stop start OPEL CROSSLAND X 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: CROSSLAND X, Model: OPEL CROSSLAND X 2018.5Pages: 269, PDF Size: 7.92 MB
Page 13 of 269
Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......36
2 Buitenspiegels ......................33
3 Cruisecontrol ...................... 153
Snelheidsbegrenzer ............156
4 Richtingaanwijzers ..............115
Lichtsignaal ......................... 112
Groot licht ............................ 112
Grootlicht-assistent ............113
Uitstapverlichting ................ 118
Parkeerlichten .....................116
Knoppen voor Driver
Information Center ................95
5 Zijdelingse luchtroosters .....129
6 Instrumenten ........................ 85
Driver Information Center ...... 95
7 Knoppen voor Driver
Information Center ................95
8 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 74
9 Head-updisplay ...................100
10 Middelste luchtroosters ......12911Alarmknipperlichten ...........114
12 Info-Display .......................... 98
13 Middelste luchtrooster ...........98
14 Status-led alarmsysteem .....31
15 Centrale vergrendeling .........23
16 Handschoenenkastje ...........62
Zekeringenkast ..................210
17 Bedieningselementen
voor display ........................... 98
18 Verwarming en ventilatie ....121
19 USB-laadpoort .....................77
20 Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 164
Lane Departure Warning ...179
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 139
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 152
21 Elektrische aansluiting ..........77
22 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................149
Automatische
versnellingsbak ..................14623Handbediende parkeerrem . 151
24 Aan/Uit-knop ....................... 135
25 Contactslot .......................... 134
26 Stuurwiel instellen ................73
27 Claxon .................................. 74
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 194
29 Opbergruimte ........................ 62
Zekeringenkast ..................210
30 Head-updisplay ...................100
31 Lichtschakelaar ..................111
Koplampverstelling ............113
Mistlampen /
mistachterlichten ................115
Instrumentenverlichting ......117
Page 19 of 269
Kort en bondig17Motor startenContactslot
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: trap op het koppelingspe‐
daal en het rempedaal.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in stand P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Dieselmotor: wacht totdat het controlelampje ! voor voorver‐
warming dooft.
● Draai de sleutel naar de stand 2
en laat deze los nadat de motor
is aangeslagen.
Motor starten 3 137.Aan/Uit-knop
● Handgeschakelde versnellings‐
bak: trap op het koppelingspe‐
daal en het rempedaal.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in stand P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Toets Start/Stop indrukken.
● Laat de toets los nadat de motor gestart is.
Page 20 of 269
18Kort en bondigStop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje D.
Handgeschakelde versnellingsbak: om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen. Controlelampje D dooft.
Automatische versnellingsbak: om de
motor te herstarten, moet u het
rempedaal loslaten. Controlelampje
D dooft.
Stop/Start-systeem 3 139.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Zet
de parkeerrem aan zonder op de ontgrendelingsknop te druk‐ ken. Op een aflopende of oplo‐
pende helling zo stevig moge‐
lijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke ondergrond of een helling
(omhoog) staat, schakel dan de
eerste versnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omlaag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto met e op de
handzender.
Activeer het alarmsysteem
3 31.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 194.
Page 47 of 269
Stoelen, veiligheidssystemen45Verstelbare dijbeensteun
Trek aan de hendel en verschuif de
dijbeensteun.
Armsteun
De armsteun is op te klappen.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Tijdens een Autostop werkt de stoel‐
verwarming ook.
Stop/Start-systeem 3 139.
Page 76 of 269
74Instrumenten en bedieningsorganenDe gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overigegedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 139.
Claxon
j indrukken.
Wis- en wasinstallatie
voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisintervalHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissenOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om de wisfre‐ quentie in te stellen.
Page 80 of 269
78Instrumenten en bedieningsorganenAansluitingen niet beschadigen door
het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 139.
USB-laadpoort
Er zitten een of twee USB-poorten in
de middenconsole. Beide USB-poor‐ ten zijn voorbereid voor het opladen
van apparaten.
Wanneer er twee USB-poorten
beschikbaar zijn, kunt u de bovenste
USB-poort gebruiken voor aansluiting van een telefoon voor telefoonprojec‐
tie.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
Inductief opladen9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.
9 Waarschuwing
Neem vóór het opladen van een
mobiel apparaat alle metalen
voorwerpen van de oplader,
omdat deze voorwerpen zeer heet kunnen worden.
Voor het opladen van een apparaatmoet het contact zijn ingeschakeld.
Status-led van de oplader (zie pijl): ● Brandt groen: - mobiel apparaat met ondersteu‐
ning van inductief opladen
herkend.
● Brandt geel: - metalen voorwerpen gedetec‐
teerd in het oplaadgebied.
