alarm OPEL MOKKA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: MOKKA, Model: OPEL MOKKA 2015Pages: 233, PDF Size: 6.21 MB
Page 107 of 233

Instrumenten en bedieningsorganen105
Klimaatregelingsmodus: Activeert
of deactiveert de koeling.
Automatische ontwaseming : On‐
dersteunt het ontvochtigen van de voorruit door het automatisch se‐
lecteren van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Autom. Achterruitverwarming : Au‐
tomatische activering van achter‐
ruitverwarming.
■ Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert automatische inschakeling achterruitwisser bij in‐
schakelen achteruitversnelling.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. :
Activeert of deactiveert de instap‐
verlichting.
Duur tijdens uitstappen :Activeert of deactiveert de uitstap‐
verlichting en wijzigt de duur ervan.
■ Portiervergrendeling
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche portiervergrendelfunctie wan‐
neer een portier openstaat.
Vertr. Portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb ontgr. op afstand :
Activeert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het ontgren‐
delen.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt de
configuratie om alleen het bestuur‐
dersportier of de hele auto te ont‐
grendelen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :Stelt alle functies opnieuw in op de
standaardinstellingen.
Instellingen in het Colour-Info-
Display CD 600/Navi 650/Navi 950
Druk op de CONFIG-knop op het pa‐
neel van het Infotainmentsysteem om
het Configuratie-menu te openen.
Draai aan de multifunctionele knop
om naar boven of naar beneden door
de lijst te scrollen. Druk op de multi‐ functionele knop (Navi 950 /
Navi 650: druk op de buitenste ring)
om een menu-onderdeel te selecte‐ ren.
Page 109 of 233

Instrumenten en bedieningsorganen107
■Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal : Verandert
het volume van geluidssignalen.
Pers. inst. voor bestuurder : Acti‐
veert of deactiveert de persoonlijke instellingen.
Wis auto. achter in achteruit : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche inschakeling achterruitwisser
bij inschakelen achteruitversnel‐
ling.
■ Aanrijdings-detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
■ Buitenverlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐
lichting.
Duur tijdens uitstappen : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting en
wijzigt de duur ervan.
■ Portiervergrendeling
Geen vergr. bij portier open : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelfunctie wan‐
neer een portier openstaat.Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portierontgrendelfunctie na‐
dat het contact werd uitgezet. Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendelingsfunctie
nadat de auto is weggereden.
Vertr. portiervergrendeling : Acti‐
veert of deactiveert de vertraagde
portiervergrendelfunctie.
■ Vergr., ontgr., start op afstand
Feedb. vergr. op afstand : Activeert
of deactiveert het alarmknipper‐ lichtsignaal bij het vergrendelen.
Feedback ontgrendeling op
afstand : Activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het ont‐ grendelen.
Portier ontgrendelen op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Automatische deurrvergrendeling :
Activeert of deactiveert de automa‐ tische hervergrendeling na het ont‐grendelen zonder de auto te ope‐
nen.
■ Fabrieksinstellingen herstellen :
Hervat alle standaardinstellingen.
Page 115 of 233

Verlichting113Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzer
Als de hendel voorbij het weerstands‐
punt wordt geduwd, blijft de richting‐
aanwijzer ingeschakeld. Bij het terug‐ draaien van het stuurwiel gaat derichtingaanwijzer automatisch uit.
Om driemaal te knipperen, bijv. om
van rijstrook te wisselen, de hendel
tot tegen het weerstandspunt duwen
en loslaten.
Voor langer richting aanwijzen de
hendel tot tegen het weerstandspunt
duwen en vasthouden.
Schakel de richtingaanwijzer hand‐
matig uit door de hendel in de oor‐
spronkelijke stand te zetten.
Mistlampen voor
Bediening met toets >.
Page 132 of 233

130Rijden en bediening
■ Het stop-startsysteem is manueeluitgeschakeld
■ de motorkap is open
■ de veiligheidsgordel van de be‐ stuurders is losgemaakt en het be‐
stuurdersportier is geopend
■ de motortemperatuur is te laag ■ de accu is ontladen
■ het remvacuüm is niet voldoende
■ de auto begint te bewegen
■ het aircosysteem vereist het starten
van de motor
■ de airconditioning wordt handmatig
ingeschakeld
Als de motorkap niet volledig geslo‐
ten is, verschijnt een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information Cen‐ ter.
Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler op de stek‐
kerdoos is aangesloten, merkt u mo‐
gelijk een korte terugval tijdens het
herstarten van de motor.Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Ac‐ tiveer de handrem zonder de
ontgrendelknop in te drukken.
Op een aflopende of oplopende
helling zo stevig mogelijk. Trap
tegelijkertijd de rem in om de be‐ dieningskracht te verminderen.
■ Zet de motor af.
■ Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐
snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel
in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
■ Sluit de ramen en het schuifdak.
■ De contactsleutel verwijderen. Bij auto's met automatische ver‐snellingsbak kan de sleutel al‐
leen worden verwijderd met de
keuzehendel in stand P.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
■ Vergrendel de auto.
■ Diefstalalarmsysteem inschakelen.
Let op
Bij een ongeval waarbij airbags wor‐ den geactiveerd, wordt de motor au‐
tomatisch uitgeschakeld als het
voertuig binnen een bepaalde tijd tot stilstand komt.
Page 146 of 233

