OPEL CROSSLAND X 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: CROSSLAND X, Model: OPEL CROSSLAND X 2018Pages: 263, PDF Size: 7.69 MB
Page 81 of 263

Instrumenten en bedieningsorganen799Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-display 3 99 weergegeven.
Datum en tijd instellen, zie handlei‐
ding Infotainment.
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12V-aansluiting in de
middenconsole.
Er zit nog een elektrische aansluiting
in de console tussen de voorstoelen.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer het contact is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd.
De aansluiting wordt ook gedeacti‐
veerd wanneer de accuspanning laag
is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten die stroom leveren, zoals laadtoestellen
of accu's.
Stekkerdozen niet beschadigen door
het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 139.
USB-laadpoort
Er zitten een of twee USB-poorten in
de middenconsole. Beide USB-poor‐ ten zijn voorbereid voor het opladen
van apparaten.
Page 82 of 263

80Instrumenten en bedieningsorganenWanneer er twee USB-poorten
beschikbaar zijn, kunt u de bovenste
USB-poort gebruiken voor aansluiting van een telefoon voor telefoonprojec‐
tie.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
Inductief opladen9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.
9 Waarschuwing
Haal vóór het opladen van een
mobiele telefoon alle metalen
objecten van de oplader, aange‐ zien deze voorwerpen zeer heet
zouden kunnen worden.
Voor het opladen van een apparaat
moet het contact zijn ingeschakeld.
Status-led van de oplader (zie pijl): ● Brandt groen: - mobiele telefoon met onder‐
steuning van inductief opladen
herkend.
● Brandt geel: - metalen voorwerpen gedetec‐
teerd in het oplaadgebied.
Verwijder de voorwerpen om te
kunnen opladen.
- mobiele telefoon niet goed
geplaatst.
Met PMA of Qi compatibele mobiele
telefoons kunnen inductief worden
opgeladen.
Voor het opladen van een mobiele
telefoon is eventueel een slede met
een geïntegreerde spoel (zoals voor een Samsung 4 en 5) of een aanslui‐ ting (zoals voor sommige iPhone-
modellen) vereist.
Om in de oplader te kunnen passen
mag de mobiele telefoon niet breder zijn dan 8 cm en niet langer dan
15 cm.
Een eventueel hoesje van de mobiele telefoon kan het inductief opladen in
de weg staan.
Een mobiele telefoon opladen: 1. Haal alle voorwerpen van de opla‐
der.
2. Leg de mobiele telefoon met het display omhoog op de oplader.
3. Zorg ervoor dat de mobiele tele‐ foon in de rechter onderhoek van
het oplaadapparaat is geplaatst.
Page 83 of 263

Instrumenten en bedieningsorganen81Als de gele led gaat branden:1. Haal de mobiele telefoon van de oplader.
2. Draai de mobiele telefoon 180°. 3. Wacht nadat de led is gedoofd drie seconden en plaats de
mobiele telefoon weer op de opla‐ der.
4. Zorg ervoor dat de mobiele tele‐ foon in de rechter onderhoek van
het oplaadapparaat is geplaatst.
AanstekerDe aansteker zit achter de klep van
het opbergvak onder de klimaatrege‐
ling. Druk op de klep om deze te
openen.
Duw de aansteker in. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Trek de aanste‐
ker naar buiten.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
Een verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden geplaatst.
Page 84 of 263

82Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
Afhankelijk van de uitvoering zijn er
twee instrumentengroepen verkrijg‐ baar:
Page 85 of 263

