traction control OPEL MOKKA 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2015.5Pages: 233, PDF Size: 6.45 MB
Page 91 of 233
Instrumenten en bedieningsorganen89
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 145.
Elektronische
stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction
Control-systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Ver‐ der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert Het systeem grijpt actief in. Het mo‐torvermogen kan worden begrensd
en de auto kan automatisch iets wor‐
den afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) 3 138, Traction Control-sys‐
teem 3 137.
Traction Control-systeem
UIT k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming
! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd. Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder 2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces onmiddellijk om schade aan de motor
te voorkomen.
Roetfilter 3 130, Stop-startsysteem
3 127.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Page 139 of 233
Rijden en bediening1379Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de
ontgrendelingsknop indrukken en
de hendel helemaal omlaagzet‐
ten.
Om minder kracht te hoeven uit‐
oefenen bij het aantrekken van de handrem, tegelijkertijd het rempe‐
daal intrappen.
Controlelamp R 3 87.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met
de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet ver‐
minderen, zolang er maximaal ge‐
remd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de rem‐
kracht automatisch verminderd.
HellingremHet systeem voorkomt onbedoeld be‐ wegen bij het wegrijden op hellingen.
Wanneer u de voetrem loslaat nadat
u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende 2 seconden in‐
geschakeld. Bij het optrekken van de
auto worden de remmen automatisch gelost.
De hellingrem werkt niet tijdens een
Autostop.Rijregelsystemen
Traction Control
De Traction Control (TC) is een on‐
derdeel van de elektronische stabili‐
teitsregeling (ESC) 3 138.
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek aanmerkelijk verbeterd.
TC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer TC werkt, knippert b.
Page 143 of 233
Rijden en bediening141
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de cruise control actief
is, het stelwiel naar SET/- gedraaid of
draai het meermaals kort naar SET/-:
de snelheid neemt continu of in kleine stappen af.
Deactivering
Druk op y: de controlelamp m in de
instrumentengroep brandt wit. De
cruise control is gedeactiveerd. De
laatst opgeslagen snelheid blijft in het geheugen voor het later hervatten
van de snelheid.
Automatisch uitschakelen: ■ De rijsnelheid is lager dan ca. 30 km/u.
■ De rijsnelheid is hoger dan ca. 200 km/u.
■ Het rempedaal wordt bediend.
■ Het koppelingspedaal wordt een aantal seconden ingedrukt.
■ De keuzehendel is in N.■ Het motortoerental is in een zeer
laag bereik.
■ De Traction Control (TC) of elektro‐
nische stabiliteitsregeling (ESC) is
actief.
Opgeslagen snelheid hervatten
Draai het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid boven 30 km/u. De opgesla‐ gen snelheid wordt nu hervat.
Uitschakelen
Druk op m: de controlelamp m in de
instrumentengroep gaat uit. De op‐
slagen snelheid wordt gewist.
Via L voor het activeren van de snel‐
heidsbegrenzer of het uitschakelen
van het contact wordt ook de cruise
control uitgeschakeld en wordt de op‐ geslagen snelheid gewist.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
25 km/u.De bestuurder kan alleen accelereren tot de vooraf ingestelde snelheid. Bijhet afrijden van hellingen zijn afwij‐
kingen van de snelheidslimiet moge‐
lijk.
Als het systeem geactiveerd is, wordt de ingestelde snelheidslimiet op de
bovenste regel van het Driver Infor‐
mation Center (DIC) weergegeven.
Activering
Page 229 of 233
227
Binnenspiegels............................. 30
Binnenverlichting ...............114, 180
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................186
Boordinformatie ........................... 97
Brandstof .................................... 153
Brandstofkeuzeschakelaar ..........83
Brandstofmeter ............................ 82
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 159
Brandstof voor benzinemotoren 153
Brandstof voor dieselmotoren ...153
Brandstof voor rijden op LPG .....153
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................79
Buitenverlichting .........................107
C Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 76
Code ............................................. 97
Conformiteitsverklaring ...............223
Contactslotstanden ....................125
Controlelampen ......................81, 84
Controle over de auto ................124
Controles .................................... 166
Cruise control ...................... 91, 140
D Dagrijlicht ................................... 110
Dagteller ...................................... 82Dak............................................... 33
Dakbelasting ................................. 73
Dakdrager .................................... 73
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ........................... 179
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 173
Draagsysteem achterzijde ............59
Driepuntsgordel ........................... 41
Driver Information Center .............92
E Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen .............80
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 180
Elektronische rijprogramma's ....133
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....89
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 138
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............89
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............119
Event Data Recorders (EDR) .....224F
Fietsendrager ............................... 59
Flex-Fix-systeem .......................... 59
Frontaal airbagsysteem ...............46
Frontaanrijdingswaarschuwing ...143
G Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen ........................... 99
Gereedschap ............................. 186
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................72
Gloeilamp vervangen ................174
Gordelverklikker ........................... 86
Gordijnairbagsysteem .................. 47
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .....................95
Grootlicht ............................. 91, 108
H Halogeenkoplampen .................174
Handbediende ruiten ...................31
Handgeschakelde versnellingsbak ......................134
Handmatige dimfunctie ................30
Handmatige modus ...................133
Handrem ..................................... 136
Handschoenenkastje ...................57
Handzender ................................. 20
Page 231 of 233
229
RRadiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 225
Regelbare instrumentenverlichting ...........113
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 224
Remassistentie .......................... 137
Rem- en koppelingssysteem .......87
Rem- en koppelingsvloeistof ......209
Remmen ............................ 136, 170
Remvloeistof .............................. 170
Reservewiel ............................... 199
Richtingaanwijzer ........................86
Richtingaanwijzers ..................... 112
Richtingaanwijzers vooraan ......177
Roetfilter ............................... 89, 130
Ruiten ........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......160
Rijregelsystemen ........................137
Rijverlichting .......................... 12, 90
S Service ....................................... 123Service-display ............................ 83
Service-indicatie ..........................87
Service-informatie ...................... 208
Sjorogen ...................................... 72
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................193
Snelheidsbegrenzer ...................141
Snelheidsmeter ............................ 81
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................170
Startbeveiliging ......................28, 90
Starten en bedienen ...................125
Starthulp gebruiken ...................201
Stoelpositie .................................. 36
Stoelverstelling ........................6, 37
Stop/Start-systeem .....................127
Storing ....................................... 133
Storingsindicatielamp ..................87
Stroomonderbreking ..................133
Sturen ......................................... 124
Stuurbedieningsknoppen .............75
Stuurbekrachtiging........................ 88
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......169
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 75
Symbolen ....................................... 4 Systeem voor gecontroleerde afdaling ............................ 88, 139
T
Tanken ....................................... 155
Te laag brandstofpeil ...................90
Toerenteller ................................. 82Top-Tether-bevestigingsogen ......55
Traction Control .........................137
Traction Control-systeem UIT....... 89 Trekhaak .................................... 161
Trekken............................... 160, 202
Trekstang.................................... 160
Tripcomputer ............................. 100
Typeplaatje ................................ 211
U
Uitlaatgassen ............................. 130
Uitrol-brandstofafsluiter .............126
Uitstapverlichting .......................115
Ultrasoonparkeerhulp ..................88
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 192
Vaste luchtroosters ....................123
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................40
Velgen en banden .....................186
Ventilatie ..................................... 117
Ventilatieopeningen ....................122
Verbanddoos ............................... 73
Vergrendelingssysteem ...............26
Verkeersbordherkenning ............148
Verlichting handschoenenkastje. 114
Verlichtingsfuncties..................... 115