Temperatuur OPEL CROSSLAND X 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: CROSSLAND X, Model: OPEL CROSSLAND X 2018Pages: 263, PDF Size: 7.69 MB
Page 214 of 263

212Verzorging van de autoEen onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de
bandenslijtage.
De bandenspanningswaarden
verschillen afhankelijk van de diverse opties. Ga voor de juiste banden‐spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de aandrijfas en de carrosserievariant.
2. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 238.
3. Bepaal de desbetreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 244.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐ verklaring raadplegen die bij uw auto
is geleverd, of andere landelijke regi‐
stratiedocumenten.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor de juiste aanpassing van de
bandenspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op. De bandenspannin‐
gen op de bandinformatiesticker en in
de bandenspanningentabel verwijzen naar koude banden, dus bij een
temperatuur van 20 °C.
De druk loopt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa op. Houd hiermee rekening
wanneer u warme banden contro‐
leert.
Spanningsverliesdetectie‐ systeem
De spanningsverliesdetectie contro‐
leert voortdurend de rotatiesnelheid van alle vier de wielen en waarschuwt
voor een lage bandenspanning
tijdens het rijden. Dit wordt bereikt
door de afrolomtrek van de band te
vergelijken met referentiewaarden.
Als een band aan spanning verliest,
gaat het controlelampje w branden in
combinatie met een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information
Center.
Verlaag in dat geval de rijsnelheid en vermijd scherpe bochten en krachtige
remmanoeuvres. Stop zo spoedig mogelijk om de bandenspanning te
controleren.
Page 225 of 263

Verzorging van de auto223● Een ontladen accu kan al bij eentemperatuur van 0 °C bevriezen.Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐
ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met dezelfde spanning (12 volt). De
capaciteit van de hulpstartaccu (Ah) mag niet veel minder zijn
dan die van de lege accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm 2
(bij
dieselmotoren 25 mm 2
) gebrui‐
ken.
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu van de auto leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.● Ook de auto's mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Zet de parkeerrem aan, met de versnellingsbak in neutrale
stand, automatische versnel‐
lingsbak in stand P.
Open de pluspoolbeschermkappen
van beide accu's.
Aansluitvolgorde van de kabels: 1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ontla‐den accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op een massa‐
punt in de motorruimte.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na vijf minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langerdan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van één minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. drie minuten stationair
laten draaien.
4. Elektrische verbruikers (zoals koplampen, achterruitverwar‐
ming) van de stroom ontvan‐
gende auto inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Page 230 of 263

228Verzorging van de autoAutogasinstallatie9Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor spuitwerk en bij gebruik van een
moffelcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de lpg-tank worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen aan de auto‐
gasinstallatie aan.
Trekhaak
Reinig de kogelstang niet met een
stoom- of hogedrukreiniger.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik indien nodig water en milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Indien nodig een interieurreiniger
gebruiken. Geen andere middelen
gebruiken. Vooral geen oplosmidde‐
len of brandstof. Niet schoonmaken
met hogedrukreinigers.
Page 233 of 263

Service en onderhoud231Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Gebruik uitsluitend producten die aan de aanbevolen specificaties voldoen.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig
hanteren. Informatie op de verpak‐ king in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit
belangrijker dan viscositeit. Door de
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De
viscositeit geeft informatie over de
dikte van de olie bij diverse tempera‐
turen.
Dexos is de nieuwste motoroliekwali‐
teit die optimale bescherming biedt
voor benzine- en dieselmotoren. Als iets dergelijks niet voorhanden is
moet motorolie van een andere gere‐ nommeerde kwaliteit worden
gebruikt. Aanbevelingen voor benzi‐
nemotoren zijn ook geldig voor moto‐
ren met de brandstoffen Compressed
Natural Gas (CNG), Liquified Petro‐
leum Gas (LPG) en Ethanol (E85).
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 235.
Motorolie bijvullenVoorzichtig
Verwijder gemorste olie met een
doek en doe deze op de juiste
wijze weg.
Motoroliesoorten van verschillende fabrikanten en merken zijn te mengen
zolang ze voldoen aan de vereiste
motoroliecriteria kwaliteit en viscosi‐
teit.
Voor alle benzinemotoren is het
verboden motoroliën te gebruiken die slechts aan de ACEA-norm voldoen,
aangezien dit onder bepaalde
omstandigheden motorschade kan
veroorzaken.
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 235.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitswaarden
De SAE-viscositeitswaarde geeft
informatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt aangeduid met
twee cijfers, bijv. SAE 5W-30. Het
eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Page 234 of 263

232Service en onderhoudKies de juiste viscositeitsindex op
basis van de minimale omgevings‐
temperatuur 3 235.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries Gebruik uitsluitend Long Life koel‐
vloeistof/antivries (LLC) op basis van
organisch zuur, die voor de auto is
goedgekeurd. Roep de hulp in van
een werkplaats.
Het systeem wordt af fabriek gevuld
met koelvloeistof die een uitstekende
corrosiebescherming biedt en vorst‐
bestendig is tot ca. –37 °C. Zorg dat
deze concentratie het hele jaar door
gehandhaafd blijft. Het gebruik van
extra koelvloeistofadditieven om
extra corrosiebestendigheid te
bieden of om kleine lekken te dichten
kan functiestoringen veroorzaken.
Aansprakelijkheid voor eventuele
gevolgen van het gebruik van extra
koelvloeistofadditieven wordt niet aanvaard.Sproeiervloeistof
Gebruik uitsluitend voor de auto
goedgekeurde sproeiervloeistof om
schade aan wisserbladen, lakwerk en kunststof of rubberen onderdelen
tegen te gaan. Roep de hulp in van
een werkplaats.
Rem- en koppelingsvloeistof Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐
stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.
Page 237 of 263

Technische gegevens235AutogegevensAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen
Europees serviceschema Vereiste motoroliekwaliteitLanden met Europees service-interval (landengroepen 1,2,3) 3 229MotoroliekwaliteitBenzinemotoren
(met inbegrip van CNG, LPG, E85)Dieselmotorendexos1 Gen2✔–dexos2–✔
Alleen dieselmotoren: Wanneer er geen dexos-kwaliteit beschikbaar is, kunt u één keer tussen de verversingsbeurten
door maximaal één liter motorolie van de kwaliteit ACEA C3 gebruiken.
Motorolieviscositeitswaarden
Landen met Europees service-interval (landengroepen 1,2,3) 3 229OmgevingstemperatuurBenzine- en dieselmotorentot –25 °CSAE 0W-30 of SAE 0W-40SAE 5W-30 of SAE 5W-40onder –25 °CSAE 0W-30 of SAE 0W-40
Page 238 of 263

236Technische gegevensInternationaal serviceschemaVereiste motoroliekwaliteitLanden met internationaal service-interval (landengroep 4) 3 229MotoroliekwaliteitBenzinemotoren
(met inbegrip van CNG, LPG, E85)Dieselmotorendexos1 Gen2✔–dexos2–✔
Wanneer er geen dexos-kwaliteit beschikbaar is, kunt u de onderstaande oliekwaliteiten gebruiken:
Landen met internationaal service-interval (landengroep 4) 3 229MotoroliekwaliteitBenzinemotoren
(met inbegrip van CNG, LPG, E85)DieselmotorenACEA A3/B4–✔ACEA C3–✔
Motorolieviscositeitswaarden
Landen met internationaal service-interval (landengroep 4) 3 229OmgevingstemperatuurBenzine- en dieselmotorentot –25 °CSAE 0W-30 of SAE 0W-40SAE 5W-30 of SAE 5W-40
Page 256 of 263

254KlantinformatieStitcher Inc.
Stitcher™ is een handelsmerk van
Stitcher, Inc.Verband der Automobilindustrie e.V.
AdBlue ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van de VDA.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Gegevensopslagmodules in de
auto
Een groot aantal elektronische
componenten van uw auto bevat
gegevensopslagmodules die tijdelijk of permanent technische gegevens
over de staat van de auto, voorvallen en fouten opslaan. In het algemeen
documenteert deze technische infor‐
matie de staat van onderdelen,
modules, systemen of de omgeving:
● bedrijfsomstandigheden van systeemcomponenten (bijv.
vulniveaus)
● statusberichten van de auto en de componenten ervan (bijv.
aantal wielomwentelingen / rota‐
tiesnelheid, afremming, dwars‐
acceleratie)
● storingen en defecten in belang‐ rijke systeemcomponenten● reacties van de auto in bepaalderijsituaties (bijv. afgaan van
airbag, activering van stabiliteits‐
regeling)
● omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur)
Deze gegevens zijn uitsluitend tech‐
nisch en helpen bij het identificeren
en corrigeren van fouten en het opti‐
maliseren van boordfuncties.
Bewegingsprofielen die op afgelegde routes duiden, kunnen niet met deze
gegevens worden aangemaakt.
Als diensten worden gebruikt (bijv. reparaties, serviceprocessen, garan‐
tiegevallen, kwaliteitsborging)
kunnen medewerkers van het servi‐
cenetwerk (met inbegrip van de fabri‐ kant) deze technische informatie
lezen in de gebeurtenis- en foutgege‐
vensopslagmodules waarbij speciale
diagnostische apparaten worden
gebruikt. Raadpleeg desgewenst
deze werkplaatsen voor meer infor‐
matie. Na het corrigeren van een fout worden de gegevens gewist uit de
foutopslagmodule of worden ze cons‐
tant overschreven.
Page 259 of 263