Verwijder de voorwerpen om te
kunnen opladen.
- mobiel apparaat niet goed
geplaatst.
Page 93 of 269
Instrumenten en bedieningsorganen91Brandt bij een draaiende motorStoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐ achtiger werkt eventueel niet meer.
Roep de hulp in van een werkplaats.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Het motormanagement vertoont een
storing die tot schade aan de kataly‐
sator kan leiden. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.Service-indicatie
H brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelamp‐
jes en een bijbehorend bericht op het Driver Information Center branden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Schakel motor uit
Y brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt samen met andere controle‐
lampjes, in combinatie met een
akoestisch waarschuwingssignaal en
een bericht op het Driver Information Center.
Schakel de motor onmiddellijk uit en
raadpleeg een werkplaats.
Systeemcontrole
J brandt geel of rood.Brandt geel
Er is een geringe motorstoring gede‐
tecteerd.
Brandt rood Er is een ernstige motorstoring gede‐tecteerd.
Stop de motor zo spoedig mogelijk en
roep de hulp van een werkplaats in.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 197.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 151.
Page 95 of 269
Instrumenten en bedieningsorganen93Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 196.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
Roetfilter % of H brandt geel.
Het roetfilter moet geregenereerd
worden.
Blijf rijden totdat het controlelampje
dooft.
Brandt tijdelijk
Roetfilter begint verzadigd te raken.
Start het reinigingsproces zo spoedig mogelijk door te gaan rijden op een
snelheid van minstens 60 km/u.Brandt continu
Aanduiding voor een gering additie‐fpeil. Roep de hulp in van een werk‐
plaats.
Roetfilter 3 142.
AdBlue Y knippert of brandt geel.
Brandt geel
De resterende actieradius ligt tussen
600 en 2400 km.
Laat de AdBlue® zo spoedig mogelijk bijvullen in een erkende werkplaats.
De AdBlue®-tank heeft een totale
inhoud van 10 l.
Knippert geel
De resterende actieradius ligt tussen
0 en 600 km.
Laat de AdBlue® zo spoedig mogelijk
bijvullen in een erkende werkplaats
om autopech te voorkomen. De
AdBlue®-tank heeft een totale inhoud van 10 l.Spanningsverliesdetectie
w brandt of knippert geel.
Brandt
Bandenspanningsverlies bij een of meer wielen. Meteen stoppen en bandenspanning controleren.
Knippert
Storing in het systeem. Roep de hulp
in van een werkplaats.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering kan worden onder‐
broken. Hierdoor kan de motor
beschadigd raken/kunnen de
wielen blokkeren.
Page 96 of 269
94Instrumenten en bedieningsorganen1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Schakel het contact uit.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Controleer het oliepeil voordat u de
hulp van een werkplaats inroept
3 195.
Te laag brandstofpeil
o brandt geel.
Peil in brandstoftank is te laag.
Tanken 3 183.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 199.
Autostop
D brandt of knippert groen.
Brandt groen De motor is een Autostop.
Knippert groen
Autostop is tijdelijk niet beschikbaar
of de Autostop-modus wordt automa‐
tisch opgeroepen.
Stop/Start-systeem 3 139.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 111.
Groot licht
C brandt blauw.Brandt bij ingeschakeld groot licht of
bij lichtsignaal 3 112.
Grootlichtassistent f brandt groen.
De grootlichtassistent is geactiveerd,
zie Adaptief rijlicht (AFL) 3 113.
Dimlicht
9 brandt groen.
Brandt bij ingeschakeld groot licht.
Mistlamp > brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 115.
Mistachterlicht ø brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 116.
Regensensor < brandt groen.
Page 100 of 269
98Instrumenten en bedieningsorganenTeller stop- en starttijden
Een teller houdt de tijd in de STOP-
modus tijdens een rit bij. Bij inscha‐ keling van het contact wordt de tellerop nul gezet.
Kompaspagina
Geeft de geografische rijrichting aan.
Lege pagina
Er verschijnt geen rit-/verbruiksinfor‐ matie.
Info-Display
Het Info-Display zit in het instrumen‐ tenpaneel bij de instrumentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● 7" Colour-Info-Display met touch-
functie
of
● 8" Colour-Info-Display met touch-
functieOp de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd 3 77
● buitentemperatuur 3 77
● datum 3 77
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● achteruitkijkcamera 3 177
● panoramazichtsysteem 3 174
● parkeerhulpinstructies 3 164
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● auto- en systeemberichten 3 101
● persoonlijke instellingen 3 103Graphic-Info-Display
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op MENU om de hoofdmenupa‐
gina te selecteren.
Druk op èäåé om een menupagina
te kiezen.
Druk op OK om een geselecteerde
optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐ gen.