reservewiel OPEL GRANDLAND X 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: GRANDLAND X, Model: OPEL GRANDLAND X 2020Pages: 293, PDF Size: 21.79 MB
Page 76 of 293

74OpbergenVloerafdekking
bagageruimte
De afdekking laadruimte kan worden
opgetild en verwijderd. Til de plaat aan de lus omhoog en verwijder deze.
Til de bagageruimte-afdekking om
deze rechtop te houden op langs de
uittrekbare aanslagen.
Dubbele bagagevloerDe dubbele bagagevloer kan in twee
standen in de bagageruimte worden
geschoven:● onderste stand boven op de afdekking op de reservewielbak
● bovenste stand bevestigd aan de
handgreep op de achterste pane‐len
Page 77 of 293

Opbergen75
Druk op de handgreep om de baga‐
gevloer aan de handgreep op te tillen en te verwijderen.
In de bovenste stand kan de ruimte
tussen de bagagevloer en de afdek‐
king voor de reservewielbak als
opbergruimte dienen.
In deze stand, als de leuningen van
de achterbank naar voren zijn
geklapt, ontstaat er een bijna geheel
vlak bagagevak.
In de bovenste stand kan de dubbele bagagevloer een maximaal gewichtvan 100 kg dragen. In de onderste
stand kan de dubbele bagagevloer
een maximaal gewicht van 150 kg
dragen.
Sjorogen
De sjorogen dienen om voorwerpen
vast te zetten, bijv. met spanbanden
of een bagagenet.
Veiligheidsnet Het veiligheidsnet kan achter de
achterbank of, als de rugleuning van
de achterbank is neergeklapt, achter
de voorstoelen worden geplaatst.
Het is niet toegestaan om personen achter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Monteren
Achter de achterbank
● Boven de achterbank bevinden zich aan weerszijden in het
dakframe montageopeningen:
klik de stang aan een zijde vast in
de opening, druk de stang samen en klik hem vast aan de andere
zijde.
Page 178 of 293

176Rijden en bediening● De elektrische parkeerrem wordtingeschakeld.
● Het Traction Control of de elek‐ tronische stabiliteitsregeling is
gedeactiveerd of actief.
● De keuzehendel van de automa‐ tische versnellingsbak staat noch
in stand D noch in stand M.
● Er is een storing gedetecteerd in de elektronische stabiliteitsrege‐
ling of het radarsysteem.
Systeem uitschakelen Druk op C, de adaptieve cruisecon‐
trolmodus wordt gedeactiveerd en de
aanduiding voor adaptieve cruisecon‐
trol op het Driver Information Center
dooft.
Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer in te schakelen wordt de adaptieve cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Het uitschakelen van het contact wist
de opgeslagen snelheidsinstelling.Aandacht van de bestuurder
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol met beleid in bochten of opheuvelachtige wegen, het
systeem kan contact met de
voorligger verliezen en heeft tijd nodig om deze opnieuw te detec‐ teren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet in de regen, sneeuw ofmodder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐ gen.
● Gebruik het systeem niet wanneer u met het reservewiel
rijdt.Systeembeperkingen9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐ teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruisecontrol negeert tegenliggers.
● De adaptieve cruisecontrol houdt
voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● De adaptieve cruisecontrol houdt
alleen bij een lage snelheid reke‐ ning met gestopte voertuigen.
Page 186 of 293

184Rijden en bediening● bij een beperkt zicht door weers‐omstandigheden, zoals bij mist,regen of sneeuw
● bij nachtelijke ritten
● de sensor in de voorruit of de radarmodule achter de voorbum‐per is afgedekt door sneeuw, ijs,
sneeuwbrij, modder, vuil enz.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
Houd onderweg altijd uw aandacht bij
het verkeer en wees altijd paraat om
handelend op te treden door bij drei‐
gende botsingen op de rem te trap‐ pen en / of de auto weg te sturen.
In de volgende gevallen adviseren we u om het systeem te deactiveren inhet menu Persoonlijke instellingen:
● bij het trekken van een aanhan‐ ger of caravan
● bij het vervoer van lange voor‐ werpen op een imperiaal of
dakdrager
● wanneer de auto wordt gesleept met een draaiende motor● wanneer een reservewiel isgemonteerd dat kleiner is dan de
overige wielen
● alvorens een automatische wasstraat binnen te rijden met
een draaiende motor
● alvorens de auto op een rollen‐ bank te plaatsen in een werk‐
plaats
● als de voorruit beschadigd is in de buurt van de camera
● als de voorbumper beschadigd is
● als de remlichten niet werken
Storing
Als het systeem moet worden nage‐
keken, verschijnt er een bericht op het
Driver Information Center.
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 109.Voetgangersbescherming
vóór
Voetgangersbescherming vóór voor‐komt of vermindert mogelijk letsel
voetgangers bij een frontale aanrij‐
ding in een vooruitversnelling.
Het systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit en een radarmodule
achter de voorbumper van de auto om een voetganger direct vóór u tekunnen detecteren.
Voetgangersbescherming vóór kan in
een vooruitversnelling bij snelheden
tussen 5 km/h en 60 km/h voetgan‐
gers detecteren en ervoor waarschu‐
wen. Ook kan voetgangersbescher‐
ming vóór zorgen voor krachtiger
remmen of de auto automatisch doen afremmen.
Bij 's nachts rijden werkt het systeem
beperkt.
Page 204 of 293

