sensor OPEL INSIGNIA BREAK 2018 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2018Pages: 335, PDF Size: 9.3 MB
Page 94 of 335

92Instrumenten en bedieningsorganen
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.Regensensorfunctie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd in de
Persoonlijke instellingen.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig  op het Info-
Display.
Info-Display  3 122.
Persoonlijke instellingen  3 129.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof  3 252.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Achterruitwisser
Verdraai de buitenste dop om de
achterruitwisser in te schakelen:
OFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten. 
Page 114 of 335

112Instrumenten en bedieningsorganenAdBlue 3 175.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w  brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 tot 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk
I  brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten
van de motor.Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog
altijd.
De sleutel niet uitnemen voordat
de auto helemaal stilstaat, omdat
het stuurslot anders plotseling kan worden geactiveerd.
Controleer het oliepeil voordat u de
hulp van een werkplaats inroept
3  250.
Te laag brandstofpeil
Y  brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Tanken  3 240.
Katalysator  3 175.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3  254.
Startbeveiliging
d  knippert geel. 
Page 132 of 335

130Instrumenten en bedieningsorganeninstellingen en de automatische
aircomodus.
Autom. achterruitontwaseming :
De achterruitverwarming wordt
automatisch geactiveerd.
● Bots-/detectiesystemen
Waarschuwing frontale botsing :
De frontaanrijdingswaarschu‐ wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Automatische botsvoorberei‐
ding : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de auto in geval van dreigend aanrij‐
dingsgevaar. Het volgende kan
worden geselecteerd: het
systeem neemt de remregeling
over, waarschuwt alleen door
middel van geluidssignalen of
wordt volledig gedeactiveerd.
Botswaarschuwingssysteem :
Verandert de instellingen van de
frontaanrijdingswaarschuwing.
Voetgangersbescherming vóór :
Activeert of deactiveert en wijzigt de instellingen van de voetgan‐
gersbescherming voor.Waarschuwing verkeer achter :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwing kruisend verkeer
achter.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonparkeerhulp. Activering kan worden geselec‐
teerd met of zonder de aanhan‐
gerkoppeling bevestigd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐ ring om weg te rijden wanneer de adaptieve cruise control de auto
op zijn plaats houdt.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blinde‐
hoeksysteem.
● Comfort en gemak
Auto geheugen opvragen :
Verandert de instellingen voor
het oproepen van de opgeslagen instellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Bestuurdersstoel m.
gemakkelijke uitstap : Activeert of
deactiveert de uitstaphulp van de elektrische stoelverstelling.Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Bij achteruit kantelende spiegel :
Activeert of deactiveert de
parkeerhulp door de buitenspie‐
gels.
Automatisch inklappen spiegels :
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Wissers met regensensor : Acti‐
veert of deactiveert automatisch wissen met regensensor.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting. 
Page 134 of 335

