display OPEL GRANDLAND X 2018.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.75, Model line: GRANDLAND X, Model: OPEL GRANDLAND X 2018.75Pages: 283, PDF Size: 7.64 MB
Page 5 of 283
Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐ houd" en "Technische gegevens",
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen
bedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐ ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer we u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, advise‐
ren we uw Opel Service Partner.
Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐ zen. Ervaren, door Opel geschoolde
specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze handleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies. Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van eenmodelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt, kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In deze gebruikershandleiding worden linksgestuurde auto's
getoond. De bediening van
rechtsgestuurde auto's is verge‐ lijkbaar.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding
gehanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
Page 6 of 283
4Inleiding● Richtingaanduidingen in debeschrijvingen, zoals links,
rechts, voor of achter moeten
altijd met de blik in de rijrichting
worden gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot
verwondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan
raken. Het niet naleven van deze
richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Uw Opel-team
Page 13 of 283
Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......40
2 Buitenspiegels ......................38
3 Zijdelingse luchtroosters .....135
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht/
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 122
Omgevingsverlichting ......... 125
Parkeerlichten .....................123
Knoppen voor Driver
Information Center ..............102
5 Cruisecontrol ...................... 162
Snelheidsbegrenzer ............165
Verwarmd stuurwiel ..............81
6 Instrumenten ......................... 92
Driver Information Center .... 102
7 Knoppen voor Driver
Information Center ..............102
8 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 82
9 Aan/Uit-knop ....................... 140
10 Middelste luchtroosters ......13511Alarmknipperlichten ...........121
12 Info-Display ........................ 104
13 Status-led alarmsysteem .....36
14 Centrale vergrendeling .........24
15 Handschoenenkastje ...........70
16 Bedieningselementen
voor display ......................... 104
17 Klimaatregeling ...................127
18 USB-laadpoort .....................86
19 Elektrische aansluiting ..........86
20 Parkeerhulp /
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 181
Lane Departure Warning ...195
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 144
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 159
SPORT-modus .................... 161
21 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................154
Automatische
versnellingsbak ..................151
22 Elektrische parkeerrem .......15623Selective Ride Control ........160
24 Contactslot .......................... 139
25 Stuurwiel instellen ................81
26 Claxon .................................. 82
27 Opbergruimte ........................ 70
28 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 212
29 Lichtschakelaar ..................116
Koplampverstelling ............118
Mistlampen /
mistachterlichten ................122
Instrumentenverlichting ......123
Page 27 of 283
Sleutels, portieren en ruiten25Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld. Een voor‐
waarde is dat de instelling is geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3 107.
Werking van handzender
OntgrendelenO indrukken.
De ontgrendelmodus kan worden
ingesteld in het menu Persoonlijke instellingen op het Info-Display. U
kunt uit twee instellingen kiezen:
● Alle portieren, de bagageruimte en de tankvulklep worden met
één druk op O ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep worden met één
druk op O ontgrendeld. Om alle
portieren, de bagageruimte en de tankvulklep te ontgrendelen,
drukt u tweemaal op O.
Kies de relevante instelling in
Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 107.
Achterklep ontgrendelen
Druk langer op P om alleen de
achterklep te ontgrendelen.
Ontgrendelen en openen van de achterklep 3 31.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankvul‐
klep sluiten.
N indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐
knipperlichten. Een voorwaarde is dat de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 107 is geactiveerd.
Page 28 of 283
26Sleutels, portieren en ruitenWerking elektronisch
sleutelsysteem
De elektronische sleutel moet zich
binnen een bereik van ongeveer 1 m van het betreffende portier buiten de
auto bevinden.
Ontgrendelen
Steek een hand achter de portier‐
greep van een van de voorportieren
om de auto te ontgrendelen of druk op de achterklepknop.
Houd uw hand achter de portiergreep
of houd de achterklepknop ingedrukt
om de ruiten te openen.
De ontgrendelmodus kan worden
ingesteld in het menu Persoonlijke
instellingen op het Info-Display. U
kunt uit twee instellingen kiezen:
● Alleen het bestuurdersportier en de tankvulklep worden ontgren‐
deld wanneer u een hand achter
de bestuurdersportiergreep
steekt.
● U ontgrendelt alle portieren, de bagageruimte en de tankvulklep
door uw hand achter de greep
van het passagiersportier te
steken of door op de achterklep‐
knop te drukken.