202Rijden en bedieningEen waarschuwingsbericht op hetDriver Information Center en een
geluidssignaal waarschuwen u
wanneer er onmiddellijke actie van u vereist is.
Het systeem detecteert geen onbe‐
doeld verlaten van de rijstrook
wanneer de richtingaanwijzers
worden bediend en gedurende
20 seconden na uitschakeling van de
richtingaanwijzers.
Let op
Het systeem kan worden uitgescha‐ keld als het wegen waarneemt die te
smal, te breed of te kronkelig zijn.
Aan de volgende voorwaarden moet
zijn voldaan:
● de rijsnelheid moet tussen 65 km/h en 180 km/h liggen
● de bestuurder moet het stuurwiel
met beide handen vasthouden
● de verandering van rijrichting gaat niet vergezeld van knippe‐
rende richtingaanwijzers
● de elektronische stabiliteitsrege‐ ling is geactiveerd maar werkt opdat moment niet● de auto is niet aangesloten op een aanhanger of een elektrische
fietsdrager
● normaal rijgedrag (het systeem detecteert een sportieve rijstijl,
d.w.z. bediening van het rempe‐
daal of het gaspedaal)
● wegen met slechte rijstrookmar‐ keringen
● er is geen reservewiel gemon‐ teerd
● de bestuurder moet actief rijden tijdens de correctie
● de auto maakt geen scherpe bochtInschakelen
Als het systeem is geactiveerd,
brandt het led-lampje in de toets Ó
niet. Druk om een gedeactiveerd systeem te activeren op Ó.
Het systeem werkt bij snelheden tussen 65 km/h en 180 km/h, en als
er rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn. De bestuurder moet het stuurwiel met beide handen vasthouden. De
elektronische stabiliteitsregeling
moet zijn geactiveerd.
Bij het corrigeren van het traject knip‐
pert het controlelampje a geel.
Page 223 of 293

Verzorging van de auto221Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................222
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 222
Auto stallen .............................. 223
Verwerking van sloopauto .......224
Controle van de auto .................224
Werkzaamheden uitvoeren .....224
Motorkap ................................. 224
Motorolie .................................. 225
Koelvloeistof ............................ 226
Sproeiervloeistof ......................227
Remmen .................................. 227
Remvloeistof ............................ 227
Accu ........................................ 228
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 230
Wisserblad vervangen .............230
Gloeilamp vervangen .................231
Halogeenkoplampen ...............231
LED-koplampen .......................232
Mistlampen voor ......................233
Achterlichten ............................ 233
Zijrichtingaanwijzers ................236Kentekenverlichting .................236
Binnenverlichting .....................236
Elektrisch systeem .....................237
Zekeringen .............................. 237
Zekeringenkast in motorruimte 237
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................238
Boordgereedschap ....................240
Gereedschap ........................... 240
Velgen en banden .....................241
Winterbanden .......................... 241
Aanduidingen op banden ........242
Bandenspanning .....................242
Drukverliesdetectiesysteem ....243
Profieldiepte ............................ 244
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 245
Wieldoppen ............................. 245
Sneeuwkettingen .....................246
Bandenreparatieset .................246
Wiel verwisselen ......................249
Reservewiel ............................. 250
Starthulp gebruiken ...................254
Trekken ...................................... 256
Auto slepen ............................. 256
Andere auto slepen .................257
Verzorging van uiterlijk ..............258
Verzorging exterieur ................258Verzorging interieur .................260
Vloermatten ............................. 261
Page 242 of 293

240Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Binnenspiegel / elektrische
stuurbekrachtiging / Selective
Ride Control / radar / dieseluit‐
laatsysteem3Regelmodule aanhangerinrich‐
ting4Claxon5Voorruitsproeiers6Voorruitsproeiers7Elektrische aansluiting achterin10Portiervergrendeling / achter‐
klepvergrendeling11Portiervergrendeling / achter‐
klepvergrendeling12Stop/Start-systeem / diagnose-
aansluiting / remsysteem13Infotainment / klimaatregeling14Alarmsirene15Verwarming en ventilatie16Stop/Start-systeem / remsys‐
teem17InstrumentengroepNr.Stroomkring19Elektrische eenheid stuurkolom / stuurbedieningsknoppen21Diefstalalarmsysteem22Camera / regensensor / automa‐
tische verlichting23Gordelwaarschuwing24Automatische versnellingsbak /
geavanceerde parkeerhulp /
panoramazichtsysteem25Airbag26Elektronische stabiliteitsregeling27Alarm28BTA-module29Infotainment32Aansteker / stroomaansluiting
voor34Achterruitverwarming / voorruit‐
verwarming / inductief opladen35Lichtschakelaar / diagnose-
aansluiting36VerlichtingBoordgereedschap
Gereedschap
Auto's met reservewiel Open de vloerplaat van de bagage‐
ruimte 3 74.
Haal de afdekking van de gereed‐
schapskist.
De krik, het sleepoog, de stopblokken en de gereedschappen liggen in de
gereedschapskist.
Page 243 of 293

Verzorging van de auto241Auto's onder reservewiel
Het sleepoog en de stopblokken
liggen in een bak onder de vloerplaat in de bagageruimte.
Bandenreparatieset 3 246.
Auto's met audioluidsprekersysteem
Het sleepoog en de stopblokken
liggen in een bak onder de vloerplaat in de bagageruimte.
Bandenreparatieset 3 246.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage Roep de hulp in van een werkplaats.
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐
turen onder 7 °C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd te worden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Alle bandenmaten zijn toegestaan als winterbanden 3 277.
Page 244 of 293

242Verzorging van de autoAanduidingen op banden
Bijv. 225/55 R 18 98 V225:bandbreedte in mm55:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat18:velgdiameter in inch98:kengetal voor draagvermogen,
98 komt bijv. overeen met
750 kgV:kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/u
Kies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnel‐
heid van de auto afnemen.
Prestaties 3 274.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden
moeten zo worden gemonteerd dat
ze in de juiste richting draaien. De
juiste draairichting is herkenbaar aan
een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐ ningscontrolesysteem.
Bandenspanning 3 277.
Het informatie-etiket bandenspan‐
ning op het portierframe links
vermeldt de originele bandenmaat en de bijbehorende bandenspannings‐
waarden.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Page 246 of 293

244Verzorging van de autoControlelampje w 3 100.
Initialiseer het systeem na aanpas‐
sing van de bandenspanning om het
controlelampje te laten doven en het
systeem opnieuw in te schakelen.Voorzichtig
De spanningsverliesdetectie
waarschuwt alleen bij een te lage bandenspanning en is geen
vervanging voor regulier onder‐
houd van de banden door de
bestuurder.
Bij een systeemstoring verschijnt er
een bericht op het Driver Information
Center. Stel de juiste bandenspan‐
ning in en initialiseer het systeem
opnieuw. Neem contact op met een
werkplaats, als het storingsbericht
niet van het display verdwijnt. Het
systeem werkt niet, wanneer ABS of
ESC een storing vertoont of wanneer u een reservewiel gebruikt. Contro‐
leer na terugplaatsing van een stan‐
daardwiel de koude bandenspanning
en initialiseer het systeem.
Systeem initialiseren
Na aanpassing van de bandenspan‐
ning of het verwisselen van een
wielen moet u het systeem opnieuw
initialiseren zodat het de nieuwe afro‐ lomtrek kan inleren:
1. Zorg er altijd voor dat alle vier de banden de juiste bandenspanning
hebben 3 277.
2. Schakel de parkeerrem in.
3. Druk op w om de spanningsver‐
liesdetectie te resetten.
4. Na het resetten verschijnt een pop-upmelding.
Na initialisatie vindt tijdens het rijden
automatisch kalibratie plaats van de
nieuwe bandenspanningswaarden.
Na enige tijd rijden slaat het systeem
de nieuwe waarden op.
Controleer altijd de koude banden‐
spanning.
Het systeem moet opnieuw worden
geïnitialiseerd, wanneer:
● De bandenspanning is gewijzigd
● De belading is gewijzigd
● De wielen zijn verwisseld of vervangen
Het systeem waarschuwt niet meteen
bij een klapband of een snelle vorm
van spanningsverlies. Dit komt door‐ dat de vereiste berekeningen enige
tijd vergen.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.