ESP OPEL MERIVA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: MERIVA, Model: OPEL MERIVA 2015Pages: 251, PDF Size: 7.81 MB
Page 17 of 251

Kort en bondig15
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 87.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 34.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Verwarming en ventilatie 3 129.
Page 50 of 251

48Stoelen, veiligheidssystemenDriepuntsgordelVeiligheidsgordel omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Gordelverklikker 3 97.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Hoogteverstelling
1. Gordel iets uittrekken.
2. Toets indrukken.
3. Hoogte instellen en vergrendelen.
Page 51 of 251

Stoelen, veiligheidssystemen49
Hoogte zo instellen dat de gordel over
de schouder loopt. Gordel mag niet
langs de hals of bovenarm lopen.
Niet instellen tijdens het rijden.
Veiligheidsgordel afdoen
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Veiligheidsgordels van
achterbank
De middelste zitplaats op de achter‐ bank is uitgerust met een driepunts‐
gordel.
Trek de slotplaten uit de gordelhou‐ der in het dak.
Klik de onderste slotplaat in de rech‐
tergesp ( 1) bij de middelste zitplaats.
Haal de bovenste slotplaat uit de hou‐
der, geleid deze over de schouders
en de schoot met de riem (niet ver‐
draaien) en klik deze in de linkergesp ( 2 ) bij de middelste zitplaats.
Doe de veiligheidsgordel los door
eerst op de knop op de linkergesp ( 2)
te drukken en de bovenste slotplaat
weg te halen. Druk daarna op de knop
op de rechtergesp ( 1) en demonteer
de onderste slotplaat. De veiligheids‐ gordel wordt automatisch opgerold.
Page 61 of 251

Stoelen, veiligheidssystemen59Inbouwposities kinderveiligheidssystemen
Toegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemGewichts- of leeftijdsgroep
Op passagiersstoelOp buitenste zitplaatsen
achterinOp middelste zitplaats
achteringeactiveerde airbaggedeactiveerde airbagGroep 0: tot 10 kg
of ca. 10 maandenXU 1U2U3Groep 0+: tot 13 kg
of ca. 2 jaarXU 1U2U3Groep I: 9 tot 18 kg
of ca. 8 maanden tot 4 jaarXU 1U2U3Groep II: 15 tot 25 kg
of ca. 3 tot 7 jaarXXU 2U3Groep III: 22 tot 36 kg
of ca. 6 tot 12 jaarXXU 2U 31=Wanneer u het kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel vastzet, moet u de stoelhoogteverstelling in de
hoogste stand zetten en de veiligheidsgordel vóór het bovenste verankeringspunt langs laten lopen. Zet de rugleuning zo ver als noodzakelijk rechtop, zodat de gordel bij de gesp gespannen is.2=Alleen als de buitenste zitplaatsen in stand 1 of 2, 3 43 staan.3=Alleen als de buitenste zitplaatsen op een lijn met de middelste zitplaats liggen (stand 2, 3 43).U=Universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsveiligheidsgordel.X=Kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichts- en leeftijdsgroep niet toegestaan.
Page 91 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen89
Tijds- en datuminstellingenCD 300/CD 400/CD400plus
Druk op de toets CONFIG. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.
Kies Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
■ Tijd instellen : Wijzigt de op het dis‐
play weergegeven tijd.
■ Datum instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
■ Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
■Datumopmaak instellen : Wijzigt de
datumindicatie tussen MM/DD/
JJJJ en DD.MM.JJJJ .
■ Tijd weergeven : Schakelt de tijds‐
indicatie op het display in/uit.
■ RDS-synchronisatie : Het RDS-
signaal van de meeste VHF-
zenders stelt automatisch de tijd in.
De RDS-tijdsynchronisatie kan en‐
kele minuten in beslag nemen.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. Het is dan
raadzaam de automatische tijdsyn‐ chronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 115.
Tijds- en datuminstellingen
CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op de Config-knop en selecteer
dan het menu-onderdeel Tijd en
datum om het respectieve submenu
weer te geven.
Let op
Als Kloksynchr. RDS-signaal geac‐
tiveerd is, worden tijd en datum au‐
tomatisch door het systeem inge‐
steld.
Zie de infotainment-handleiding
voor nadere informatie.
Tijd instellen
Selecteer het menu-onderdeel Tijd
instellen om de tijdsinstellingen aan
te passen. Draai aan de multifunctio‐
nele knop om de eerste instelling aan
te passen.
Page 95 of 251

