of de auto weg te sturen.Storing
Als het systeem moet worden nage‐
keken, verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 101.
Voetgangersbescherming
vóór
Voetgangersbescherming vóór voor‐komt of vermindert mogelijk letsel voetgangers bij een frontale aanrij‐
ding in een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit om een voetganger
direct vóór u te detecteren.
Voetgangersbescherming vóór kan in een vooruitversnelling bij snelheden
tussen 5 en 60 km/u voetgangers
detecteren en ervoor waarschuwen.
Bij 's nachts rijden werkt het systeem
beperkt.9 Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Voetgangersbescherming vóór
omvat onder meer:
● voetganger vóór de auto detec‐ teren
● waarschuwing voetganger vóór
Voetgangersbescherming vóór wordt
samen met de frontaanrijdingswaar‐
schuwing geactiveerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 158.
Page 166 of 269

164Rijden en bedieningVoetganger vóór de auto
detecteren
Een voetganger vóór de auto tot op
een afstand van ongeveer 40 m wordt aangegeven door een symbool op deinstrumentengroep.
Waarschuwing voetganger vóór Bij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger verschijnt er een waarschuwingsbericht op het Driver
Information Center. Er klinkt een
geluidssignaal.
Bij de waarschuwing voetganger vóór werkt de cruisecontrol of de adap‐
tieve cruisecontrol mogelijk niet.
Systeembeperkingen
In de volgende gevallen detecteert de
voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar beperkt:
● de rijsnelheid is buiten het bereik
van 5 km/u tot 60 km/u in een
vooruitversnelling
● de afstand tot een voetganger vóór de auto is meer dan 40 m● bij ritten op bochtige of heuvel‐achtige wegen
● bij nachtelijke ritten
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,regen of sneeuw
● de sensor in de voorruit wordt afgedekt door (natte) sneeuw, ijs,modder, vuil etc.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Parkeerhulp Algemene informatie
Bij een aanhangwagen of fietsendra‐
ger op de trekhaak is de parkeerhulp gedeactiveerd.9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Parkeerhulp achter
De parkeerhulp achter vereenvoudigt
het inparkeren door de afstand
tussen de auto en eventuele obsta‐
kels achter te meten. Deze informeert en waarschuwt u met akoestische
signalen en een aanduiding op het
display.
Page 167 of 269

Rijden en bediening165
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
De parkeerhulp achter wordt geacti‐
veerd wanneer u bij ingeschakeld
contact de achteruitversnelling
inschakelt.
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het ledje in de parkeerhulp‐ knop ¼ niet brandt.
Melding
Het systeem waarschuwt u bij een
ingeschakelde achteruitversnelling
met akoestische signalen voor obsta‐ kels achter de auto op een afstandkleiner dan 50 cm.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De akoestische signalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderlijke afstandslijnen op het
Info-Display 3 98. Wanneer u het
obstakel erg dicht bent genaderd,
verschijnt het gevarensymbool 9 op
het scherm.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld bij inschakeling van de
achteruitversnelling. Druk op ¼ om
het systeem handmatig uit te schake‐
len. Het ledje in de knop gaat bran‐
den, wanneer het systeem gedeacti‐
veerd is. Als het systeem handmatig
uitgeschakeld is, wordt het bij de
Page 168 of 269

166Rijden en bedieningvolgende keer inschakelen van het
contact niet automatisch opnieuw
ingeschakeld.
Parkeerhulp voor-achter De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt u met
akoestische signalen en een aandui‐
ding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter, elk met een andere geluidsfrequentie.Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de voor- en
achterbumper.
Inschakelen
Wanneer bij een rijsnelheid lager dan
10 km/u een obstakel voor de auto
wordt gedetecteerd, wordt naast de
parkeerhulp ook de parkeerhulp voor
geactiveerd.
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het ledje in de parkeerhulp‐
knop ¼ niet brandt.
Na deactivering van het systeem
brandt het ledje in de knop.
Melding
Het systeem waarschuwt u met
akoestische signalen voor obstakels
vóór of achter de auto.
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De akoestische signalen volgen
elkaar sneller op naarmate de afstand
tot dat obstakel afneemt. Is de
afstand kleiner dan ongeveer 30 cm,
dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor en achter de auto weergegeven
door veranderlijke afstandslijnen op
het Info-Display 3 98.
Page 169 of 269

Rijden en bediening167Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij een rijsnelheid
hoger dan 10 km/u of als de auto
langer dan drie seconden stilstaat in een versnelling vooruit of als geen
andere obstakels zijn gedetecteerd.
Na handmatig uitschakelen van het
systeem brandt de led in de toets.
Als het systeem handmatig uitge‐
schakeld is, wordt het bij de volgende
keer inschakelen van het contact niet
automatisch opnieuw ingeschakeld.
Systeembeperkingen
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijvoorbeeld
vanwege veel geluid buiten of andere storende factoren, gaat Service op de
instrumentengroep branden. Er
verschijnt een bericht in het Driver
Information Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Geavanceerde parkeerhulp
9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
tijdens het passeren of het parkeer‐ vak groot genoeg is, de functie bere‐
kent het traject en stuurt de auto auto‐ matisch tijdens het inparkeren.
Page 170 of 269

168Rijden en bedieningGeavanceerde parkeerhulp biedt
hulp bij de volgende handelingen:
● Inparkeren bij fileparkeren.
● Inparkeren bij haaks parkeren.
● Uitparkeren bij fileparkeren.
U hoeft alleen op te trekken, te
remmen en te schakelen, het sturen
gebeurt automatisch. U kunt het
sturen altijd overnemen door het
stuurwiel beet te pakken.
U moet mogelijk meerdere keren
voor- en achteruitrijden.
Instructies verschijnen op het Info-
Display 3 98.
De geavanceerde parkeerhulp is
alleen te activeren, wanneer u voor‐
uitrijdt.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter.
Het systeem heeft zes ultrasone
parkeersensoren in voor- en achter‐
bumper.
Inparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
7" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door Parkeerhulp te selecte‐
ren op de startpagina van het
aanraakscherm. Selecteer vervol‐
gens Hier fileparkeren .
8" Colour-Info-Display: om een
parkeervak te zoeken activeert u het
systeem door op Í te drukken. Kies
Rijfuncties op het aanraakscherm en vervolgens Parkeerhulp . Kies Haaks
inparkeren .
$ gaat branden op de instrumenten‐
groep om aan te geven dat het
systeem geactiveerd is.
Verlaag de rijsnelheid tot onder
20 km/u.
Kies met de richtingaanwijzerhendel
de kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Het systeem detecteert geen vakken die te klein of veel te groot zijn voor
uw auto.