OPEL CROSSLAND X 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: CROSSLAND X, Model: OPEL CROSSLAND X 2018Pages: 263, PDF Size: 7.69 MB
Page 191 of 263

Verzorging van de auto189Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................190
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 190
Auto stallen .............................. 190
Verwerking van sloopauto .......191
Controle van de auto .................191
Werkzaamheden uitvoeren .....191
Motorkap ................................. 191
Motorolie .................................. 192
Koelvloeistof ............................ 193
Sproeiervloeistof ......................194
Remmen .................................. 194
Remvloeistof ............................ 194
Accu ........................................ 195
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 196
Wisserblad vervangen .............196
Gloeilamp vervangen .................197
Halogeenkoplampen ...............197
Led-koplampen ........................199
Mistlampen .............................. 199
Achterlichten ............................ 200
Zijrichtingaanwijzers ................204
Kentekenverlichting .................205Interieurverlichting ...................205
Instrumentenverlichting ...........205
Elektrisch systeem .....................205
Zekeringen .............................. 205
Zekeringenkast in motorruimte 206
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................207
Boordgereedschap ....................210
Gereedschap ........................... 210
Velgen en banden .....................210
Winterbanden .......................... 210
Aanduidingen op banden ........211
Bandenspanning .....................211
Spanningsverliesdetectiesys‐ teem ....................................... 212
Profieldiepte ............................ 213
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 214
Wieldoppen ............................. 214
Sneeuwkettingen .....................215
Bandenreparatieset .................215
Wiel verwisselen ......................218
Reservewiel ............................. 221
Starthulp gebruiken ...................222
Trekken ...................................... 224
Auto slepen ............................. 224
Andere auto slepen .................225Verzorging van uiterlijk ..............226
Verzorging exterieur ................226
Verzorging interieur .................228
Page 192 of 263

190Verzorging van de autoAlgemene informatieAccessoires en modificatiesvan auto
We adviseren u alleen gebruik te
maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen we – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij modificatie, ombouw of andere
vormen van aanpassing in de stan‐
daardspecificaties van de auto (waar‐
onder, zonder beperkingen, softwa‐
rematige aanpassingen, aanpassin‐
gen in de elektronische regeleenhe‐
den) wordt de door Opel geboden
garantie mogelijk ongeldig. Boven‐
dien kunnen dergelijke wijzigingen
bestuurdersondersteuningssyste‐
men, het brandstofverbruik, de CO 2-
uitstoot en andere uitstoot van de
auto nadelig beïnvloeden waardoor deze mogelijk niet meer voldoet aande typegoedkeuring en de geldigheid
van uw kentekenbewijs in het geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.
● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank helemaal vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op dewaarde voor maximale belading.
● Auto in een droge en goed geventileerde ruimte parkeren.Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of keuze‐ hendel in stand P zetten. Voor‐
komen dat auto kan wegrollen.
● Handrem niet aantrekken.
● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voor
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
● Bandenspanning controleren.
● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.
Page 193 of 263

Verzorging van de auto191● Koelvloeistofpeil controleren.
● Indien nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Open het bestuurdersportier.
Aan de ontgrendelingshandgreep
trekken en in de uitgangspositie
terugduwen.
Page 194 of 263

192Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
De motorkap wordt automatisch
omhoog gehouden.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor automatisch herstart omwille van
veiligheidsredenen.
Stop/Start-systeem 3 139.
Sluiten Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Controleer het oliepeil van tijd tot tijd
handmatig om motorschade te voor‐
komen. Vergewis u ervan dat de
gebruikte olie de juiste specificatie
heeft. Aanbevolen vloeistoffen en
smeermiddelen 3 231.
Het maximale motorolieverbruik is 0,6 liter per 1000 km.
Verricht de controle alleen wanneer
de auto op een vlakke ondergrond
staat. De motor moet op bedrijfstem‐
peratuur zijn en minstens vijf minuten uitgeschakeld zijn geweest.
Trek de peilstok tevoorschijn, veeg
hem schoon, plaats hem helemaal
terug en trek hem opnieuw tevoor‐ schijn om het motoroliepeil af te
lezen.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, vul dan
motorolie bij.
Page 195 of 263

Verzorging van de auto193
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken
gebruikt.
We adviseren u dezelfde soort olie te nemen als voor de laatste olieverver‐
sing is gebruikt.De motorolie mag niet hoger staan
dan het bovenste merkteken MAX op
de peilstok.
Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Inhouden 3 243.
Plaats de dop recht op de opening en
draai de dop vast.
Koelvloeistof De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. –37 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en antivries 3 231.
Koelvloeistofpeil
Voorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Page 196 of 263

194Verzorging van de autoBij een koud koelsysteem moet de
koelvloeistof boven het merkteken
MIN staan. Bijvullen als het peil te
laag is.9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water bijvullen, vermengd
met een passende hoeveelheid goed‐ gekeurde sproeiervloeistof die anti‐
vries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 231.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
Page 197 of 263

Verzorging van de auto195
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Raadpleeg een werkplaats als het
vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 231.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag dusdanig is dat de accu voldoende wordt opgeladen.
Bij korte ritten en veelvuldig starten
kan de accu ontladen raken. Vermijd
het gebruik van onnodige stroomver‐
bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto langer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Koppel de
minpool van de accu los.
Schakel het contact uit alvorens de
accu aan te sluiten of los te koppelen.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 120.
Accu loskoppelen
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
koppel de boordaccu los binnen
15 seconden.
Wacht nadat u bij een auto met dief‐
stalalarmsysteem de accu opnieuw
hebt aangesloten 10 minuten voordat
u de motor start.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen open
ventilatieopeningen zijn. Als er in dit
gebied een ventilatieopening open is,
moet deze met een afdekkap worden afgesloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Laat de accu van de auto vervangen
door een werkplaats.
Stop/Start-systeem 3 139.
Page 198 of 263

196Verzorging van de autoAccu opladen9Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 222.
Waarschuwingslabel
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken of open vuur en verboden te roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen blind‐
heid of letsel veroorzaken.
● De accu buiten het bereik van kinderen houden.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Rond de accu is mogelijk explo‐ sief gas aanwezig.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. Schakel het contact drie‐
maal 15 seconden in. Start de motor
vervolgens maximaal 40 seconden. Herhaal deze procedure na minstens vijf seconden. Slaat de motor niet
aan, dan Roep de hulp in van een
werkplaats.Wisserblad vervangen
Til de ruitenwisserarm op tot hij
omhoog blijft staan, druk op de knop
om het wisserblad los te maken en
verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek aan de ruitenwisserarm vast en druk tot het vastklikt.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Page 199 of 263

Verzorging van de auto197Wisserblad achterruit
Til de ruitenwisser op. Maak het
wisserblad los zoals getoond in de
illustratie en verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek aan de ruitenwisserarm vast en druk tot het vastklikt.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Gloeilamp vervangen
Contact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole
Schakel het contact in na het vervan‐ gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Halogeenkoplampen
Halogeenkoplampen met aparte
lamphuizen voor dimlicht en groot
licht/richtingaanwijzers.
Groot licht, richtingaanwijzers ( 1)
Dimlicht ( 2)
Groot licht
Page 200 of 263

198Verzorging van de auto1. Draai de kap (1) linksom los.
2. Neem de bovenste lamphouderuit het reflectorhuis.
3. Trek de lamp van de stekker los.
4. Vervang de lamp en sluit dezeaan op de stekker.
5. Steek en druk de lamphouder in het reflectorhuis door het lipje in
positie te brengen.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Richtingaanwijzer
1. Draai de kap (1) linksom los.
2. Draai het onderste lamphuis linksom los. Neem de lamphouder
uit het reflectorhuis.
3. Druk de pal in en neem de lamp uit de lamphouder.