airbag OPEL INSIGNIA 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2014Pages: 329, PDF Size: 8.89 MB
Page 8 of 329
6Kort en bondigKort en bondigBasisinformatieAuto ontgrendelen
Druk op de toets c om de portieren en
de bagageruimte te ontgrendelen.
Open de portieren door aan de hand‐
grepen te trekken. Om de achterklep
te openen, aan de toets onder de lijst van de achterklep trekken.
Wanneer u de toets x indrukt,
wordt alleen de bagageruimte ont‐
grendeld en geopend.
Handzender 3 22, centrale vergren‐
deling 3 24, elektronisch sleutelsys‐
teem 3 23, bagageruimte 3 30.
Stoelverstelling
Zitpositie
Aan handgreep trekken, stoel ver‐
schuiven, handgreep loslaten.
Stoelpositie 3 49, stoelverstelling
3 49.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
Page 10 of 329
8Kort en bondig
Elektrische stoelverstelling
Schakelaar 1 als volgt bedienen:
voor-/
achterwaarts=lengteverstel‐
lingomhoog/omlaag=hoogtever‐
stellingvooraan
omhoog/omlaag=hoekverstel‐
ling
Schakelaar 2 als volgt bedienen:
voor-/achterwaarts=rugleuning‐
verstellingHoofdsteunverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Hoofdsteunen 3 47.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in gor‐
delslot vastklikken. De veiligheidsgor‐ del mag niet gedraaid zitten en moet
strak tegen het lichaam aanliggen. De
rugleuningen mogen niet te ver naar
achteren hellen (maximaal ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 49, veiligheidsgor‐
dels 3 56, airbagsysteem 3 60.
Page 11 of 329
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
Verstel de hendel aan de onderkant
om verblinding te verminderen.
Binnenspiegel 3 40, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 41.
Buitenspiegels
Selecteer de gewenste buitenspiegel
door de knop naar de spiegel links (L) of de spiegel rechts (R) te draaien.
Stel daarna bij.
Bolle buitenspiegels 3 38, elektri‐
sche verstelling 3 38, inklapbare
buitenspiegels 3 38, verwarmde
buitenspiegels 3 40.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen. Stuurwiel uitsluitend bij
stilstaande auto en ontgrendeld
stuurslot verstellen.
Airbagsysteem 3 60, contactslot‐
standen 3 156.
Page 13 of 329
Kort en bondig11
1Elektrische ruitbediening .......41
2 Centrale vergrendeling .........24
3 Buitenspiegels ......................38
4 Lichtschakelaar ..................128
Koplampverstelling ............130
Mistlampen/
mistachterlichten ................135
Instrumentenverlichting ......136
5 Zijdelingse luchtroosters .....152
6 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dim-/
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie ................................... 134
Omgevingsverlichting ......... 138
Parkeerlichten .....................135
Knoppen voor Driver
Information Center ..............112
7 Cruise control .....................178
Snelheidsbegrenzer ............180
Adaptieve cruise control .....181
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 1898Instrumenten ...................... 100
Driver Information Center .... 112
9 Knoppen voor Driver
Information Center ..............112
10 Wis-/wasinstallatie
voorruit,
koplampsproeiers, wis-/
wasinstallatie achter ............. 88
11 Middelste luchtroosters ......152
12 Sport/Tour-modus ..............175
Traction Control-systeem ...173
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............174
Alarmknipperlichten ...........134
Parkeerhulp/
Geavanceerde
parkeerhulp ........................ 195
Lane Departure Warning ...210
13 Status-LED alarmsysteem ...35
14 Colour-Info-Display ............119
15 Handschoenenkastje ...........7016Controlelamp airbag
activeren/deactiveren .........106
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ....................104
17 Bedieningsorganen voor
Colour-Info-Display .............119
18 Cd-sleuf
19 Verwarming en ventilatie ....140
20 Elektrische handrem ...........171
21 Touchpad ............................ 119
22 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................169
Automatische
versnellingsbak ..................164
23 Asbak ................................... 94
24 Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 160
Knop brandstofkeuze‐
schakelaar ........................... 102
25 Contact-/Aan/Uit-
schakelaar ........................... 156
26 Claxon .................................. 87
27 Stuurwiel instellen ................86
Page 27 of 329
Sleutels, portieren en ruiten25
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren word geopend, worden deze
na korte tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.
Werking van afstandsbediening
Ontgrendelen
Toets c indrukken.
De ontgrendelingsmodus kan in het
menu Persoonlijke instellingen op het
Colour-Info-Display worden inge‐ steld. Deze kan als volgt worden ge‐
configureerd:
■ alle portieren, de bagageruimte en de tankklep worden met één druk
op de knop c ontgrendeld,
of
■ alleen het bestuurdersportier, de bagageruimte en de tankklep wor‐
den met één druk op de knop ont‐
grendeld c. Twee keer op toets c
drukken om alle portieren te ont‐
grendelen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 119.
Persoonlijke instellingen 3 124.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte afstandsbediening. Opge‐
slagen instellingen 3 24.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep sluiten.
Toets e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Page 49 of 329
Stoelen, veiligheidssystemen47Stoelen,
veiligheidssystemenHoofdsteunen .............................. 47
Voorstoelen .................................. 49
Achterbank ................................... 56 Veiligheidsgordels .......................56
Airbagsysteem ............................. 60
Kinderveiligheidssystemen ..........64Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun
moet op gelijke hoogte zijn als de bo‐
venzijde van het hoofd. Is dit bij zeer
lange personen niet mogelijk, dan de
hoofdsteun in de hoogste stand zet‐
ten (bij zeer kleine personen de
hoofdsteun juist in de laagste stand
zetten).
Instellen
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Ontgrendelingsknop indrukken,
hoogte instellen, vastklikken.
Page 51 of 329
Stoelen, veiligheidssystemen49Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
■ Uw zitvlak zo dicht mogelijk naar de
rugleuning schuiven. De afstand tot
de pedalen zo instellen dat uw be‐
nen bij het intrappen van de peda‐
len licht gebogen zijn. De passa‐ giersstoel voorin zover mogelijk
naar achteren schuiven.
■ Uw schouders zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. Stel
de hoek van de rugleuning zo in dat u het stuurwiel gemakkelijk met
licht gebogen armen kunt vastpak‐
ken. Bij het verdraaien van het
stuurwiel contact blijven houden
tussen schouders en rugleuning.
De rugleuning mag niet te ver ach‐
teroverhellen. De aanbevolen hel‐
lingshoek bedraagt maximaal
ca. 25°.
■ Stuurwiel instellen 3 86.
■ Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en alle
instrumenten goed kunt aflezen. Tussen hoofd en dakframe moet
minstens een handbreedte ruimte
zitten. Uw dijen dienen licht op de
zitting rusten, zonder druk uit te oe‐
fenen.
■ Hoofdsteun instellen 3 47.
■ Hoogte veiligheidsgordel instellen 3 58.■ De instelbare dijbeensteun zo in‐
stellen dat de afstand tussen de
rand van de zitting en de knieholte
ca. twee vingers breed is.
■ Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de wervel‐
kolom ondersteunt.
Stoelverstelling9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Page 57 of 329
Stoelen, veiligheidssystemen55
Colour-Info-Display 3 119.
Persoonlijke instellingen 3 124.
Beveiligingsfunctie
Als de bestuurdersstoel in de bewe‐
ging op weerstand stuit, kan het op‐
vragen stoppen. Houd de verstelknop
van de betreffende elektrisch verstel‐ bare stoel voor de geheugenoptie na
het verwijderen van de blokkering ge‐
durende twee seconden ingedrukt.
Probeer de geheugenstand weer op
te vragen. Raadpleeg een werkplaats als het opvragen niet werkt.
Overbelasting
Wordt de stoelverstelling elektrisch
overbelast, dan wordt de stroomvoor‐
ziening automatisch enige tijd onder‐
broken.
Let op
Na een ongeluk waarin de airbags
zijn geactiveerd, worden de opge‐
slagen instellingen van elke positiek‐
nop uitgeschakeld.Armsteun
Druk op de toets en klap de armsteun
omhoog. Onder de armsteun zit een
opbergruimte.
Randapparatuur, zie handleiding In‐
fotainmentsysteem.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, toets ß van de desbetreffende
stoel een of meerdere malen indruk‐
ken. De controlelamp in de toets geeft
de status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐ stelling wordt afgeraden voor perso‐
nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop-startsysteem 3 160.
Page 62 of 329
60Stoelen, veiligheidssystemen
Gebruik van de
veiligheidsgordel tijdens de
zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag mo‐
gelijk over het bekken lopen om
druk op de buik te voorkomen.
Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐ lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het afgaan worden de airbags bin‐
nen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐ merkt.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
kunnen de airbagsystemen op ex‐plosieve wijze in werking treden.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
bevindt zich de regelelektronica van
het airbagsysteem en de gordel‐
spanners. In dit gebied geen mag‐
netische voorwerpen plaatsen.
Afdekkingen van airbags niet be‐
plakken of met andere materialen
bedekken.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐ tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders ver‐
valt de typegoedkeuring van de
auto.
Bij het ontplooien van de airbags kun‐ nen de vrijkomende hete gassen
brandwonden veroorzaken.
Controlelamp v voor airbagsystemen
3 105.
Frontaal airbagsysteem Het frontairbagsysteem bestaan uit
een airbag in het stuurwiel en een air‐
bag in het instrumentenpaneel aan de passagierskant voorin. Deze zijn te
herkennen aan het opschrift AIRBAG.
Page 63 of 329
Stoelen, veiligheidssystemen61
Ook is er een waarschuwingsetiket
aan de zijkant van het instrumenten‐
bord, dat bij een geopend voorste
passagiersportier zichtbaar is, of op
de zonneklep van de passagier voor.
Het frontairbagsysteem treedt in wer‐
king bij een voldoende krachtige aan‐ rijding aan de voorzijde. Het contact
moet ingeschakeld zijn.De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het bovenlichaam en hoofd van de inzittenden voorin de auto
aanzienlijk afneemt.
9 Waarschuwing
Alleen bij een correcte zitpositie is
optimale bescherming mogelijk
3 49.
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Veiligheidsgordel correct omleg‐
gen en goed vastzetten. Alleen dan kan de airbag bescherming
bieden.
Zijdelings airbagsysteem
Het zijairbagsysteem bestaat uit een
airbag in elke voorste rugleuning en
in de rugleuningen van de buitenste zitplaatsen achterin. Ze zijn te her‐
kennen aan het opschrift AIRBAG.
Het zijairbagsysteem treedt in wer‐
king bij een voldoende krachtige zij‐
delingse aanrijding. Het contact moet
ingeschakeld zijn.