● U ontgrendelt alleen de achter‐ klep door op de achterklepknop
te drukken.
Persoonlijke instellingen 3 107.
Vergrendelen
Page 34 of 283
32Sleutels, portieren en ruitennodig om de auto te ontgrendelen
om de achterklep te openen met de
knop op de elektronische sleutel,
met de achterklepknop of via de
handsfree bediening. Hiervoor moet
de elektronische sleutel zich wel
buiten de auto bevinden, binnen
ongeveer 1 m van de achterklep.
Laat de elektronische sleutel niet
achter in de bagageruimte.
Vergrendel de auto na het sluiten,
indien hij eerder werd ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 24.
Bediening met de elektronische
sleutelDruk langer op P om de achterklep
te openen of te sluiten.
Handsfree bediening met behulp van
de bewegingssensor onder de
achterbumper
Beweeg om de achterklep te openen
of te sluiten uw voet heen en weer
onder de achterklep, onder het
gedeelte onder het kenteken. De
sleutel moet zich binnen een afstand
van 1 m bevinden. Beweeg uw voet
niet te lang of te langzaam onder de
bumper. De elektronische sleutel
moet zich binnen een bereik van
ongeveer 1 meter van de achterklep
buiten de auto bevinden.
U kunt de handsfree bediening in- of
uitschakelen in het menu Instellingen,
I Voertuig op het Info-Display.
Info-Display 3 104.
Persoonlijke instellingen 3 107.9 Gevaar
Raak tijdens de handsfree bedie‐
ning geen auto-onderdelen onder
de auto aan. Er bestaat dan
gevaar voor verwonding vanwege
hete motoronderdelen.
Automatisch vergrendelen na hands‐
free bediening
Page 82 of 283
80Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................81
Stuurwielverstelling ...................81
Stuurbedieningsknoppen ...........81
Verwarmd stuurwiel ...................81
Claxon ....................................... 82
Wis- en wasinstallatie voorruit ...82
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 84
Buitentemperatuur .....................84
Klok ........................................... 85
Elektrische aansluitingen ...........86
Inductief opladen .......................88
Aansteker .................................. 88
Asbakken ................................... 89
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................89
Instrumentengroep ....................89
Snelheidsmeter ......................... 92
Kilometerteller ........................... 92
Dagteller .................................... 92
Toerenteller ............................... 92
Brandstofmeter .......................... 93
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 93Peilsensor motorolie..................93
Service-display .......................... 94
Controlelampen ......................... 95
Richtingaanwijzers ....................95
Gordelverklikker ........................95
Airbag en gordelspanners .........96
Airbag-deactivering ...................96
Laadsysteem ............................. 96
Storingsindicatielamp ................96
Service-indicatie ........................97
Schakel motor uit .......................97
Systeemcontrole ........................97
Rem- en koppelingssysteem .....97
Elektrische handrem ..................97
Elektrische parkeerrem defect ...98
Antiblokkeersysteem (ABS) .......98
Schakelen .................................. 98
Lane Departure Warning ...........98
Lane keep assist .......................98
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....99
Koelvloeistoftemperatuur ...........99
Voorverwarming ........................99
Uitlaatfilter ................................. 99
AdBlue ....................................... 99
Drukverliesdetectiesysteem ....100
Motoroliedruk ........................... 100
Te laag brandstofpeil ...............100
Autostop .................................. 100
Rijverlichting ............................ 101Dimlicht.................................... 101
Groot licht ................................ 101
Grootlichtassistentie ................101
LED-koplampen .......................101
Mistlampen voor ......................101
Mistachterlicht ......................... 101
Regensensor ........................... 101
Cruise control .......................... 101
Adaptieve cruise control ..........101
Voorligger gedetecteerd ..........101
Dodehoeksysteem ...................102
Actieve noodrem .....................102
Snelheidsbegrenzer ................102
Portier open ............................. 102
Displays ..................................... 102
Driver Information Center ........102
Info-Display ............................. 104
Boordinformatie ......................... 106
Geluidssignalen .......................106
Batterijspanning .......................107
Persoonlijke instellingen ............107
Telematicaservice ......................111
OnStar ..................................... 111
Page 87 of 283
Instrumenten en bedieningsorganen859Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden weergegevenop het Info-Display.
Info-Display 3 104.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om de menupagina te
openen.
Selecteer ˆ.
Kies Configuratie beeldscherm .
Kies Datum en tijd instellen .
Stel achtereenvolgens de juiste
datum en tijd in met de vierwegscha‐
kelaar. Bevestig met OK.
7'' Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
Selecteer Tijd en datum om het
desbetreffende submenu weer te geven.
Tijdformaat instellen
Selecteer de gewenste tijdnotatie door op 12 h of 24 h te tikken.
Datumformaat instellen
U selecteert de gewenste datumno‐
tatie door op Datumformaat instellen
te drukken en een van de beschik‐
bare opties te kiezen.
Automatisch
Selecteer Automatisch om aan te
geven of de datum en tijd automatisch
of handmatig worden ingesteld.
Selecteer Aan - RDS om de datum en
tijd automatisch in te stellen.
Selecteer Uit - Handbediend om de
datum en tijd handmatig in te stellen. Als Automatisch op Uit -
Handbediend wordt ingesteld, zijn de
submenu-opties Tijd instellen en
Datum instellen beschikbaar.
Tijd en datum instellen
Selecteer Tijd instellen of Datum
instellen om de tijd en datum in te
stellen.
Tik op + of - om de instellingen aan te
passen.
8'' Colour-Info-Display
Druk op SET en selecteer vervolgens
OPTIES .
Page 90 of 283
88Instrumenten en bedieningsorganenInductief opladen9Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.
9 Waarschuwing
Haal vóór het opladen van een
mobiele telefoon alle metalen
objecten van de oplader, aange‐ zien deze voorwerpen zeer heet
zouden kunnen worden.
Voor het opladen van een apparaat
moet het contact ingeschakeld zijn.
Een mobiele telefoon opladen: 1. Haal alle voorwerpen van de opla‐
der.
2. Leg de mobiele telefoon met het display omhoog op de oplader in
het opbergvak. Zet de mobiele
telefoon vast met de elastische
band.
Het led-lampje geeft de oplaadstatus aan: het licht groen op, wanneer de
mobiele telefoon wordt opgeladen.
Met PMA of Qi compatibele mobiele
telefoons kunnen inductief worden
opgeladen.
Voor het inductief opladen van
bepaalde mobiele telefoons is moge‐
lijk een slede met een geïntegreerde
spoel of een aansluiting vereist.
Een beschermkap voor de mobiele
telefoon kan het inductief opladen in
de weg staan.
Draai de mobiele telefoon als deze
niet goed oplaadt 180° en leg deze
weer op de oplader.
Aansteker
De aansteker zit achter het klepje.
Druk op het klepje om het te openen.
Page 96 of 283
94Instrumenten en bedieningsorganenEen meetfout wordt aangegeven via
een melding. Controleer het oliepeil
handmatig met de peilstok.
Service-display
Het servicesysteem geeft aan
wanneer verversing/vervanging van
de motorolie en het oliefilter vereist is of als de auto toe is aan een service‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden, kan het vereiste verver‐
sings-/vervangingsinterval van de
motorolie en het oliefilter aanzienlijk
variëren.
Service-informatie 3 248.
Het bericht voor geplande service
blijft bij inschakeling van het contact
7 seconden op het Driver Information
Center staan.
Als de komende 3000 km of meer
geen service vereist is verschijnt er
geen service-informatie op het
display.
Als er binnen 3000 km geplande
service moet worden verricht, blijft de resterende afstand of tijd meerdereseconden lang staan. Als geheugen‐
steuntje blijft het symbool < continu
branden.
Als de geplande service binnen
minder dan 1000 km vereist is, gaat
< eerst knipperen en vervolgens
continu branden. De resterende
afstand of tijd blijven meerdere
seconden lang staan.
Achterstallige service wordt aange‐
duid met een bericht op het Driver
Information Center dat de overschre‐
den afstand aangeeft. < knippert eerst
en blijft vervolgens continu branden
totdat de service is verricht.
Service-interval resetten
Na iedere servicebeurt moet de
service-indicator voor de beste
werking worden gereset. Het wordt
geadviseerd daarvoor de hulp van
een werkplaats in te roepen.
Doe het volgende, als u de service
zelf verricht:
● schakel het contact uit
● toets CHECK ingedrukt houden● schakel het contact in, de
afstandsaanduiding telt af
● laat de toets los, wanneer er =0
op het display staat
Het symbool < verdwijnt.
Service-informatie oproepen
U kunt op ieder gewenst moment
actuele service-informatie oproepen
door te drukken op CHECK. De
service-informatie blijft enkele secon‐
den op het display staan.
Service-informatie 3 248.