Instrumenten en bedieningsorganen93
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschake‐
laar
Door toets LPG in te drukken kunt u
wisselen tussen het gebruik van ben‐
zine en vloeibaar gas. De LED 1-
status toont de huidige werkingsmo‐
dus.
1 uit=rijden op benzine1 brandt=rijden op vloeibaar gas1 knippert=omschakelen is niet
mogelijk, een van de
brandstofsoorten is op
Zodra de vloeibaar-gastanks leeg
zijn, wordt tot aan het uitschakelen
van het contact automatisch op ben‐
zine overgeschakeld.
Brandstof voor het rijden op vloeibaar
gas 3 161.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.linker gedeelte=motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte=normale bedrijfs‐
temperatuurrechter
gedeelte=koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Page 144 of 251

142Rijden en bedieningUitrol-brandstofafsluiter
De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gas loslaat.
Stop/Start-systeem
Het stop-startsysteem helpt brandstof te besparen en uitlaatemissies te be‐
perken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de mo‐
tor uit van zodra de auto langzaam
rijdt of stilstaat, bv. aan een verkeers‐ licht of in een file. Het start de motor
automatisch zodra u het koppelings‐
pedaal intrapt. Een accusensor zorgt
ervoor dat een Autostop alleen wordt
uitgevoerd, als de accu voldoende
opgeladen is om opnieuw te kunnen
starten.
Inschakelen Het stop-startsysteem is beschikbaar
van zodra de motor is gestart, de auto is vertrokken en er aan de hieronder
opgegeven omstandigheden voldaan is.Uitschakelen
Schakel het stop-startsysteem manu‐eel uit door op de eco-knop te druk‐
ken. De deactivering wordt aange‐
duid door het doven van de LED in de
toets.
Autostop Als de auto langzaam rijdt of stilstaat,
activeer dan een Autostop zoals hier‐ onder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen
■ Zet de hendel in neutraal
■ Laat het koppelingspedaal los
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Tijdens een Autostop blijven de ver‐
warmings- en remfunctie behouden.
Voorzichtig
Tijdens een Autostop werkt de
stuurbekrachtiging verminderd.
Page 145 of 251

Rijden en bediening143
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan.
■ Het stop-startsysteem is niet ma‐ nueel uitgeschakeld
■ de motorkap is volledig gesloten
■ het bestuurdersportier is gesloten of de veiligheidsgordel van de be‐
stuurder is vastgemaakt
■ de accu is voldoende opgeladen en
in goede staat
■ de motor is opgewarmd
■ de motorkoeltemperatuur is niet te hoog
■ de temperatuur van de uitlaatgas‐ sen is niet te hoog, bv. na het rijden
met hoge motorbelasting
■ de omgevingstemperatuur is niet te
laag
■ de ontdooiselectie verhindert geen Autostop
■ de klimaatregeling laat een Auto‐ stop toe
■ het remvacuüm is voldoende■ de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief
■ de auto is verreden sinds de laatste
Autostop
Anders is een Autostop niet mogelijk. Een Autostop wordt mogelijk minder
beschikbaar, wanneer de omgevings‐
temperatuur het vriespunt nadert.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Raadpleeg het hoofdstuk Klimaatregeling voor meer details.
Onmiddellijk na het rijden op de snel‐ weg kan mogelijk geen Autostop ge‐
beuren.
Nieuwe auto inrijden 3 140.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden ver‐
schillende elektrische functies zoals
de extra elektrische verwarmer of deachterruitverwarming uitgeschakeld
of in een stroombesparingsmodus
gezet. De aanjagersnelheid van het
aircosysteem wordt verlaagd om
stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.
Het starten van de motor wordt aan‐
geduid door de naald van de statio‐
naire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit neutraal is ge‐ zet voordat u de koppeling heeft in‐getrapt, gaat lampje - branden of
wordt het als symbool weergegeven in het Driver Information Center.
Controlelamp - 3 99.
Herstarten van de motor door
het stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten mo‐
gelijk te maken.
Page 169 of 251

