cruise control OPEL INSIGNIA BREAK 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2019Pages: 361, PDF Size: 9.67 MB
Page 129 of 361

Instrumenten en bedieningsorganen127Berichten op het Info-DisplaySommige belangrijke berichten
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Druk op de
multifunctionele knop om een bericht te bevestigen. Sommige berichten
verschijnen slechts enkele seconden
als pop-up.
Geluidssignalen Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts
één waarschuwingssignaal.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep
niet goed gesloten is.● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheidoverschrijdt.
● Wanneer de adaptieve cruise control automatisch uitschakelt.
● Wanneer de afstand tot de voor‐ ligger te klein is.
● Als u een voetganger vóór de auto te dicht nadert.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Centre.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het uitlaatfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
● Wanneer de trekhaak niet is vast‐
geklikt.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als een voorwaarde voor een Autostop niet is vervuld.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐ kers uit die niet nodig zijn voor een
veilige rit, bijv. de stoelverwar‐
ming, achterruitverwarming of
andere hoofdverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Page 131 of 361

Instrumenten en bedieningsorganen129Apps
Infotainmentsysteem 3 154
Voertuig ● Aanpassen sportmodus /
Aanpassen auto modus
Hiermee wijzigt u de instellingen
van de modi van het interactieve
rijsysteem 3 208.
● Klimaat en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Automatische stoelverwarming :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatische ontwaseming :
Maakt ontwaseming van de voor‐ ruit mogelijk door automatische
selectie van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Automatische achterruitverwar‐
ming : De achterruitverwarming
wordt automatisch geactiveerd.● Aanrijdingspreventie/detectie‐
systemen
Forward Collision System : Deac‐
tiveert het systeem compleet,
activeert alleen geluidssignalen
of geluidssignalen in combinatie met de automatische remwer‐
king.
Voetgangersdetectie voorzijde :
Activeert alleen geluidssignalen
of geluidssignalen in combinatie
met de automatische remwerking
of deactiveert het systeem
compleet.
Meldingen adaptieve
cruisecontrol : Activeert of deacti‐
veert het herinneringsbericht om
weg te rijden wanneer de adap‐
tieve cruise control de auto op
zijn plaats houdt.
Lane Change Alert : Activeert of
deactiveert het dodehoeksys‐
teem.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering
kan worden geselecteerd met of
zonder de aanhangerkoppeling
bevestigd.Rear Cross Traffic Alert : Acti‐
veert of deactiveert de waarschu‐
wing kruisend verkeer achter.
● Comfort en gebruiksgemak
Automatische geheugenoproep :
Verandert de instellingen voor
het oproepen van de opgeslagen
instellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Makkelijk uitstappen van de
bestuurder : Activeert of deacti‐
veert de uitstaphulp van de elek‐
trische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Spiegel kantelen bij achteruit :
Activeert of deactiveert de
parkeerhulp door de buitenspie‐
gels.
Automatisch inklappen spiegels :
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.
Personaliseren door bestuurder :
Activeert of deactiveert de functie
Page 185 of 361

Rijden en bediening183Rijden en bedieningRijtips......................................... 184
Controle over de auto ..............184
Sturen ...................................... 184
Starten en bediening .................184
Nieuwe auto inrijden ................184
Aan/Uit-knop ............................ 185
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 186
Motor starten ........................... 187
Uitrol-brandstofafsluiter ...........188
Stop/Start-systeem ..................188
Parkeren .................................. 190
Uitlaatgassen ............................. 192
Uitlaatfilter ............................... 192
Katalysator .............................. 193
AdBlue ..................................... 193
Automatische versnellingsbak ...196
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 201
Rijsystemen ............................... 201
All-wheel drive ......................... 201
Remmen .................................... 202
Antiblokkeersysteem ...............202
Handrem .................................. 203Remassistentie........................204
Hellingrem ............................... 204
Rijregelsystemen .......................205
Traction Control .......................205
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 206
Interactief rijsysteem ...............208
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 210
Cruise control .......................... 210
Snelheidsbegrenzer ................211
Adaptieve cruise control ..........213
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 223
Indicatie afstand tot voorligger 226
Actieve noodrem .....................227
Voetgangersbescherming voor ........................................ 231
Parkeerhulp ............................. 233
Blindehoeksysteem .................240
Waarschuwing wisselen van rijstrook ................................... 241
Panoramazichtsysteem ...........243
Achteruitkijkcamera .................245
Waarschuwing kruisend verkeer
achter ..................................... 247
Verkeersbordherkenning .........249
Lane keep assist .....................253Brandstof................................... 256
Brandstof voor benzinemotoren .....................256
Brandstof voor dieselmotoren . 257
Tanken .................................... 258
Trekhaak .................................... 261
Algemene informatie ...............261
Rijgedrag en aanhangertips ....261
Aanhanger trekken ..................261
Aanhangerstabilisatie ..............264
Page 201 of 361

Rijden en bediening199Door meerdere keren te trekken kunt
u versnellingen overslaan.
De ingeschakelde versnelling
verschijnt op de instrumentengroep.
Tijdelijke handgeschakelde modus in
rijstand D
Handmatig schakelen met de paddles
is ook mogelijk in de automatische
modus D. Na het handmatig schake‐
len schakelt de versnellingsbak na een bepaalde tijd over op de automa‐ tische modus D.
Doe een van de volgende om de
handgeschakelde modus te onder‐
breken en terug te gaan naar D:
● Druk 1 seconde op paddle +.
● Zet de keuzehendel naar links in de handgeschakelde modus en
terug naar de stand D.
Als de auto stilstaat en de motor stati‐
onair draait, blijft de transmissie in de tijdelijke handgeschakelde modus.
Het systeem schakelt over op de
automatisch modus wanneer het
gaspedaal gedurende een bepaalde
tijd wordt ingetrapt en er niet met de
stuurwielpaddles wordt geschakeld.Algemeen
Wordt bij een te lage snelheid een
hogere versnelling geselecteerd of
een lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
Hierdoor kan er een melding verschij‐ nen op het Driver Information Center.
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
opgeschakeld naar een hogere
versnelling zonder de kickdownfunc‐
tie te activeren.
Schakelindicatie
Het symbool R of S met een cijfer
ernaast verschijnt wanneer schake‐
len omwille van het brandstofverbruik wordt geadviseerd.
De schakelindicatie verschijnt alleen
in de handgeschakelde modus.
Elektronisch gestuurde
rijprogramma’s
● Bij een ingeschakelde SPORT- modus vindt het schakelen bij
hogere toerentallen plaats
(behalve wanneer cruisecontrol
is ingeschakeld). SPORT-modus
3 208.● Speciale programma's passen bij
klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.
● Bij sneeuw of ijs of een ander glad oppervlak, kan de bestuur‐
der handmatig de eerste, tweede of derde versnelling van de elek‐tronische transmissieregeling
kiezen alvorens weg te trekken.
Kickdown
Bij het intrappen van het gaspedaal
voorbij het kickdownpunt accelereert
de auto ook in de handgeschakelde
modus maximaal. De versnellingsbak
schakelt afhankelijk van het motor‐
toerental terug en schakelt bij een hoog motortoerental op.
Oververhittingsbeveiliging
Wanneer de transmissie oververhit
door hoge buitentemperaturen of een sportieve rijstijl, worden het koppel en
de maximale snelheid van de auto
tijdelijk beperkt.
Storing
Bij een storing verschijnt er boordin‐
formatie op het Driver Information
Center. Boordinformatie 3 126.
Page 206 of 361

204Rijden en bedieningDynamisch remmen onder het rijdenWanneer u onder het rijden aan de
schakelaar m blijft trekken, zal de
elektrische handrem de auto vertra‐
gen, maar niet tot stilstand brengen.
Zodra u de schakelaar m loslaat,
stopt het dynamisch remmen.
Automatisch inschakelen
Als de auto is uitgerust met automa‐
tische versnellingsbak en adaptieve
cruise control actief is, wordt de elek‐
trische handrem automatisch inge‐
schakeld wanneer de auto gedurende meer dan twee minuten door het
systeem wordt gestopt.
Na vertrek wordt de handrem auto‐
matisch uitgeschakeld.
Werkingstest
Wanneer de auto niet beweegt, kan
de elektrische handrem automatisch
worden ingeschakeld. Dit wordt
gedaan om het systeem te testen.Storing
De storingsmodus van de elektrische
handrem wordt aangeduid door
controlelamp j en een bericht op het
Driver Information Center. Boordin‐
formatie 3 126.
Trek de elektrische handrem aan:
houd de schakelaar m meer dan
vijf seconden uitgetrokken. Als
controlelamp m brandt, is de elektri‐
sche handrem aangetrokken.
Zet de elektrische handrem los: houd de schakelaar m langer dan
twee seconden ingedrukt. Als contro‐
lelamp m dooft, is de elektrische
handrem losgezet.
Controlelamp m knippert: elektrische
handrem is niet helemaal aangetrok‐
ken of losgezet. Knippert de lamp
continu, zet de elektrische handrem
dan los en probeer deze weer aan te
trekken.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal remt het systeem
automatisch met maximale kracht.Het werken van de remassistentie
blijkt mogelijk uit het pulseren van het
rempedaal en een grotere weerstand
bij het intrappen van het rempedaal.
Blijf het rempedaal voor het maken
van een noodstop gelijkmatig intrap‐
pen. Bij het loslaten van het rempe‐
daal neemt de maximale remkracht automatisch af.
Hellingrem
Het systeem helpt onbedoelde bewe‐
gingen voorkomen tijdens het wegrij‐
den op hellingen.
Wanneer u het rempedaal loslaat nadat u op een helling bent gestopt,
blijft de rem nog gedurende
twee seconden ingeschakeld. De
remmen lossen automatisch zodra de auto begint op te trekken. De helling‐
rem wordt niet geactiveerd in een van de volgende omstandigheden:
● er wordt een versnelling voorruit ingeschakeld op een aflopende
helling.
● er wordt een versnelling achteruit
ingeschakeld op een oplopende
helling.
Page 210 of 361

208Rijden en bedieningStoring
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het
Driver Information Center. Het
systeem buiten werking is.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Interactief rijsysteem FlexRide
Het FlexRide-systeem laat u uit drie rijmodi kiezen:
● SPORT -modus: druk op SPORT,
het ledje brandt.
● TOUR-modus: druk op TOUR,
het ledje brandt.
● AUTO- of Standard- / Normal- modus: SPORT of TOUR is niet
ingedrukt, er brandt geen ledje.
U deactiveert de SPORT- of TOUR-
modus door de bijbehorende toets
nogmaals in te drukken.In elke rijmodus past Flex Ride de
volgende elektronische systemen
aan:
● elektronische dempingsregeling● gaspedaalbediening
● elektronische stuurbekrachtiging
● automatische versnellingsbak
● adaptieve cruisecontrol
● aandrijving op alle wielen
● verbetering motorgeluid
● thema instrumentengroep
SPORT-modusDe instellingen van deze systemen
worden aangepast aan een sportie‐
vere rijstijl:
● De demping van de schokdem‐ pers wordt ingesteld op beter
rijgedrag en meer wendbaarheid.
● De motor reageert sneller op wijzigingen van het gaspedaal.
● De stuurbekrachtiging werkt sportiever.
● Schakelpunten automatische versnellingsbak geoptimaliseerd
voor sportief rijden.
● Adaptieve cruisecontrol wordt aangepast voor een sportievere
rijstijl.
● De aandrijving op alle wielen ondersteunt een actief sportieve
rijstijl.
● De verbetering motorgeluid versterkt het geluid van de motorin het interieur op een sportievemanier.
● Het thema van de groep veran‐ dert in sport.
Page 211 of 361

Rijden en bediening209TOUR-modus
De TOUR-modus stemt de systeem‐
instellingen af op een comfortabele
rijstijl.
● De demping van de schokdem‐ pers wordt afgestemd voor meer
rijcomfort.
● Sturen kost minder kracht.
● Adaptieve cruisecontrol wordt aangepast voor een meer
ontspannen rijstijl.
AUTO-modus
Alle versies behalve de GSi: Alle
systeeminstellingen zijn vooraf inge‐
steld op optimale standaardwaarden
voor dagelijkse ritten (standaardmo‐
dus). Dit is de volledig adaptieve
modus, waarbij systemen afhankelijk
van de rijstijl en de verkeerssituatie
worden afgestemd voor zowel
comfortabele als sportieve instellin‐
gen.
Normale modus
Alleen GSi-versies: Alle systeemin‐
stellingen zijn vooraf ingesteld op
optimale standaardwaarden voor
dagelijkse ritten (standaardmodus).
Deze modus houdt de standaard‐
waarden aan, onafhankelijk van de
rijstijl of verkeerssituatie.
Adaptieve regeling rijmodus
Binnen elke handmatig geselec‐
teerde rijmodus SPORT, TOUR of
AUTO detecteert en analyseert de
regeling rijmodus (DMC) continu de
rijsituatie en de rijstijl van de bestuur‐
der. Zo nodig past de DMC automa‐
tisch het dempen en sturen voor de
duur van de desbetreffende situatie
aan.
Als er bijvoorbeeld normale instellin‐
gen actief zijn in de AUTO-modus en
DMC een sportief rijgedrag detec‐teert, zet deze systemen automatisch over op sportieve instellingen tenzij
de bestuurder een sportieve vorm
van demping of besturing in de
Aanpassen Sportmodus deselec‐
teert.
Als er anderzijds comfortinstellingen
actief zijn in de TOUR-modus actief
terwijl u op een bochtige weg rijdt en
plotseling krachtig moet remmen, dan detecteert de DMC de dynamische
toestand van de auto en worden de
instellingen van de wielophanging
weer in de normale (standaard-)stand
gezet om de auto beter te stabilise‐
ren.
Wanneer het rijgedrag of de dynami‐
sche toestand van de auto weer als
voorheen worden, schakelt de over
op de instellingen die u oorspronkelijk
had geselecteerd.
Instellingen
De instellingen van rijmodi kunnen in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Info-Display worden gewijzigd 3 128.
Page 212 of 361