257Bestuurdersondersteuningssys‐temen ...................................... 153
Beveiliging van de auto ................32
Binnenspiegels ............................. 36
Blindehoeksysteem ....................172
BlueInjection ............................... 143
Bolle vorm .................................... 35
Boordgereedschap .....................210
Boordinformatie .........................102
Brandstof .................................... 181
Brandstofkeuzeschakelaar ..........87
Brandstofmeter ............................ 87
Brandstof voor benzinemotoren 181
Brandstof voor dieselmotoren ...182
Brandstof voor LPG-aandrijving. 182
Buitenspiegels .............................. 35
Buitenspiegelverwarming ............36
Buitentemperatuur .......................78
Buitenverlichting .........................112
C Centrale vergrendeling ................24
Chassisnummer ......................... 233
Claxon ................................... 13, 76
Conformiteitsverklaring ...............246
Contactslotstanden ....................134
Controlelampjes...................... 86, 90
Controle over de auto ................134
Controles .................................... 191
Cruisecontrol ....................... 96, 153D
Dagrijlicht ................................... 114
Dagteller ...................................... 86
Dak ............................................... 40
Dakbelasting ................................. 72
Dakdrager .................................... 71
DEF ............................................ 143
Detectiesystemen .......................163
Diefstalalarmsysteem ..................32
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 196
Dieseluitlaatvloeistof ...................143
Dimlicht ......................................... 95
Dimlicht of groot licht ..................112
Driepuntsgordel ........................... 49
Driver Information Center .............96
E Eerste hulp ................................... 70
Elektrisch bediende ruiten ...........37
Elektrische aansluitingen .............79
Elektrische verstelling ..................35
Elektrisch systeem...................... 205
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 152
Elektronische rijprogramma's ....148
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..
.......................................... 93, 152Elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem uit 93
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............125
Elektronisch sleutelsysteem .........23
Erkenning van software ..............249
Event Data Recorders (EDR) .....254
F
Frontaal airbagsysteem ...............54
Frontaanrijdingswaarschuwing ...158
G Geavanceerde parkeerhulp ........166
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..253
Gereedschap ............................. 210
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................70
Gloeilamp vervangen ................197
Gordels ......................................... 48
Gordelverklikker ........................... 90
Gordijnairbagsysteem .................. 56
Groot licht ............................ 95, 113
Grootlichtassistent ........................95
H Halogeenkoplampen .................197
Handgeschakelde versnellingsbak ......................149
Page 260 of 263

258Handmatige dimfunctie ................36
Handmatige modus ...................147
Handrem ............................. 150, 151
Handschoenenkastje ...................64
Handzender ................................. 22
Head-updisplay........................... 101
Hellingrem ................................. 151
Hoofdsteunen .............................. 42
Hoofdsteunverstelling ....................8
Hulpverwarming.......................... 130
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 60
Inductief opladen ..........................80
Info-Display................................... 99
Inhouden ................................... 243
Inklapbare spiegels .....................35
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ......................... 119
Instrumentengroep ......................82
Instrumentenverlichting .............205
Interieurverlichting ..............118, 205
K Katalysator ................................. 143
Kentekenverlichting ...................205
Keuzehendel ............................. 146
Kilometerteller .............................. 86
Kindersloten ................................. 29
Kinderveiligheidssystemen ...........57Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ................121
Klok............................................... 79
Koelvloeistof .............................. 193
Koelvloeistof en antivries ............231
Koelvloeistoftemperatuur .............93
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...88
Koplampverstelling ....................114
L Laadsysteem ............................... 91
Lane Departure Warning ......93, 178
Led-koplampen ........................... 199
Leeslampen ............................... 118
Lekke band ................................. 218
Lichtschakelaar .......................... 112
Lichtsignaal ................................ 113
LPG ...................................... 87, 182
Luchtinlaat ................................. 132
Luchtroosters .............................. 130
M Meters........................................... 86
Mistachterlicht ...................... 95, 117
Mistlamp ...................................... 95
Mistlampen ................................ 199
Mistlampen voor ........................116
Motorgegevens .......................... 238
Motor-ID...................................... 234
Motorkap .................................... 191
Motorolie .................... 192, 231, 235Motoroliedruk ............................... 94
Motor starten ............................. 137
N Nieuwe auto inrijden ..................134
O Olie, motor .......................... 231, 235
OnStar ........................................ 107
Ontlaadbeveiliging accu ............120
Opbergruimte................................ 64
Opbergvakken .............................. 64
Opbergvak middenconsole ..........65
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Panoramadak .............................. 40
Panoramazichtsysteem ..............173
Parkeerhulp ............................... 163
Parkeerlichten ............................ 117
Parkeren .............................. 19, 141
Partikelfilter ................................. 142
Pech ........................................... 224
Peilsensor motorolie .....................89
Persoonlijke instellingen ............104
Portieren ....................................... 31
Portier open ................................. 96
Prestaties ................................... 240
Profieldiepte ............................... 213