display OPEL INSIGNIA BREAK 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2020Pages: 329, PDF Size: 9.37 MB
Page 127 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen125Rotatie aanpassenSelecteer Opties/% in het hoofd‐
menu van het Driver Information
Center. Selecteer de submenupagina
Head-Up Display . Druk op é op het
stuurwiel om het aanpassingsdia‐
loogvenster te openen. Druk op ä of
å om de weergave rechtsom of
linksom te draaien. Druk op è om het
aanpassingsdialoogvenster af te slui‐ ten.
Uitschakelen
Houd & omlaag om het head-updis‐
play uit te schakelen.
TaalU stelt de voorkeurstaal in het menuPersoonlijke instellingen in 3 127.
Eenheden
U wijzigt de eenheden in het instellin‐ genmenu van het Driver Information
Center 3 114.Verzorging van head-updisplay
Reinig zo nodig de binnenkant van devoorruit om deze te ontdoen van
eventueel vuil of laagjes waarvoor het
beeld van het head-updisplay moge‐
lijk minder scherp of helder wordt.
Reinig de lens van het head-updis‐
play op het instrumentenpaneel met
een zachte doek met daarop glasrei‐ niger. Wrijf de lens voorzichtig af en
droog deze.
Systeembeperkingen Het head-updisplay werkt mogelijk
niet goed wanneer:
● De lens op het instrumentenpa‐ neel wordt afgedekt door objec‐
ten of de voorruit en de lens niet
schoon zijn.
● Het display te veel gedimd of te helder is.
● Het beeld niet op de juiste hoogte
afgesteld is.
● De bestuurder een zonnebril met
gepolariseerde glazen draagt.Neem als het beeld van het head-
updisplay om andere redenen niet
juist is contact op met een werkplaats.
De voorruit is onderdeel van het
head-updisplay.
Vervanging van voorruit 3 41.
Page 128 of 329

126Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieMeldingen worden weergegeven op
het Driver Information Center, in
sommige gevallen samen met een
geluidssignaal.
Druk op Å om een bericht te beves‐
tigen.
Boord- en onderhoudsinformatie
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Berichten op het Info-Display
Sommige belangrijke gegevens
kunnen tevens op het Info-Display
worden weergegeven. Sommige
berichten verschijnen slechts enkele
seconden als pop-up.
Geluidssignalen
Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts één waarschuwingssignaal.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklepniet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.● Wanneer de adaptieve cruise control automatisch uitschakelt.
● Wanneer de afstand tot de voor‐ ligger te klein is.
● Als u een voetganger vóór de auto te dicht nadert.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Centre.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het uitlaatfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
● Wanneer de trekhaak niet is vast‐
geklikt.
Page 129 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen127Tijdens een Autostop● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als een voorwaarde voor een Autostop niet is vervuld.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-Display aan te passen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen.
Opgeslagen instellingen 3 25.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Multimedia Navi
Druk op ;, selecteer Instellingen en
vervolgens Auto op het aanraak‐
scherm.
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Auto ● Klimaat en luchtkwaliteit
Auto. max. ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Automatisch verwarmde stoelen :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatische ontwaseming :
Maakt ontwaseming van de voor‐
ruit mogelijk door automatische
Page 130 of 329

128Instrumenten en bedieningsorganenselectie van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐ dus.
Autom. achterruitontwaseming :
De achterruitverwarming wordt
automatisch geactiveerd.
● Bots-/detectiesystemen
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐
lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
Waarschuwing frontale botsing :
De frontaanrijdingswaarschu‐ wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Automatische botsvoorberei‐
ding : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de auto bij dreigend aanrijdingsge‐
vaar. Het volgende kan worden
geselecteerd: het systeem neemt
de remregeling over, waarschuwt alleen door middel van geluids‐
signalen of wordt volledig
gedeactiveerd.
Botswaarschuwingssysteem :
Activeert of deactiveert geluids‐ signalen of de automatischeremwerking bij dreigend aanrij‐
dingsgevaar.
Voetgangerdetectie voorzijde :
Activeert of deactiveert geluids‐
signalen of de automatische
remwerking van het voetgan‐
gersdetectiesysteem.
Waarschuwing verkeer achter :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwing kruisend verkeer
achter.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering kan worden geselecteerd met of
zonder de aanhangerkoppeling bevestigd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert het herinne‐
ringsbericht om weg te rijden
wanneer de adaptieve cruisecon‐
trol de auto op zijn plaats houdt.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het dode‐
hoeksysteem.
● Comfort en gemak
Auto geheugen opvragen :
Verandert de instellingen voor het oproepen van de opgeslageninstellingen voor de elektrische
stoelverstelling.
Bestuurdersstoel m.
gemakkelijke uitstap : Activeert of
deactiveert de uitstaphulp van de
elektrische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Bij achteruit kantelende spiegel :
Activeert of deactiveert de
parkeerhulp via de buitenspie‐
gels.
Automatisch inklappen spiegels :
Activeert of deactiveert het
inklappen van de buitenspiegels
via de handzender.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Wissers met regensensor : Acti‐
veert of deactiveert automatisch wissen met regensensor.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
Page 132 of 329

130Instrumenten en bedieningsorganen
Het menu Instellingen bevat de
volgende submenu's, die te selecte‐
ren zijn op de bovenste menubalk:
● Systeem
● Apps
● Voertuig
● Persoonlijk
Systeem
Om te wijzigen Tijd/datum, zie Klok
3 95.
Selecteer Taal (Language) om een
lijst met beschikbare talen te openen
voor het Info-Display en het Driver
Information Center. Kies de gewenste taal.
Apps
Zie de handleiding Infotainment.
Voertuig ● Aanpassen sportmodus /
Aanpassen auto modus
Hiermee wijzigt u de instellingen
van de modi van het interactieve
rijsysteem 3 183.
● Klimaat en luchtkwaliteit
Automatische ventilatorsnelheid :
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Automatische stoelverwarming :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatische ontwaseming :
Maakt ontwaseming van de voor‐ ruit mogelijk door automatische
selectie van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Automatische achterruitverwar‐
ming : De achterruitverwarming
wordt automatisch geactiveerd.● Aanrijdingspreventie/detectie‐
systemen
Forward Collision System : Deac‐
tiveert het systeem compleet,
activeert alleen geluidssignalen
of geluidssignalen in combinatie met de automatische remwer‐
king.
Voetgangersdetectie voorzijde :
Activeert alleen geluidssignalen
of geluidssignalen in combinatie met de automatische remwerking
of deactiveert het systeem
compleet.
Meldingen adaptieve
cruisecontrol : Activeert of deacti‐
veert het herinneringsbericht om
weg te rijden wanneer de adap‐
tieve cruisecontrol de auto op zijn
plaats houdt.
Lane Change Alert : Activeert of
deactiveert het dodehoeksys‐
teem.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering kan worden geselecteerd met of
zonder de aanhangerkoppeling
bevestigd.
Page 139 of 329

Verlichting137Lichtsignaal
Lichtsignaal activeren door de hendelnaar u toe te trekken.
Als u aan de hendel trekt, schakelt u
het grootlicht uit.
Led-koplampen 3 138.
Koplampverstelling Handmatige koplampverstelling
De koplampen zijn handmatig te
verstellen bij een auto met halogeen‐ koplampen. Led-koplampen zijn
voorzien van automatische verstel‐
ling.
Dynamische automatische koplamp‐ verstelling 3 138.
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: druk op en draai ? in
de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimteKoplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan de passagierskant.
Stel bij ritten in landen met linksrij‐
dend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Auto's met halogeenkoplampen
De koplampen moeten niet worden
afgesteld.
Auto's met led-koplampen
De koplampen zijn in het menu
Persoonlijke instellingen via het Info-
Display in te stellen voor verkeer dat
aan de andere kant van de weg rijdt.
Selecteer de relevante instelling in
Instellingen I Voertuig .
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Elke keer dat u het contact inschakelt, knippert f circa 4 seconden ter herin‐
nering.
Page 140 of 329

138VerlichtingVoor de deactivering volgt u dezelfde
procedure als hierboven. f knippert
niet wanneer de functie is gedeacti‐
veerd.
Controlelampje f 3 112.
Dagrijlicht
Het dagrijlicht maakt de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt bij daglicht automatisch
ingeschakeld wanneer de motor
draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en koplampen,
afhankelijk van het aanwezige licht.
Automatische verlichting 3 135.
LED-koplampen
Het led-koplampensysteem omvat
twee koplampen met verschillende
leds, waarmee verschillende verlich‐
tingsprogramma's aan te sturen zijn.
De lichtverdeling en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek en
de rijsituatie. De auto past de koplam‐pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtverdeling voor
de bestuurder.
Sommige functies van de led-koplam‐
pen kunnen vanuit het menu
Persoonlijke instellingen worden
gedeactiveerd en geactiveerd. Selec‐
teer de desbetreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Info-
Display.
Persoonlijke instellingen 3 127.
De volgende verlichtingsfuncties zijn
beschikbaar als de lichtschakelaar in
de stand AUTO of 9 staat:
Stadslicht
Automatisch geactiveerd bij snelhe‐
den tot ca. 50 km/u. De lichtbundel is
breed en ontworpen om verblinding
van andere weggebruikers tegen te
gaan.
Verlichting landelijke gebieden
Automatisch gedurende enige tijd
geactiveerd bij snelheden van meer
dan ca. 50 km/u. De verlichting van de
weg en de berm wordt verbeterd.
Tegemoetkomend verkeer en voorlig‐
gers worden niet verblind.
Bochtverlichting
Er gaan, afhankelijk van de stuurhoeken de snelheid, extra leds branden
die de verlichting van bochten verbe‐
teren. Deze functie wordt geactiveerd bij snelheden van 40 km/u tot 70 km/
u. Het grootlicht verhoogt de intensi‐
teit van de bochtverlichting.
Page 143 of 329

Verlichting141Het mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker op het contact is aangesloten,
bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Schakel het contact uit.
2. Richtingaanwijzerhendel volledig omhoog- (parkeerlichten rechts)
of omlaaghalen (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal
en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer het contact aanstaat en de auto in de achteruitversnelling staat.
Beslagen lampglazen De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt na korte tijd vanzelf, om dit
te versnellen de verlichting inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
De helderheid van onderstaande
verlichting kan in de stand AUTO
worden afgesteld wanneer de licht‐ sensor merkt dat het donker is, of in
de stand 8 of 9.
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Druk op en draai aan A tot de gewen‐
ste helderheid is bereikt.
Page 145 of 329

Verlichting143Afbeelding toont leeslampje achter.
Verlichting zonneklep Brandt wanneer u het klepje opent.Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole De spot in de binnenverlichting gaat
aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting
De volgende verlichting wordt korte
tijd ingeschakeld door de auto te
ontgrendelen met de handzender:
● dimlicht of groot licht
● bodemverlichting in beide buiten‐
spiegels
● kentekenplaatverlichting
● instrumentenverlichting
● binnenverlichting
Sommige functies werken alleen als
het buiten donker is om de auto
gemakkelijker te kunnen vinden.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra het contactslot wordt
ingeschakeld.
Wegrijden 3 17.Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐ ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 25.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Center
● portiervakverlichting
Uitstapverlichting De volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld bij uitschake‐
ling van het contact:
● binnenverlichting
● instrumentenverlichting
● bodemverlichting in beide buiten‐
spiegels
Page 146 of 329

144VerlichtingWorden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is.
Padverlichting De koplampen, achterlichten en
kentekenverlichting blijven een instel‐
bare tijd branden wanneer u de auto verlaat.
InschakelenHalogeenkoplampen
1. Schakel het contact uit.
2. Trek afhankelijk van de versie de contactsleutel eruit.
3. Open het bestuurdersportier.
4. Trek aan de richtingaanwijzerhen‐
del.
5. Sluit het bestuurdersportier.
Wordt het bestuurdersportier niet
gesloten, dan gaat de verlichting na
twee minuten uit.
De uitstapverlichting wordt meteen
uitgeschakeld als u de richtingaanwij‐
zerhendel naar u toe trekt, terwijl het
bestuurdersportier openstaat.Led-koplampen
De padverlichting wordt geactiveerd,
wanneer u na uitschakeling van het
contact het bestuurdersportier opent.
Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Selecteer de desbetreffende instel‐ ling in Instellingen , I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
U kunt de instellingen opslaan voor de gebruikte sleutel 3 25.
Ontlaadbeveiliging accu
Uitschakeling van de verlichtingOm te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl het contact is uitgescha‐
keld, wordt de binnenverlichting na
enige tijd automatisch uitgeschakeld.