132Instrumenten en bedieningsorganenIn de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Voertuig ● Klimaat- en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Automatisch verwarmde stoelen :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatisch ontwasemen :
Ondersteunt het ontvochtigen
van de voorruit door het automa‐ tisch selecteren van de vereiste
instellingen en de automatische
aircomodus.
Automatisch ontwasemen
achter : De achterruitverwarming
wordt automatisch geactiveerd.
● Bots- / detectiesystemen
Waarschuwing botsing voor : De
frontaanrijdingswaarschuwing
wordt geactiveerd of gedeacti‐
veerd.Automatische voorbereiding
botsing : Activeert of deactiveert
de automatische remwerking van
de auto in geval van dreigend
aanrijdingsgevaar. Het volgende
kan worden geselecteerd: het
systeem neemt de remregeling
over, waarschuwt alleen door
middel van geluidssignalen of
wordt volledig gedeactiveerd.
Botssysteem voor : Verandert de
instellingen van de frontaanrij‐
dingswaarschuwing.
Voetgangersbescherming vóór :
Activeert of deactiveert en wijzigt de instellingen van de voetgan‐
gersbescherming voor.
Verkeerswaarschuwing
achteruitrijden : Activeert of deac‐
tiveert de waarschuwing krui‐ send verkeer achter.
Parkeersensor : Activeert of
deactiveert de ultrasoonparkeer‐
hulp. Activering kan worden
geselecteerd met of zonder de
aanhangerkoppeling bevestigd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐ringsfunctie van de adaptieve
cruise control.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het blinde‐
hoeksysteem.
● Comfort en gemak
Automatisch oproepen
geheugen : Verandert de instellin‐
gen voor het oproepen van de
opgeslagen instellingen voor de
elektrische stoelverstelling.
Comfortuitstap bestuurdersstoel :
Activeert of deactiveert de uitsta‐ phulp van de elektrische stoel‐
verstelling.
Volume signaaltonen : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Spiegel kantelen in achteruit :
Activeert of deactiveert de
parkeerhulp door de buitenspie‐
gels.
Automatisch inklappen spiegel :
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.
Personalisatie door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen. 
Page 135 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen133Ruitenwisser met regensensor:
Activeert of deactiveert automa‐
tisch wissen met regensensor.
Automatisch ruitenwissen in
achteruit : Activeert of deactiveert
automatische inschakeling
achterruitwisser bij inschakelen
achteruitversnelling.
● Verlichting
Voertuig vinden met lichtsignaal :
Activeert of deactiveert de instap‐
verlichting.
Verlichting uit : Activeert of deac‐
tiveert en verandert de duur van de uitstapverlichting.
Verkeer links of rechts : Schakelt
om tussen verlichting voor links-
of rechtsrijdend verkeer.
Verstelbaar stadslicht : Verandert
de instellingen van de functies voor de led-koplampen.
● Deurvergrendeling
Open deur niet vergrendelen :
Activeert of deactiveert de
portiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.Automatisch deur vergrendelen :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische portiervergrendelings‐ functie na inschakelen van het
contact.
Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrendel‐
functie. Deze functie vertraagt
het werkelijke vergrendelen van de portieren tot alle portieren
gesloten zijn.
● Afstand vergr, ontgr, starten
Lichtsignaal ontgrendelen op
afstand : Activeert of deactiveert
het alarmknipperlichtsignaal bij
het ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Ontgrendelen op afstand : Veran‐
dert de configuratie om alleen het
bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Open deuren op afstand
vergrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de automatische herver‐grendeling na het ontgrendelen
zonder de auto te openen.
Afstandsbediening ramen : Acti‐
veert of deactiveert de werking van de elektrisch bediende ruiten
met de elektronische sleutel.
Passieve portierontgrendeling :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve vergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de passieve
vergrendelingsfunctie. Met deze functie wordt de auto na enkele
seconden automatisch vergren‐
deld als alle portieren zijn geslo‐
ten en een elektronische sleutel
uit de auto is verwijderd.
Waarsch. afstandsbed. nog in
auto : Activeert of deactiveert de
waarschuwingsgeluid wanneer
de elektronische sleutel in de
auto blijft. 
Page 142 of 335

140VerlichtingAchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dim-/grootlicht en de zijmarke‐
ringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het wissersysteem.
Dagrijlicht  3 143.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Led-koplampen  3 143.
Tunneldetectie Bij het inrijden van een tunnel worden
de koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
GrootlichtDuw tegen de hendel om van dimlicht
op grootlicht over te schakelen.
Trek aan de hendel om het grootlicht
uit te schakelen.
Grootlichtassistentie  3 143.
Grootlichtassistentie
Beschrijving voor versie met halo‐
geenkoplampen. Grootlichtassisten‐
tie met LED-koplampen  3 143.
Deze functie maakt dat het groot licht 's avonds en wanneer u sneller rijdt
dan 40 km/u als hoofdrijverlichting
kan worden gebruikt.
Het systeem schakelt automatisch naar dimlicht wanneer:
● Een sensor de lichten van voor- of tegenliggers detecteert.
● In stadsverkeer wordt gereden.
● De snelheid minder dan 20 km/u is.
● Het mistig is of sneeuwt.
● De mistlampen voor of achter zijn
ingeschakeld. 
Page 150 of 335