144Rijden en bediening
een geluidssignaal en verschijnt er
een waarschuwing in het Driver Infor‐
mation Center.
Het groene symbool voorligger gede‐ tecteerd A verschijnt in de snelheids‐
meter als het systeem een voorligger heeft geconstateerd. De frontaanrij‐
dingswaarschuwing dient dan wel in het menu Persoonlijke instellingen
3 104 ingeschakeld te zijn en niet met
de knop V gedeactiveerd te zijn (af‐
hankelijk van het systeem, zie hier‐
onder).
Frontaanrijdingswaarschuwing
met voorcamerasysteem
De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐ bruikt het camerasysteem in de voor‐
ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 m direct
voor u bevinden.
Activering
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u , als deze niet is gedeac‐
tiveerd met de knop V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het alarm kan op dichtbij, gemiddeld en ver worden af‐
gesteld.
Druk op de knop V: de huidige instel‐
ling wordt getoond in het Driver Infor‐ mation Center. Druk opnieuw op V
om de gevoeligheid van het systeem te wijzigen.
Page 167 of 233

Verzorging van de auto165
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, waar‐
onder het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening inscha‐
kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website, als datconform de wet vereist is. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasauto's moeten worden afgevoerd
door een speciaal daartoe bevoegd
bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.
Page 228 of 233

226TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............208, 212
Aanduidingen op banden ..........186
Aanhanger trekken ....................162
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 164
Accu ........................................... 170
Achterlichten .............................. 176
Achterruitverwarming ................... 32
Achteruitkijkcamera ...................148
Achteruitrijlichten .......................114
Adaptief rijlicht (AFL) .................111
Adaptive Forward Lighting ...........92
Afmetingen auto ........................217
Airbag deactiveren ....................... 48 Airbag-deactivering ...................... 87
Airbag en gordelspanners ...........87
Airbaglabel.................................... 43
Airbagsysteem ............................. 43
Airconditioning ........................... 119
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 124
Alarmknipperlichten ...................113
Algemene informatie .................. 162
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 125
All-wheel drive ........................... 136
Andere auto slepen ...................203Antiblokkeersysteem .................137
Antiblokkeersysteem (ABS) .........89
Autogegevens ............................ 212
Autokrik....................................... 185
Automatische dimfunctie .............30
Automatische verlichting ............ 108
Automatische versnellingsbak ...132
Automatisch vergrendelen ...........24
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 201
Auto stallen ................................. 164
B Bagageruimte ........................ 25, 69
Bagageruimte-afdekking .............71
Banden ...................................... 185
Bandenreparatieset ...................192
Bandenspanning .......................186
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 90, 187
Bandenspanningswaarden ........220
Batterijspanning .........................100
Bedieningsorganen ......................75
Bekerhouders .............................. 57
Bekleding .................................... 206
Beladingsinformatie .....................73
Beslagen lampglazen ................114
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 141
Beveiliging van de auto ................26
Page 229 of 233

227
Binnenspiegels............................. 30
Binnenverlichting ...............115, 179
Bolle vorm .................................... 28
Boordgereedschap .....................185
Boordinformatie ........................... 98
Brandstof .................................... 155
Brandstofkeuzeschakelaar ..........83
Brandstofmeter ............................ 82
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot 161
Brandstof voor benzinemotoren 155
Brandstof voor dieselmotoren ...155
Brandstof voor rijden op LPG .....155
Buitenspiegels .............................. 28
Buitentemperatuur .......................79
Buitenverlichting .........................108
C
Centrale vergrendeling ................22
Claxon ................................... 13, 76
Code ............................................. 98
Conformiteitsverklaring ...............222
Contactslotstanden ....................126
Controlelampen ......................81, 85
Controle over de auto ................125
Controles .................................... 165
Cruise control ...................... 92, 141
D
Dagrijlicht ................................... 110
Dagteller ...................................... 82Dak............................................... 33
Dakbelasting ................................. 73
Dakdrager .................................... 73
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
Derde remlicht ........................... 178
Diefstalalarmsysteem ..................26
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 172
Draagsysteem achterzijde ............59
Driepuntsgordel ........................... 41
Driver Information Center .............93
E
Elektrisch bediende ruiten ...........31
Elektrische aansluitingen .............80
Elektrische verstelling ..................28
Elektrisch systeem...................... 179
Elektronische rijprogramma's ....134
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem .....90
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 139
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ...............90
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............120
Event Data Recorders (EDR) .....223F
Fietsendrager ............................... 59
Flex-Fix-systeem .......................... 59
Frontaal airbagsysteem ...............46
Frontaanrijdingswaarschuwing ...143
G
Gebruik van deze handleiding .......3
Geluidssignalen .........................100
Gereedschap ............................. 185
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................72
Gloeilamp vervangen ................173
Gordelverklikker ........................... 87
Gordijnairbagsysteem .................. 47
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .....................96
Grootlicht ............................. 92, 109
H
Halogeenkoplampen .................173
Handbediende ruiten ...................31
Handgeschakelde versnellingsbak ......................135
Handmatige dimfunctie ................30
Handmatige modus ...................134
Handrem ..................................... 137
Handschoenenkastje ...................57
Handzender ................................. 20