210Rijden en bedieningBestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder houdt de volledige controle over de auto en
aanvaardt de volledige verant‐
woordelijkheid bij het rijden.
Houd bij gebruik van bestuurders‐ ondersteuningssystemen altijd
rekening met de huidige verkeers‐
situatie en volg de geldende
verkeersregels op.
Cruise control
De cruise control kan snelheden
tussen ca. 30 km/u en de topsnelheid van de auto opslaan en aanhouden.
Tijdens het bergop- en bergafwaarts
rijden kan van de opgeslagen snelhe‐
den worden afgeweken.
Activeren in de eerste versnelling is
niet mogelijk.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Controlelamp m 3 113.
Inschakelen
Druk op m; de controlelamp m op de
instrumentengroep brandt wit.
Inschakelen
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. De controlelamp
m in de instrumentengroep brandt
groen. Op het Mid- en Uplevel-display
licht m groen op en wordt de inge‐
stelde snelheid aangegeven. U kunt
het gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
Page 213 of 361

Rijden en bediening211Snelheid verhogenHoud, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid
of draai het meermaals kort naar RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het
stelwiel naar SET/- te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine stappen af.
Uitschakelen
Druk op y; de controlelamp m op de
instrumentengroep brandt wit.
Op het Mid- of Uplevel-display wordt
m wit.
De cruise control wordt gedeacti‐ veerd, maar niet uitgeschakeld. De
laatst opgeslagen snelheid blijft in het geheugen voor het later hervatten
van de snelheid.Automatisch uitschakelen:
● De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
● De rijsnelheid met meer dan 25 km/u onder de ingestelde
snelheid daalt.
● Het rempedaal wordt bediend.
● Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
● De keuzehendel is in N.
● Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregelingis actief.
● Handrem is ingeschakeld.
● Als u tegelijkertijd op RES/+ drukt
en het rempedaal intrapt, wordt
de cruise control gedeactiveerd
en wordt de opgeslagen snelheid
gewist.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐
gen snelheid wordt nu overgenomen.Uitschakelen
Druk op m; controlelamp m in de
instrumentengroep dooft. De
opslagen snelheid wordt gewist.
Via L voor het activeren van de snel‐
heidsbegrenzer of het uitschakelen
van het contact wordt ook de cruise
control uitgeschakeld en wordt de
opgeslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De maximumsnelheid kan worden
ingesteld op snelheden hoger dan 25 km/u tot maximaal 200 km/h.
De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bij
het afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet op het
Driver Information Center weergege‐
ven.
Page 214 of 361

212Rijden en bedieningInschakelen
Druk op L, symbool L licht op het
Driver Information Center.
Als de cruise control eerder geacti‐ veerd was, wordt deze uitgeschakeld
als de snelheidsbegrenzer wordt
geactiveerd en de controlelamp m
dooft.
Ingestelde snelheidslimiet Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel kort naar SET/-:
de huidige snelheid wordt als snel‐
heidslimiet opgeslagen.
Op het Baselevel-display verschijnen L en de maximumsnelheid.
Op het Mid- en Uplevel-display wordt
L groen.
Snelheidslimiet wijzigen Als de snelheidsbegrenzer geacti‐
veerd is, draait of houdt u het stelwiel
kort naar RES/+ om te verhogen of
naar SET/- om de gewenste snel‐
heidslimiet te verlagen.
Snelheidslimiet overschrijden
Wanneer de maximumsnelheid wordt overschreden zonder dat de bestuur‐
der dit heeft gedaan, knippert de snel‐
heid in het Driver Information Center
en klinkt er een waarschuwingstoon.
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig in te trappen, tot bijna tegen de aanslag. In dit geval
klinkt er geen waarschuwingstoon.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Uitschakelen
Druk op y: snelheidsbegrenzer
wordt gedeactiveerd en de snelheid
van de auto is niet meer begrensd.
Op het Baselevel-display verschijnt
de opgeslagen maximumsnelheid
tussen haakjes.
Op het Mid- of Uplevel-display wordt
L wit.
Ook verschijnt een bijbehorend
bericht.
De snelheidsbegrenzer wordt
gedeactiveerd, maar niet uitgescha‐
keld. De laatst opgeslagen snelheid
blijft in het geheugen voor het later
hervatten van de snelheid.