warning OPEL KARL 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: KARL, Model: OPEL KARL 2017Pages: 207, PDF Size: 5.31 MB
Page 13 of 207

Kort en bondig111Centrale vergrendeling .........21
Elektrische ruitbediening .......29
2 Buitenspiegels ......................27
3 Cruise control .....................124
Snelheidsbegrenzer ...........126
Verwarmd stuurwiel ..............59
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................... 94
Omgevingsverlichting ........... 96
Parkeerlichten ....................... 95
5 Zijdelingse luchtroosters .....105
6 Instrumenten ........................ 64
7 Driver Information Center ...... 75
8 Stuurbedieningsknoppen .....59
9 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
achterruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter .............. 60
10 Middelste luchtroosters ......105
11 Alarmknipperlichten .............93
12 Info-Display ........................... 80
13 Status-led diefstalalarm‐
systeem ................................ 2614 Infotainmentsysteem
15 Handschoenenkastje ...........51
16 Verwarming en ventilatie ......98
17 AUX-ingang, USB-ingang
18 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................115
Keuzehendel,
geautomatiseerde
versnellingsbak ...................116
19 Stoelverwarming ...................36
20 Handrem ............................. 120
21 Contactslot met stuurslot ...109
22 Claxon .................................. 60
Bestuurdersairbag ...............42
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 139
24 Stuurwiel instellen ................59
25 Zekeringhouder ..................154
26 Traction Control-systeem ...121
Stadsmodus ........................ 123
Stop/Start-systeem .............111
Brandstofkeuzeschakelaar ...65
Lane Departure Warning ...128Elektronische
stabiliteitsregeling ...............122
27 Lichtschakelaar ....................92
Koplampverstelling ............... 93
Mistlamp ................................ 94
Mistachterlicht ......................94
Helderheid van instrumen‐
tenverlichting ......................... 95
Page 60 of 207

58Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................59
Stuurwielverstelling ...................59
Stuurbedieningsknoppen ...........59
Verwarmd stuurwiel ...................59
Claxon ....................................... 60
Wis-/wasinstallatie voorruit ........60
Wis-/wasinstallatie achterruit .....61
Buitentemperatuur .....................61
Klok ........................................... 61
Elektrische aansluitingen ...........63
Aansteker .................................. 63
Asbakken ................................... 63
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................64
Instrumentengroep ....................64
Snelheidsmeter ......................... 64
Kilometerteller ........................... 64
Dagteller .................................... 64
Toerenteller ............................... 64
Brandstofmeter .......................... 65
Brandstofkeuzeschakelaar ........65
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 66
Service-display .......................... 66Controlelampjes........................67
Richtingaanwijzer ......................69
Gordelverklikker ........................70
Airbag en gordelspanners .........70
Airbag-deactivering ...................70
Laadsysteem ............................. 71
Storingsindicatielamp ................71
Service-indicatie ........................71
Rem- en koppelingssysteem .....71
Pedaal intrappen .......................71
Antiblokkeersysteem (ABS) .......72
Schakelen .................................. 72
Stuurbekrachtiging ....................72
Lane Departure Warning ...........72
Ultrasoonparkeerhulp ................72
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............72
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....73
Traction Control-systeem UIT ...73
Koelvloeistoftemperatuur ...........73
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 73
Motoroliedruk ............................. 73
Te laag brandstofpeil .................74
Startbeveiliging .......................... 74
Motorvermogen verminderd ......74
Rijverlichting .............................. 74
Grootlicht ................................... 74
Mistlamp .................................... 74Mistachterlicht........................... 74
Cruise control ............................ 75
Snelheidsbegrenzer ..................75
Motorkap open .......................... 75
Portier open ............................... 75
Informatiedisplays ........................75
Driver Information Center ..........75
Info-Display ............................... 80
Boordinformatie ........................... 82
Geluidssignalen .........................83
Batterijspanning .........................84
Persoonlijke instellingen ..............84
Telematicaservice ........................87
OnStar ....................................... 87
Page 71 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen69Controlelampjes in de
dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 69XGordelverklikker 3 70vAirbags en gordelspanners
3 70VAirbag deactiveren 3 70pLaadsysteem 3 71ZStoringsindicatielamp 3 71gLaat auto spoedig nakijken
3 71RRem- en koppelingssysteem
3 71-Pedaal intrappen 3 71uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 72[Opschakelen 3 72cStuurbekrachtiging 3 72)Lane Departure Warning
3 72rUltrasoonparkeerhulp 3 72aElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 72bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 73kTraction Control-systeem uit
3 73WKoelvloeistoftemperatuur
3 73wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 73IMotoroliedruk 3 73YTe laag brandstofpeil 3 74dStartbeveiliging 3 74#Beperkt motorvermogen
3 748Buitenverlichting 3 74CGrootlicht 3 74>Mistlamp 3 74rMistachterlicht 3 74mCruise control 3 75LSnelheidsbegrenzer 3 75/Motorkap open 3 75NPortier open 3 75
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Gloeilamp vervangen 3 145, zeke‐
ringen 3 151.
Page 74 of 207

72Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
Het koppelingspedaal moet worden
ingetrapt om de motor te starten 3 16,
3 110.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als het controlelampje na enkele
seconden niet dooft of als deze
tijdens de rit gaat branden, dan is er
sprake van een storing in het ABS-
systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS- regeling.
Antiblokkeersysteem 3 119.
Schakelen
[ met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt
aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐ systeem. De hulp van een werkplaats
inroepen.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden
gekalibreerd, systeemkalibratie
3 123.
Lane Departure Warning
) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel
Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Lane Departure Warning 3 128.Ultrasoonparkeerhulp
r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het
systeem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 127.
Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Page 84 of 207

82Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieBerichten worden voornamelijk weer‐
gegeven op het Driver Information
Center (DIC); in sommige gevallen
samen met een waarschuwingszoe‐
mer.
Druk op SET/CLR , MENU of draai
aan het stelwiel om een bericht te
bevestigen.
Boordinformatie op het Driver
Information Center
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT11Remmen versleten12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defectNr.Boordinformatie17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect35Vervang batterij in handzender36ESC bezig met initialiseren49Lane Departure Warning werkt
niet52Vervang distributieriem
Page 85 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen83Nr.Boordinformatie56Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras59Open en sluit ruit bestuurders‐
zijde60Open en sluit ruit voorpassa‐
gierszijde61Achterruit links openen en
sluiten62Achterruit rechts openen en
sluiten65Poging tot diefstal66Laat diefstalalarmsysteem
nakijken67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning77Service Lane Departure
Warning79Vul motorolie bijNr.Boordinformatie81Laat versnellingsbak nakijken/
versnellingsbak defect
Geautomatiseerde versnel‐
lingsbak 3 11782Vervang motorolie binnenkort84Motorvermogen beperkt89Onderhoud spoedig95Service airbag145Controleer sproeiervloeistofpeil151Trap de koppeling in om te
starten174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Boordinformatie op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
verschijnen ook op het
Colour-Info-Display. Sommige
berichten verschijnen slechts gedu‐
rende enkele seconden.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de prio‐
riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep
niet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer u een geprogram‐ meerde snelheid overschrijdt.
● Wanneer er een waarschuwings‐
bericht verschijnt op het Driver
Information Center of op het info‐ display.
● Wanneer de parkeerhulp een obstakel herkent.
Page 110 of 207

108Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 108
Controle over de auto ..............108
Sturen ...................................... 109
Starten en bediening .................109
Nieuwe auto inrijden ................109
Contactslotstanden ..................109
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 110
Motor starten ........................... 110
Uitrol-brandstofafsluiter ...........111
Stop/Start-systeem ..................111
Parkeren .................................. 114
Uitlaatgassen ............................. 115
Katalysator .............................. 115
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 115
Geautomatiseerde versnellings‐ bak ............................................. 116
Versnellingsbakdisplay ............116
Motor starten ........................... 116
Keuzehendel ........................... 117
Handgeschakelde modus ........118
Elektronische rijprogramma's ..119
Storing ..................................... 119Remmen.................................... 119
Antiblokkeersysteem ...............119
Handrem .................................. 120
Remassistentie ........................120
Hellingrem ............................... 120
Rijregelsystemen .......................121
Traction Control .......................121
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 122
Stadsmodus ............................ 123
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 124
Cruise control .......................... 124
Snelheidsbegrenzer ................126
Parkeerhulp ............................. 127
Lane Departure Warning .........128
Brandstof ................................... 130
Brandstof voor benzinemotoren .....................130
Brandstof voor rijden op LPG ..130
Tanken .................................... 132
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 136Rijtips
Controle over de autoNooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Als u op deze
manier rijdt, brengt u uzelf en anderen
in gevaar.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop-startsysteem 3 111.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Page 130 of 207

128Rijden en bedieningMelding
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der tegen mogelijk gevaarlijke obsta‐
kels achter de auto. De geluidssigna‐
len volgen elkaar sneller op naarmate de afstand tot dat obstakel afneemt.
Is de afstand kleiner dan ongeveer
40 cm, dan klinkt er een continu
geluid.
Uitschakelen
Het systeem schakelt automatisch uit wanneer de achteruitversnelling
wordt uitgeschakeld.
Het is mogelijk dat het systeem een
obstakel niet detecteert wanneer de
auto sneller rijdt dan10 km/u.
Storing
In geval van een storing in het
systeem brandt controlelampje r
op de instrumentengroep 3 72.
Mocht het systeem bovendien tijdelijk
niet werken wegens sneeuw op de
sensoren, gaat r branden.Algemene opmerkingen over
parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning-
systeem houdt via een frontcamera
de belijning in het oog van de rijstrook waarin u rijdt. Het systeem detecteertveranderingen van rijstrook en waar‐
schuwt u met visuele en akoestische
signalen wanneer u onbedoeld van
rijstrook verandert.
Page 131 of 207

Rijden en bediening129De criteria voor een onbedoelde
verandering van rijstrook zijn:
● Geen bediening van de richting‐ aanwijzers.
● Geen bediening van het rempe‐ daal.
● Geen bediening van het gaspe‐ daal of snelheidsverhoging.
● Geen actieve stuurbeweging.
Wanneer de bestuurder deze hande‐
lingen verricht, waarschuwt het
systeem niet.
InschakelenU activeert het Lane Departure
Warning-systeem door ) in te druk‐
ken. De brandende led in de knop
geeft aan dat het systeem is inge‐
schakeld. Wanneer controle‐
lampje ) in de instrumentengroep
groen brandt, is het systeem klaar
voor gebruik.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den hoger dan 56 km/u en wanneer
wegbelijning aanwezig is.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde verandering van rijstrook
detecteert, wordt controlelampje )
geel en knippert dit. Tegelijkertijd
hoort u een geluidssignaal.
Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd
door ) in te drukken; de led in de toets
gaat uit.
Bij snelheden lager dan 56 km/u
werkt het systeem niet.
Storing
Het Lane Departure Warning-
systeem werkt mogelijkerwijs niet
goed wanneer:
● De voorruit niet schoon is.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.
Het systeem kan niet werken als het
geen rijstrookmarkering waarneemt.
Page 204 of 207

202KKatalysator ................................. 115
Kentekenverlichting ...................150
Keuzehendel ............................. 117
Kilometerteller .............................. 64
Kindersloten ................................. 23
Kinderveiligheids-systemen ..........45
Klimaatregeling ............................ 15
Klimaatregelsystemen ..................98
Klok .............................................. 61
Koelvloeistof .............................. 141
Koelvloeistof en antivries ............178
Koelvloeistoftemperatuur .............73
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...66
Koplampinstelling in het buitenland ................................ 93
Koplampverstelling ......................93
L Laadsysteem ............................... 71
Lane Departure Warning ......72, 128
Leeslampen ................................. 96
Lekke band ................................. 167
Lichtschakelaar ............................ 92 Lichtsignaal .................................. 92
Luchtinlaat ................................. 106
Luchtroosters .............................. 105
M
Meters........................................... 64
Mistachterlicht ........................ 74, 94Mistlamp ...................................... 74
Mistlampen ................................ 147
Mistlampen voor .......................... 94
Motorgegevens .......................... 186
Motor-ID...................................... 182
Motorkap .................................... 139
Motorkap open.............................. 75
Motorolie .................... 140, 178, 183
Motoroliedruk ............................... 73
Motor starten ..................... 110, 116
Motorvermogen verminderd .........74
N Nieuwe auto inrijden ..................109
O Obstakeldetectiesystemen .........127
Olie, motor .......................... 178, 183
OnStar .......................................... 87
Ontlaadbeveiliging accu ..............97
Opbergruimte................................ 51
Opbergvakken .............................. 51
Opbergvak middenconsole ..........52
Opgeslagen instellingen ...............21
Overzicht instrumentenpaneel .....10
P Parkeerhulp ............................... 127
Parkeerlichten .............................. 95
Parkeren .............................. 18, 114
Park pilot met ultrasoonsensoren 127Pech........................................... 173
Pedaal intrappen .......................... 71
Persoonlijke instellingen ..............84
Pollenfilter .................................. 106
Portieren ....................................... 24
Portier open ................................. 75
Prestaties ................................... 187
Profieldiepte ............................... 162
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 199
Regelbare instrumentenverlichting .............95
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 198
Remassistentie .......................... 120
Rem- en koppelingssysteem .......71
Rem- en koppelingsvloeistof ......178
Remmen ............................ 119, 142
Remvloeistof .............................. 142
Reparatie ongevalschade ...........194
Reservewiel ............................... 169
Richtingaanwijzer ........................69
Richtingaanwijzers ....................... 94
Richtingaanwijzers vooraan ......148
Ruiten ........................................... 29
Rijregelsystemen ........................121
Rijverlichting .................... 12, 74, 92