148VerlichtingHet mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker op het contact is aangesloten,
bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Ontsteking uitschakelen.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten
links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en de bijbehorende controlelamp van
de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐ len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting 
De helderheid van onderstaande
verlichting kan in de stand  AUTO
worden afgesteld wanneer de licht‐ sensor merkt dat het donker is, of in
de stand  8 of  9.
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Druk op en draai aan  A totdat de
gewenste helderheid is bereikt. 
Page 162 of 335

160KlimaatregelingAirconditioning A/C
Druk op Climate om naar het menu te
gaan en volg de tiptoets om de airco
A/C ON of A/C OFF in te schakelen.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie  n
Luchtrecirculatiemodus met  n
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op  n te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w  uitzetten.
Automatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐ kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur
te hoog is. 
Page 199 of 335

Rijden en bediening197
De adaptieve cruise control gebruikt
radar en camerasensoren voor de
detectie van voorliggers. Als er zich
geen voertuig voor u bevindt, zal de
adaptieve cruise control zich als een
conventionele cruise control gedra‐
gen.
De adaptieve cruise control is voor‐
namelijk bedoeld voor gebruik op
lange rechte wegen, zoals snelwegen of provinciale wegen met een regel‐
matige verkeersstroom. Het systeem
niet inschakelen als het aanhouden
van een constante snelheid onver‐
standig is.
Controlelamp  A 3  113,  C 3  113.
9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruise control dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto omdat rempedaal, gaspedaal en
de onderbrekingsschakelaar voor‐
rang hebben op de adaptieve
cruise control.
Inschakelen
De illustraties tonen verschillende
versies.
Druk op  C om adaptieve cruise
control in te schakelen.  C verschijnt
op het Driver Information Center.
Activeren door het instellen van
de snelheid
Adaptieve cruise control kan worden
geactiveerd bij snelheden van meer
dan 25 km/h bij auto's met automati‐
sche versnellingsbak of 30 km/h bij
auto's met handgeschakelde versnel‐
lingsbak. De maximale snelheid is
180 km/u.
Accelereer tot de gewenste snelheid en draai het stelwiel naar  SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. 
Page 202 of 335

200Rijden en bediening
De geselecteerde afstand tot voorlig‐
ger wordt aangegeven via de
afstandsbalken in de adaptieve cruise
control-pagina.
Let op: de instelling voor afstand tot
voorligger wordt gedeeld met de
gevoeligheid van het alarm van de
frontaanrijdingswaarschuwing
3  205.
Voorbeeld: Als stand 3 (ver) is gese‐
lecteerd, wordt de bestuurder sneller
gewaarschuwd vóór een mogelijke
aanrijding, ook als de adaptieve
cruise control niet geactiveerd of
ingeschakeld is.
9 Waarschuwing
De bestuurder neemt de volledige
verantwoordelijkheid voor het
aanhouden van de juiste volgaf‐
stand op basis van het verkeer,
het weer, het zicht en de plaatse‐
lijke regelgeving. Indien de situatie
zulks vereist, moet de afstand tot
voorligger worden aangepast of
het systeem worden uitgescha‐
keld.
Adaptieve cruise control in
sportmodus
Bij auto's met Flex Ride-rijmodi kan
de bestuurder bij adaptieve cruise control met de sportmodus iets krach‐
tiger optrekken. U kunt deze functie
uitschakelen in het visualisatiemenu Flex Ride  3 189
Detectie van voorligger
Het controlelampje voorligger gede‐
tecteerd  A verschijnt wanneer het
systeem een voorligger heeft gede‐
tecteerd. Afhankelijk van de rijsnel‐
heid ligt het bereik van de sensoren
tussen 25 en 150 meter.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3  205.
Als dit symbool niet verschijnt of
slechts korte tijd oplicht, zal de adap‐ tieve cruise control niet reageren op
voorliggers.