Rijden en bediening167
Adapter met bajonetsluitng: Neder‐
land, Noorwegen, Spanje, Verenigd
Koninkrijk
EURO-adapter: Spanje
DISH-adapter (Italië): Bosnië-Herze‐
govina, Bulgarije, Denemarken, Esto‐
nië, Frankrijk, Griekenland, Italië,
Croatië, Latvië, Lithuanië, Macedo‐
nië, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roe‐
menië, Zweden, Zwitserland, Serbië,
Slowakije, Slovenië, Tsjechische Re‐ publiek, Turkije, Oekraïne, Hongarije
Brandstofverbruik - CO 2-
uitstoot
Het brandstofverbruik (gecombi‐
neerd) van het model Opel Meriva ligt binnen een bereik van 7,4 tot 3,7 l/100 km.
De CO 2-emissie (gecombineerd) ligt
binnen een bereik van 169 tot 99 g/
km.
Raadpleeg voor de waarden die spe‐ cifiek voor uw voertuig gelden het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij uw voertuig werd geleverd of de an‐
dere nationale autopapieren.
Algemene informatie
De opgegeven getallen voor het offi‐
ciële brandstofverbruik en specifieke
CO 2-emissie hebben betrekking op
het EU-basismodel met standaard
uitrusting.
Brandstofverbruikgegevens en CO 2-
emissiegegevens worden bepaald
volgens verordening R (EG)
nr. 715/2007 (in de respectieve, van
toepassing zijnde versie), waarbij re‐
kening wordt gehouden met het ge‐
wicht van de auto in bedrijfstoestand, zoals voorgeschreven door de veror‐
dening.
De getallen worden alleen gegeven
ter vergelijking tussen verschillende
varianten van de auto's en mogen niet als garantie worden opgevat voor het
Page 171 of 251

Rijden en bediening169Aanhanger trekkenTrekgewicht9 Waarschuwing
Auto's met motoren A13DTE:
De trekhaak mag alleen worden gebruikt voor het bevestigen van
passende fietsdragers. Gebruik
de trekhaak niet voor het trekken
van een aanhangwagen.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de mo‐
tor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het verschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐
pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren ver‐
meld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingspercentages tot
max. 12 %.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht geldt tot aan het aangegeven
hellingspercentage en tot een hoogte van 1000 meter boven de zeespiegel.
Omdat het motorvermogen bij toene‐
mende hoogte door de lagere lucht‐
dichtheid daalt en het klimvermogen
daardoor afneemt, moet het maxi‐
maal toelaatbare treingewicht voor ie‐ dere 1000 meter aan hoogtetoename
met 10 % worden verminderd. Bij het
rijden op wegen met een gering hel‐
lingspercentage (kleiner dan 8 %,
bijv. snelwegen) hoeft het maximaal
toelaatbare treingewicht niet te wor‐
den verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 228
vermeld.
Kogeldruk
De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel drukt. De gewichtsverdeling bij het la‐
den van de aanhanger is van invloed
op de kogeldruk.De maximaal toelaatbare kogeldruk (75 kg) staat vermeld op het typepla‐
tje van de aanhanger en in de voer‐
tuigdocumenten. Streef altijd naar de
maximale druk, met name bij zware
aanhangers. Nooit rijden met een ko‐
geldruk lager dan 25 kg.
Achterasbelasting
Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto
mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
met 80 kg overschreden worden (au‐ to's met LPG-systeem: 110 kg) en het toelaatbare totaalgewicht mag met
70 kg worden overschreden (auto's
met LPG-systeem: 95 kg). Wordt de toelaatbare achterasbelasting over‐
schreden, dan geldt een maximum‐
snelheid van 100 km/u.
TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger, de kogelstang demonteren.