traction control OPEL INSIGNIA BREAK 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2020Pages: 329, PDF Size: 9.37 MB
Page 13 of 329

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......41
2 Buitenspiegels ......................38
3 Centrale vergrendeling .........25
4 Zijdelingse luchtroosters .....154
5 Cruisecontrol ......................185
Snelheidsbegrenzer ............187
Adaptieve cruisecontrol ......188
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 197
6 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht/groot
licht, grootlichtassistentie ....140
Omgevingsverlichting ......... 143
Parkeerlichten .....................141
Knoppen voor Driver
Information Center ..............114
7 Instrumenten ...................... 103
Driver Information Center .... 114
8 Knoppen voor Driver
Information Center ..............114
9 Head-updisplay ...................12210Wis-/wasinstallatie
voorruit,
koplampsproeiers, wis-/
wasinstallatie achter ............. 92
11 Middelste luchtroosters ......154
12 Alarmknipperlichten ...........139
13 Info-Display ......................... 120
14 Status-led alarmsysteem .....35
15 Elektronische
stabiliteitsregeling ...............182
Traction Control-systeem ...181
16 Handschoenenkastje ...........75
17 Bedieningselementen
voor display ......................... 120
18 Verwarming en ventilatie ....145
19 Stroomaansluiting .................96
20 Bedieningsorganen
Flexride ............................... 183
Parkeerhulp /
geavanceerde parkeerhulp 207
Lane Keep Assist ...............227
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 16321 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................176
Automatische
versnellingsbak ..................171
22 Elektrische parkeerrem .......178
23 Aan/uit-schakelaar ..............159
24 Stuurwiel instellen ................91
25 Claxon .................................. 92
26 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 241
27 Zekeringenkast ..................262
28 Lichtschakelaar ..................134
Koplampverstelling ............137
Mistlampen /
mistachterlichten ................140
Instrumentenverlichting ......141
29 Bediening head-updisplay ..122
Page 92 of 329

90Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................91
Stuurwielverstelling ...................91
Stuurbedieningsknoppen ...........91
Verwarmd stuurwiel ...................91
Claxon ....................................... 92
Wis- en wasinstallatie voorruit ...92
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 94
Buitentemperatuur .....................95
Klok ........................................... 95
Elektrische aansluitingen ...........96
Inductief opladen .......................97
Asbakken ................................... 98
Waarschuwingslampen, meters en controlelampen .......................99
Instrumentengroep ....................99
Snelheidsmeter .......................103
Kilometerteller ......................... 104
Dagteller .................................. 104
Toerenteller ............................. 105
Brandstofmeter ........................105
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 105
Service-display ........................ 106Controlelampen .......................107
Richtingaanwijzers ..................107
Gordelverklikker ......................107
Airbag en gordelspanners .......108
Airbag-deactivering .................108
Laadsysteem ........................... 108
Storingsindicatielamp ..............109
Rem- en koppelingssysteem ...109
Elektrische handrem ................109
Elektrische handrem defect .....109
Antiblokkeersysteem (ABS) .....110
Schakelen ................................ 110
Afstand tot voorligger ..............110
Lane keep assist .....................110
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............110
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..110
Traction Control-systeem UIT . 111
Koelvloeistoftemperatuur .........111
Voorverwarming ......................111
AdBlue ..................................... 111
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 111
Motoroliedruk ........................... 111
Te laag brandstofpeil ...............112
Startbeveiliging ........................112
Rijverlichting ............................ 112
Groot licht ................................ 112
Grootlichtassistentie ................112Led-koplampen ........................112
Mistlampen voor ......................113
Mistachterlicht ......................... 113
Cruise control .......................... 113
Adaptieve cruise control ..........113
Voorligger gedetecteerd ..........113
Voetgangersdetectie ...............113
Snelheidsbegrenzer ................113
Verkeersbordherkenning .........114
Portier open ............................. 114
Displays ..................................... 114
Driver Information Center ........114
Info-Display ............................. 120
Head-updisplay .......................122
Boordinformatie ......................... 126
Geluidssignalen .......................126
Persoonlijke instellingen ............127
Telematicaservice ......................132
Noodoproep ............................. 132
Page 105 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen103OverzichtORichtingaanwijzers 3 107XGordelverklikker 3 107vAirbags en gordelspanners
3 108VAirbag deactiveren 3 108pLaadsysteem 3 108ZStoringsindicatielamp 3 109RRem- en koppelingssysteem
3 109mElektrische parkeerrem 3 109jStoring elektrische parkeerrem
3 109uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 110RSchakelen 3 110EAfstand tot voorligger 3 110aLane Keep Assist 3 110nElektronische stabiliteitsregeling
UIT 3 110bElektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem
3 110kTraction Control-systeem uit
3 111WKoelvloeistoftemperatuur
3 111!Voorverwarmen 3 111uAdBlue 3 111wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 111IMotoroliedruk 3 111YTe laag brandstofpeil 3 112dStartbeveiliging 3 1128Buitenverlichting 3 112CGroot licht 3 112fGrootlichtassistentie 3 112fLed-koplampen 3 112>Mistlampen voor 3 113rMistachterlicht 3 113mCruisecontrol 3 113CAdaptieve cruisecontrol 3 113AVoorligger gedetecteerd 3 1137Voetganger vóór gedetecteerd
3 113LSnelheidsbegrenzer 3 113LVerkeersbordherkenning 3 114hPortier open 3 114
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Page 112 of 329

110Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen. Parkeer niet op hellin‐
gen totdat de oorzaak van de
storing is verholpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 177.
Schakelen
R of S met het getal van een hogere
of lagere versnelling verschijnt
wanneer wordt aanbevolen om
vanwege de brandstofbesparing op of terug te schakelen.
Afstand tot voorligger
E geeft de gevoeligheidsinstelling
voor de frontaanrijdingswaarschu‐
wing weer, aan de hand van gevulde
afstandsbalken.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 197.
Lane keep assist
a brandt groen of geel, of knippert
geel.
Brandt groen Het systeem wordt ingeschakeld en isgebruiksklaar.Brandt geel
Het systeem nadert een waargeno‐
men rijstrookmarkering, zonder dat
de richtingaanwijzer naar die kant is
ingeschakeld.
Knippert geel Het systeem herkent dat de auto de
rijstrook grotendeels heeft verlaten.
Lane Keep Assist 3 227.
Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem is gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b brandt of knippert geel.
Page 113 of 329

Instrumenten en bedieningsorganen111BrandtEr zit een storing in het systeem.
Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 182.
Traction Control-systeem 3 181.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem is gedeactiveerd.
Koelvloeistoftemperatuur
W brandt rood.Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil meteen controleren
3 243.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Voorverwarming ! brandt geel.
Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld. Start de motor wanneer het
controlelampje dooft.
AdBlue
Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 168.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv. reservewiel). Na 60 tot 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Page 159 of 329

Rijden en bediening157Rijden en bedieningRijtips......................................... 158
Controle over de auto ..............158
Sturen ...................................... 158
Starten en bediening .................158
Nieuwe auto inrijden ................158
Contactslotstanden ..................158
Aan/Uit-knop ............................ 159
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 161
Motor starten ........................... 161
Uitrol-brandstofafsluiter ...........163
Stop/Start-systeem ..................163
Parkeren .................................. 166
Uitlaatgassen ............................. 167
Uitlaatfilter ............................... 167
Katalysator .............................. 168
AdBlue ..................................... 168
Automatische versnellingsbak ...171
Versnellingsbakdisplay ............171
Schakelen ................................ 172
Handmatige modus .................173
Elektronische rijprogramma's ..174
Storing ..................................... 175
Stroomonderbreking ................175Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 176
Rijsystemen ............................... 177
All-wheel drive ......................... 177
Remmen .................................... 177
Antiblokkeersysteem ...............177
Handrem .................................. 178
Remassistentie ........................180
Hellingrem ............................... 180
Rijregelsystemen .......................181
Traction Control .......................181
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 182
Interactief rijsysteem ...............183
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 185
Cruisecontrol ........................... 185
Snelheidsbegrenzer ................187
Adaptieve cruise control ..........188
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 197
Indicatie afstand tot voorligger 200
Actieve noodrem .....................201
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 205
Parkeerhulp ............................. 207
Blindehoeksysteem .................214
Waarschuwing wisselen van rijstrook ................................... 215Panoramazichtsysteem ...........217
Achteruitkijkcamera .................219
Waarschuwing kruisend verkeer achter ..................................... 221
Verkeersbordherkenning .........223
Lane keep assist .....................227
Brandstof ................................... 230
Brandstof voor benzinemotoren .....................230
Brandstof voor dieselmotoren . 231
Tanken .................................... 232
Trekhaak .................................... 235
Algemene informatie ...............235
Rijgedrag en aanhangertips ....235
Aanhanger trekken ..................235
Aanhangerstabilisatie ..............238
Page 183 of 329

Rijden en bediening181Rijregelsystemen
Traction Control
De Traction Control (TC) is een
onderdeel van de elektronische stabi‐ liteitsregeling (ESC).
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
TC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer TC werkt, knippert b.
9
Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 110.
Uitschakelen
U kunt de TC uitschakelen wanneer
de aangedreven wielen moet kunnen doorslaan: druk even op t.
De controlelamp k brandt.
Bij het deactiveren van TC verschijnt
er een statusbericht op het Driver
Information Center.
Wanneer TC wordt gedeactiveerd,
blijft de ESC actief maar met een
hogere regeldrempelwaarde.
U kunt de TC weer activeren door
nogmaals op t te drukken. Bij het
weer activeren van TC verschijnt er
een statusbericht op het Driver Infor‐
mation Center.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het
controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het
Driver Information Center. Het
systeem buiten werking is.
Page 184 of 329

182Rijden en bedieningOorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling (ESC)
De elektronische stabiliteitsregeling(ESC) verbetert indien nodig de rijsta‐
biliteit ongeacht de staat van het
wegdek of de grip van de banden.
Zodra de auto dreigt uit te breken(onderstuur / overstuur) wordt het
motorvermogen verminderd en
worden de wielen afzonderlijk afge‐
remd.
ESC werkt in combinatie met het
Traction Control-systeem (TC). Het
voorkomt dat de aangedreven wielen
doorslaan.
De koppelverdeling is een speciale
functie die het koppel over de aange‐ dreven wielen verdeelt voordat ESCingrijpt. Bij het nemen van bochten
worden de wielen in de binnenbocht
onafhankelijk afgeremd. Daarnaast
wordt het motorkoppel overgedragen
naar het aangedreven wiel in de
buitenbocht. Hierdoor vermindert deneiging tot onderstuur en is er meer
grip op de weg wanneer snel bochten
worden genomen.
ESC werkt na elke motorstart zodra
controlelampje b dooft.
Wanneer ESC werkt, knippert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelampje b 3 110.
Uitschakelen
U kunt ESC en TC deactiveren:
● houd t gedurende minimaal
vijf seconden ingedrukt: ESC en TC worden beide gedeactiveerd:
k en t lichten op en er verschij‐
nen statusberichten op het Driver
Information Center.
Page 185 of 329

Rijden en bediening183
●Druk alleen voor deactiveren van
het Traction Control-systeem
even op de toets t: TC werkt niet
maar ESC blijft werken, k licht
op. Bij het deactiveren van TC
verschijnt er een statusbericht op
het Driver Information Center.
U kunt de ESC weer activeren door nogmaals op de toets t te drukken.
Als het TC-systeem eerder uitge‐
schakeld was, worden zowel TC als
ESC opnieuw geactiveerd. k en t
doven wanneer TC en ESC opnieuw
worden geactiveerd.
De ESC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de
volgende keer weer inschakelt.
Storing
Bij een storing in het systeem licht het controlelampje b ononderbroken op
en verschijnt er een bericht in het Driver Information Center. Het
systeem buiten werking is.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Interactief rijsysteem
FlexRide Het FlexRide-systeem laat u uit drie
rijmodi kiezen:
● SPORT -modus: druk op SPORT,
het ledje brandt.
● TOUR-modus: druk op TOUR,
het ledje brandt.
● AUTO- of Standard- / Normal- modus: SPORT of TOUR is niet
ingedrukt, er brandt geen ledje.
U deactiveert de SPORT- of TOUR-
modus door de bijbehorende toets
nogmaals in te drukken.In elke rijmodus past Flex Ride de
volgende elektronische systemen
aan:
● elektronische dempingsregeling● gaspedaalbediening
● elektronische stuurbekrachtiging
● automatische versnellingsbak ● adaptieve cruisecontrol
● aandrijving op alle wielen
● verbetering motorgeluid
● thema instrumentengroep
SPORT-modus
Page 188 of 329

186Rijden en bedieningFunctie activeren
Accelereer tot de gewenste snelheid
en draai het stelwiel naar SET/-, de
huidige snelheid wordt opgeslagen
en vastgehouden. Het controlelampje
m in de instrumentengroep brandt
groen. Op het Mid- en Uplevel-display licht m groen op en wordt de inge‐
stelde snelheid aangegeven. U kunt
het gaspedaal loslaten.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
De cruisecontrol blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de cruisecontrol actief is, het stelwiel naar RES/+ gedraaid of
draai het meermaals kort naar
RES/+ : de snelheid loopt continu of in
kleine stappen op.
U kunt ook tot de gewenste snelheid
accelereren en deze opslaan door het stelwiel naar SET/- te draaien.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruisecontrol actief is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine
stappen af.
Functie deactiveren
Druk op y; het controlelampje m op
de instrumentengroep brandt wit.
Op het Mid- of Uplevel-display wordt
m wit.
De cruisecontrol wordt gedeacti‐ veerd, maar niet uitgeschakeld. Delaatst opgeslagen snelheid blijft in het geheugen voor het later hervatten
van de snelheid.Automatisch uitschakelen:
● De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
● De rijsnelheid met meer dan 25 km/u onder de ingesteldesnelheid daalt.
● Het rempedaal wordt bediend.
● Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
● De schakelhendel is in N.
● Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregelingis actief.
● Parkeerrem is ingeschakeld.
● Als u tegelijkertijd op RES/+ drukt
en het rempedaal intrapt, wordt
de cruisecontrol gedeactiveerd en wordt de opgeslagen snelheid gewist.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐
gen snelheid wordt nu overgenomen.