Instrumenten en bedieningsorganen83Instrumentengroep Baselevel
Page 86 of 263

84Instrumenten en bedieningsorganenInstrumentengroep Midlevel
Page 87 of 263

Instrumenten en bedieningsorganen85OverzichtORichtingaanwijzer
3 90XGordelverklikker 3 90vAirbags en gordelspan‐
ners 3 91VAirbag deactiveren
3 91pLaadsysteem 3 91ZStoringsindicatielamp
3 92HLaat auto spoedig
nakijken 3 92STOPPENSchakel motor uit
3 92JSysteemcontrole 3 92RRem- en koppelingssys‐
teem 3 92uAntiblokkeersysteem
(ABS) 3 93RSchakelen 3 93)Lane Departure
Warning 3 93bElektronische stabili‐
teitsregeling en Traction
Control-systeem 3 93aElektronische stabili‐
teitsregeling en Traction
Control-systeem uit
3 93!Voorverwarmen 3 94%Roetfilter 3 94YAdBlue 3 94wSpanningsverliesde‐
tectie 3 94IMotoroliedruk 3 94
Peilsensor motorolie
3 89Y oTe laag brandstofpeil
3 95W oKoelvloeistoftempera‐
tuur te hoog 3 93DAutostop 3 958Buitenverlichting 3 959Dimlicht 3 95CGroot licht 3 95fGrootlichtassistent
3 95>Mistlamp 3 95øMistachterlicht 3 95
3 96LVerkeersbordherken‐
ning 3 96hPortier open 3 96
Page 88 of 263

86Instrumenten en bedieningsorganenSnelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.Kilometerteller
De totale geregistreerde afstand
wordt weergegeven in km.
Dagteller
De geregistreerde afstand sinds de
laatste nulstelling verschijnt op het
Driver Information Center.
De dagteller telt tot 9.999 km en
begint dan weer bij 0.
Druk 2 seconden lang op L om de
dagteller op nul te stellen.
Er zijn twee dagtellerpagina's te
kiezen in het menu dagteller-/
verbruiksinformation voor verschil‐
lende ritten 3 96.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 89 of 263

Instrumenten en bedieningsorganen87Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelampje o.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
aangegeven tankinhoud.
Brandstofkeuzeschakelaar
LPG-aandrijving
Als u op LPG drukt, wordt geschakeld
tussen benzine- en LPG-aandrijving
zodra de vereiste parameters (koel‐
vloeistoftemperatuur, gastempera‐
tuur en minimaal motortoerental) zijn
bereikt. Er wordt gewoonlijk aan de
vereisten voldaan na ongeveer
60 seconden (afhankelijk van de
buitentemperatuur) en de eerste keer
dat het gaspedaal stevig wordt inge‐
trapt. De status-led toont de actuele
bedrijfsmodus.
Led uit:benzine-aandrijvingLed
knippert:controleert op voorwaar‐
den voor overschakeling
op LPG-aandrijving.
Licht op als aan de voor‐
waarden voldaan is.Led aan:LPG-aandrijvingLed licht
vijfmaal
op en
dooft:LPG-tank is leeg of
storing in LPG-systeem.
Er verschijnt een bericht
op het Driver Information
Center.
Als de brandstoftank leeg is, start de
motor niet.
De geselecteerde brandstofmodus
wordt opgeslagen en bij de volgende
contactcyclus opnieuw geactiveerd als er aan de voorwaarden voldaan is.
Zodra de LPG-tank leeg is, wordt tot
aan het uitschakelen van het contact
automatisch op benzine overgescha‐
keld.
Bij het automatisch omschakelen van benzine-aandrijving op gas of omge‐
keerd werkt de motor wellicht even
niet.
Page 90 of 263

88Instrumenten en bedieningsorganenDe benzinetank om de zes maanden
leegrijden totdat controlelampje Y
oplicht en dan opnieuw tanken. Zo
blijft de brandstofkwaliteit op peil en
rijdt het systeem goed op benzine.
De auto regelmatig voltanken om corrosie in de tank tegen te gaan.
Storingen en oplossingen
Loop de volgende punten na als over‐ schakelen op gas niet mogelijk is:
● Is er voldoende LPG aanwezig?● Is er voldoende benzine om te starten?
Bij extreme temperaturen in combi‐
natie met een bepaalde gassamen‐
stelling duurt het wellicht langer voor‐
dat het systeem van benzine op gas
overschakelt.
In extreme situaties kan het systeem ook weer overschakelen op benzine
als niet aan de minimumvereisten is
voldaan. Als dat het geval is, kunt u
wellicht weer overschakelen naar
LPG-aandrijving.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-
systeem te handhaven.
LPG heeft een specifieke geur gekre‐
gen om eventuele lekken eenvoudig
te kunnen opsporen.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de onmid‐
dellijke omgeving ruikt, schakel
dan onmiddellijk naar benzinemo‐
dus. Niet roken. Geen open vlam‐ men of ontstekingsbronnen.
Start de motor niet als u gas blijft
ruiken. Oorzaak van de storing
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Volg in ondergrondse parkeergara‐
ges de aanwijzingen van de exploi‐
tant en lokale wetgeving op.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Brandstof voor LPG-aandrijving
3 182.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.