OPEL KARL 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: KARL, Model: OPEL KARL 2018.5Pages: 207, PDF Size: 5.57 MB
Page 151 of 207

Verzorging van de auto149
2. Draai de lamp linksom uit delamphouder.
3. Vervang de lamp.
4. Draai de lamphouder rechtsom in de reflector vast.
AchterlichtenAchterlicht, remlicht, richtingaanwij‐
zer, achteruitrijlicht en mistachterlicht
1. Draai beide schroeven los.
2. Achterlicht-unit verwijderen. De kabelgeleider moet op zijn plaats
blijven zitten.
3. achterlicht/remlicht 1
richtingaanwijzer 2
achterlicht 3
achteruitrijlicht (passagierszijde) / mistachterlicht (bestuurderszijde)
4 .
Page 152 of 207

150Verzorging van de auto
4. Lamphouder linksom draaien.
5. Lamphouder verwijderen. Gloei‐lamp iets in lamphouder duwen,
linksom draaien, verwijderen en
nieuwe gloeilamp plaatsen.
6. Steek de lamphouder in de achterlicht-unit en schroef deze
vast.
Stekker aansluiten. Achterlicht-
unit in carrosserie aanbrengen en
boutjes vastdraaien. Afdekkingen sluiten en vastklikken.
7. Schakel de ontsteking in en kijk of
alle lampen werken.
Zijrichtingaanwijzers Demonteer voor het vervangen van
de gloeilamp de lampbehuizing:
1. Schuif de lamp naar voren en verwijder ze met de achterkant uit
het spatbord voor.
2. Draai de lamphouder linksom uit de behuizing.
3. Trek de lamp uit de lamphouderen vervang deze.
Page 153 of 207

Verzorging van de auto1514. Breng de lamphouder aan endraai deze rechtsom.
5. Steek de voorkant in het spatbord
voor, schuif naar voren en steekde achterkant erin.
Derde remlicht
Leds door een werkplaats laten
vervangen.
Kentekenverlichting
1. Draai beide schroeven los.
2. Lamphuis naar beneden toe verwijderen, hierbij niet aan de
kabel trekken.
Lamphouder linksom losdraaien.
3. Verwijder de lamp uit de lamphou‐
der en vervang hem.
4. Plaats de lamphouder in het lamp‐
huis en draai hem rechtsom.
5. Lamphouder aanbrengen en met een schroevendraaier vast‐
draaien.
Binnenverlichting
Interieurverlichting, leeslampjes 1. Wrik de kant tegenover de licht‐ schakelaar met een platte schroe‐
vendraaier los om deze te verwij‐
deren (maak geen krassen).
2. Verwijder de gloeilamp.
3. Vervang de gloeilamp.
4. Plaats de lampeenheid terug.
Bagageruimteverlichting
1. Lampelement met schroeven‐ draaier loswerken.
Page 154 of 207

152Verzorging van de auto
2. Lamp verwijderen.
3. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lampelement aanbrengen.
Instrumentenverlichting Laat de gloeilampen vervangen in
een werkplaats.
Elektrisch systeem
Zekeringen Controleren of het opschrift op de
vervangende zekering overeenkomt
met dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
● Linksvoor in de motorruimte.
● Achter een deksel in het instru‐ mentenpaneel aan de bestuur‐
derskant.
Alvorens een zekering te vervangen, de desbetreffende schakelaar en het
contact uitschakelen.Er zitten verschillende soorten zeke‐
ringen in de auto. Bepaalde typen
zekeringen in de auto kunnen afwij‐
ken van die in de afbeeldingen.
Afhankelijk van het type zekering is
een doorgebrande zekering herken‐
baar aan de gesmolten draad. Zeke‐
ring pas vervangen wanneer de
oorzaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Page 155 of 207

Verzorging van de auto153ZekeringtrekkerIn de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐
ker.
Zekeringtrekker van bovenaf op de
verschillende typen zekering zetten
en zekering lostrekken.
Zekeringenkast in
motorruimte
De zekeringenkast zit linksvoor in de
motorruimte.
Maak het deksel los, til het op en
verwijder het.
Page 156 of 207

154Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Achterklep2Sensor uitgaand toerental trans‐missie3Verwarmbare achterruit4Verwarmbare buitenspiegel5Zonnedak6Transmissieregelmodule7Motorregelmodule8–9ABS10Carrosserieregelmodule, span‐
ning11Achteruitkijkcamera12–13–14Motorregelmodule/transmissie‐
regelmodule15Verstuiversysteem/startmotor16Brandstofpomp17Motorregelmodule118Motorregelmodule2Nr.Stroomkring19Verstuiversysteem/ontsteking20Airconditioning21Accusensor22Elektrisch stuurslot23Koelventilator laag24–25Schakelaar buitenspiegel26Motorregelmodule/geautomati‐
seerde versnellingsbakmodule27Brandstofsysteem28–29Stoelbezettingsherkenning30Koplampverstelling31Claxon32Mistlamp33Grootlicht links34Grootlicht rechts35–36Achterruitenwisser37Bochtverlichting links
Page 157 of 207

Verzorging van de auto155Nr.Stroomkring38Ruitensproeier39Bochtverlichting rechts40–41–42Startmotor 243Instrumentenpaneel44Geautomatiseerde versnel‐
lingsbak, DC-DC-omvormer45Startmotor 146ABS47Koelventilator hoog48Ruitenwisser voor49Carrosserieregelmodule/
vertraagde uitschakeling stroom
Klik na het vervangen van doorge‐
brande zekeringen het deksel van het
zekeringenkastje weer vast.
Wanneer u het deksel van het zeke‐
ringenkastje niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
De zekeringenkast zit achter een
deksel in het instrumentenpaneel aan de bestuurderskant.
Druk de borglippen in, klap het deksel
naar beneden en verwijder deze om
het opbergvak te openen.
Page 158 of 207

156Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Onstar2Airconditioning3Instrumentengroep4Transmissieregelmodule5Infotainment6–7Parkeerhulp achter8Datalinkverbinding9Elektrisch stuurslot10Detectie- en diagnosemodule11Gelijkstroomtransformator12–13–14Lineaire stroommodule15Centrale vergrendeling/ontste‐
kingssysteem16Ontstekingssysteem17–18Instrumentengroep19–Nr.Stroomkring20Koplampverstelling21Elektrisch bediende ruiten, voor22Elektrisch bediende ruiten,
achter23–24Geautomatiseerde versnellings‐
bakmodule25Extra stopcontact26Zonnedak27Centrale gateway-module28Carrosserieregelmodule 829Carrosserieregelmodule 730Carrosserieregelmodule 631Carrosserieregelmodule 532Carrosserieregelmodule 433Carrosserieregelmodule 334Carrosserieregelmodule 235Carrosserieregelmodule 136–37Stuurbedieningsknop ledNr.Stroomkring38–39Logistic/gelijkstroomtransfor‐
mator40Elektrisch bediende ruit,
bestuurder41Aanjager42Stoelverwarming, voor43Aircoregelmodule44Verwarmd stuurwiel45–
Page 159 of 207

Verzorging van de auto157Boordgereedschap
Gereedschap Auto's zonder reserve
De voertuiggereedschappen bevin‐
den zich in het compartiment onder
de vloerbedekking in de bagage‐
ruimte.
Auto's met reservewiel
De krik en het boordgereedschap
liggen in de bagageruimte.
Velgen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden
over scherpe randen kan schade aan banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Wij raden aan de voorwielen niet om te wisselen met de achterwielen en
vice versa, om de rijstabiliteit te
behouden. Gebruik altijd minder
versleten banden op de achteras.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid bij temperaturen onder 7 °C en
moeten daarom op alle wielen
worden gemonteerd.
Page 160 of 207

158Verzorging van de autoDe sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
Aanduidingen op banden
Bijv. 195/55 R 16 95 H195:bandbreedte in mm55:hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R:type koordlagen: RadiaalRF:type: RunFlat16:velgdiameter in inch91:kengetal voor draagvermogen, 91 komt bijv. overeen met
615 kgH:kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q:maximaal 160 km/uS:maximaal 180 km/uT:maximaal 190 km/uH:maximaal 210 km/uV:maximaal 240 km/uW:maximaal 270 km/uKies een band die geschikt is voor de
topsnelheid van uw auto.
De topsnelheid is bereikbaar op
rijklaar gewicht met bestuurder
(75 kg) plus 125 kg nuttige last. Door
optionele uitrusting kan de topsnel‐ heid van de auto afnemen.
Prestaties 3 185.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden
moeten zo worden gemonteerd dat ze in de juiste richting draaien. De
juiste draairichting is herkenbaar aan
een symbool (bijv. een pijl) op de
zijwand van de band.
Bandenspanning De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren.
Het reservewiel niet vergeten.
Dit geldt ook voor auto's met een bandenspanningscontrolesysteem.
Bandenspanning 3 188.
De bandenspanningsinformatiestic‐ ker op het bestuurdersportierframe
vermeldt de originele banden en de
bijbehorende bandenspanning.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
De ECO-bandenspanning dient om een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken.