ESP OPEL MERIVA 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: MERIVA, Model: OPEL MERIVA 2016Pages: 255, PDF Size: 8.06 MB
Page 6 of 255
4Inleiding● Richtingaanduidingen in de be‐schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met
de blik in de rijrichting worden
gezien.
● De displays van het voertuig on‐ dersteunen mogelijkerwijs uw
taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot ver‐
wondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan ra‐
ken. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Adam Opel AG
Page 17 of 255
Kort en bondig15Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 86.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 33.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Verwarming en ventilatie 3 132.
Page 49 of 255
Stoelen, veiligheidssystemen47Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐
res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners kun‐ nen verstoren. Geen aanpassingen
aan onderdelen van de gordelspan‐
ners aanbrengen, anders vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Veiligheidsgordel omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Gordelverklikker 3 96.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Hoogteverstelling
1. Gordel iets uittrekken.
2. Schuif de hoogteverstelling om‐ hoog of druk op de knop om de
hoogteverstelling uit te schakelen
en omlaag te duwen.
Page 50 of 255
48Stoelen, veiligheidssystemen
Hoogte zo instellen dat de gordel over
de schouder loopt. Gordel mag niet
langs de hals of bovenarm lopen.
Niet instellen tijdens het rijden.
Veiligheidsgordel afdoen
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Veiligheidsgordels van
achterbank
De middelste zitplaats op de achter‐
bank is uitgerust met een driepunts‐
gordel.
Trek de slotplaten uit de gordelhou‐ der in het dak.
Klik de onderste slotplaat in de rech‐
tergesp ( 1) bij de middelste zitplaats.
Haal de bovenste slotplaat uit de hou‐
der, geleid deze over de schouders
en de schoot met de riem (niet ver‐
draaien) en klik deze in de linkergesp ( 2 ) bij de middelste zitplaats.
Doe de veiligheidsgordel los door
eerst op de knop op de linkergesp ( 2)
te drukken en de bovenste slotplaat
weg te halen. Druk daarna op de knop
op de rechtergesp ( 1) en demonteer
de onderste slotplaat. De veiligheids‐ gordel wordt automatisch opgerold.
Page 60 of 255
58Stoelen, veiligheidssystemenInbouwposities kinderveiligheidssystemenToegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemGewichts- of leeftijdsgroep
Op passagiersstoelOp buitenste
zitplaatsen achterinOp middelste zitplaats
achteringeactiveerde airbaggedeactiveerde airbagGroep 0: tot 10 kg
of ca. 10 maandenXU 1U 2U3Groep 0+: tot 13 kg
of ca. 2 jaarXU 1U 2U3Groep I: 9 tot 18 kg
of ca. 8 maanden tot 4 jaarXU 1U2U3Groep II: 15 tot 25 kg
of ca. 3 tot 7 jaarXXU 2U3Groep III: 22 tot 36 kg
of ca. 6 tot 12 jaarXXU 2U31:Wanneer u het kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel vastzet, moet u de stoelhoogteverstelling in de
hoogste stand zetten en de veiligheidsgordel vóór het bovenste verankeringspunt langs laten lopen. Zet de rugleuning zo ver als noodzakelijk rechtop, zodat de gordel bij de gesp gespannen is.2:Alleen als de buitenste zitplaatsen in stand 1 of 2, 3 42 staan.3:Alleen als de buitenste zitplaatsen op een lijn met de middelste zitplaats liggen (stand 2, 3 42).U:Universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsveiligheidsgordel.X:Kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichts- en leeftijdsgroep niet toegestaan.
Page 89 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen87Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-display of
Uplevel-Combi-display.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-display weergegeven.
Tijds- en datuminstellingen CD 300/CD 400/CD 400plus
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Kies Tijd en datum .Te selecteren instellingsopties:
● Tijd instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven tijd.
● Datum instellen : Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
● Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
● Datumopmaak instellen : Wijzigt
de datumindicatie tussen MM/
DD/JJJJ en DD.MM.JJJJ .
● Tijd weergeven : Schakelt de
tijdsindicatie op het display in/uit.
● RDS-synchronisatie : Het RDS-
signaal van de meeste VHF- zenders stelt automatisch de tijd
in. De RDS-tijdsynchronisatie
kan enkele minuten in beslag ne‐
men. Sommige zenders zenden
geen correct tijdsignaal uit. Het is
dan raadzaam de automatische
tijdsynchronisatie uit te schake‐
len.
Persoonlijke instellingen 3 114.
Tijds- en datuminstellingen CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op Config en selecteer dan het
menu-onderdeel Tijd en datum om
het respectieve submenu weer te ge‐ ven.
Page 93 of 255
Instrumenten en bedieningsorganen91Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschakelaar
Door LPG
in te drukken kunt u wisse‐
len tussen het gebruik van benzine en vloeibaar gas. De LED 1-status
toont de huidige werkingsmodus.
1 uit:rijden op benzine1 knippert:voorwaarden voor
overschakelen op rij‐
den op LPG controle‐
ren. Licht op als aan
de voorwaarden vol‐
daan is.1 brandt:rijden op vloeibaar
gas1 knippert
vijf keer en
dooft:LPG-tank is leeg of
storing in LPG-sys‐
teem. Er verschijnt
een bericht op het Dri‐ ver Information Cen‐
ter.
Zodra de vloeibaar-gastanks leeg
zijn, wordt tot aan het uitschakelen
van het contact automatisch op ben‐
zine overgeschakeld.
Brandstof voor het rijden op vloeibaar
gas 3 164.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker gedeelte:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuurmiddelste
gedeelte:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter
gedeelte:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoog
Page 147 of 255
Rijden en bediening145Mogelijke redenen voor startproble‐
men:
● koppelingspedaal niet ingetrapt (handgeschakelde versnellings‐bak)
● rempedaal niet ingetrapt of keu‐ zehendel niet in P of N (automa‐
tische versnellingsbak)
● time-out opgetreden
Opwarmen van de turbomotor Bij het starten is het mogelijk dat het
beschikbare motorkoppel gedurende
een korte tijd beperkt is, vooral wan‐
neer de motortemperatuur koud is.
Deze beperking is er om het smeer‐
systeem de motor volledig te laten be‐
schermen.
Uitrol-brandstofafsluiter De brandstoftoevoer wordt automa‐
tisch afgesloten bij het uitrollen,
d.w.z. wanneer u met een ingescha‐
kelde versnelling onder het rijden het
gas loslaat.Stop/Start-systeem
Het stop-startsysteem helpt brandstofte besparen en uitlaatemissies te be‐
perken. Wanneer de omstandighe‐
den het toelaten, schakelt het de mo‐
tor uit van zodra de auto langzaam
rijdt of stilstaat, bv. aan een verkeers‐ licht of in een file. Het start de motor
automatisch zodra u het koppelings‐
pedaal intrapt. Een accusensor zorgt
ervoor dat een Autostop alleen wordt
uitgevoerd, als de accu voldoende
opgeladen is om opnieuw te kunnen
starten.
Inschakelen
Het stop-startsysteem is beschikbaar
van zodra de motor is gestart, de auto is vertrokken en er aan de hieronder
opgegeven omstandigheden voldaan is.Uitschakelen
Schakel het stop-startsysteem manu‐eel uit door op eco te drukken. De
deactivering wordt aangeduid door
het doven van de LED in de toets.
Autostop Als de auto langzaam rijdt of stilstaat,
activeer dan een Autostop zoals hier‐ onder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de hendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.
Page 148 of 255
146Rijden en bediening
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Tijdens een Autostop blijven de ver‐
warmings- en remfunctie behouden.
Voorzichtig
Tijdens een Autostop werkt de
stuurbekrachtiging verminderd.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan:
● Het stop-startsysteem is niet ma‐
nueel uitgeschakeld.
● De motorkap is volledig gesloten.
● Het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt.
● De accu is voldoende opgeladen
en in goede staat.
● De motor is warmgelopen.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na het
rijden met hoge motorbelasting.
● De omgevingstemperatuur is ho‐
ger dan -5 °C.
● De ontdooiselectie verhindert geen Autostop.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.● De zelfreinigende functie van het
roetfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk. Een Autostop wordt mogelijk minder
beschikbaar, wanneer de omgevings‐ temperatuur het vriespunt nadert.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk
Klimaatregeling voor nadere informa‐
tie 3 135.
Onmiddellijk na het rijden op de snel‐ weg kan mogelijk geen Autostop ge‐
beuren.
Nieuwe auto inrijden 3 143.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Page 149 of 255
Rijden en bediening147Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden ver‐
schillende elektrische functies zoals
de extra elektrische verwarmer of de
achterruitverwarming uitgeschakeld
of in een stroombesparingsmodus
gezet. De aanjagersnelheid van het
aircosysteem wordt verlaagd om
stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.
Het starten van de motor wordt aan‐
geduid door de naald van de statio‐
naire toerentalstand in de toerentel‐
ler.
Als de keuzehendel uit neutraal is ge‐
zet voordat u de koppeling heeft in‐
getrapt, gaat lampje - branden of
wordt het als symbool weergegeven in het Driver Information Center.
Controlelamp - 3 97.Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten mo‐
gelijk te maken.
Als een van de volgende omstandig‐
heden zich voordoet tijdens een Au‐
tostop, dan zal de motor automatisch
door het Stop/Start-systeem worden
herstart.
● Het stop-startsysteem is manu‐ eel uitgeschakeld.
● De motorkap is open.
● De veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en het
bestuurdersportier is geopend.
● De motortemperatuur is te laag.
● Het oplaadniveau van de accu is onder een bepaald niveau.
● Het remvacuüm is niet vol‐ doende.
● De auto reed minstens stap‐ voets.● Het klimaatregelsysteem vereisthet starten van de motor.
● De airconditioning wordt hand‐ matig ingeschakeld.
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information Cen‐ ter.
Als een elektrisch accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de elek‐
trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Trek gedurende ongeveer
één seconde aan schakelaar
m .