sensor OPEL MOKKA X 2018.5 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: MOKKA X, Model: OPEL MOKKA X 2018.5Pages: 267, PDF Size: 6.72 MB
Page 206 of 267

204Verzorging van de autoMaak de afdekking los, til deze op enverwijder deze.MinizekeringenNr.Stroomkring1Zonnedak2Buitenspiegelschakelaar /
regensensor / elektrisch
bediende ruit DRV3–4–5Elektrische remregelmodule6Intelligente accusensor7Stuurslot8Transmissieregelmodule9–10Achteruitkijkcamera / achteruit‐
kijkspiegel / lichtschakelaar /
koplampen11Achterruitwisser12Verwarmbare achterruit13Stoel, lendensteun14Verwarmbare buitenspiegels15Lpg-module / regelmodule
brandstofsysteemNr.Stroomkring16Stoelverwarming17Transmissieregelmodule
achtercompartiment / koelvloei‐
stofpomp / hulpverwarming18Motorregelmodule achtercom‐
partiment19Brandstofpomp20–21Koelventilator22–23Bobine / verstuivers24Sproeierpomp25Koplampstelelement26Motorregelsensoren27–28Contactslot29Contactslot 1/230Uitlaatsysteem31Groot licht links32Groot licht rechts33Motorregelmodule
Page 213 of 267

Verzorging van de auto2119Waarschuwing
Bij specifieke banden mag de
aanbevolen bandenspanning
zoals vermeld in de bandenspan‐
ningstabel de op de band aange‐
geven maximale bandenspanning
overschrijden. Overschrijd nooit de op de band aangegeven maxi‐
male bandenspanning.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van detemperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op. De bandenspannin‐
gen op de bandinformatiesticker en in de bandenspanningentabel verwijzennaar koude banden, dus bij een
temperatuur van 20 °C.
De druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee
rekening wanneer u warme banden
controleert.
De bandenspanningswaarde die u op
het Driver Information Center ziet, is
de werkelijke bandenspanning. Bij
een afgekoelde band is deze waarde
iets lager, maar is de band niet lek.
Bandenspanningscontrole‐systeem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem controleert vanaf een bepaalde
snelheid eenmaal per minuut de
bandenspanning van alle vier de
banden.Voorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk
vereist is, vervalt de typegoedkeu‐
ring van de auto bij het gebruik van
wielen zonder spanningssensoren.
U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken op het Driver Infor‐
mation Center.
Midlevel-display:
Selecteer de pagina
Bandenspanningcontrole in het menu
Informatiemenu voertuig ? op het
Driver Information Center 3 100.
Uplevel-display:
Page 214 of 267

212Verzorging van de auto
Selecteer de pagina
Bandenspanningcontrole in het menu
Info op het Driver Information Center
3 100.
De systeemstatus en bandenspan‐
ningswaarschuwingen worden
samen met het desbetreffende wiel
aangegeven in een bericht op het Driver Information Center.
Voor de waarschuwingen kijkt het
systeem ook naar de temperatuur
van de band.
Afhankelijkheid van temperatuur
3 210.
Bij het detecteren van een te lage
bandenspanning brandt het controle‐
lampje w 3 97.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 247.
Als w 60-90 seconden knippert en
daarna continu wordt verlicht, is er
een fout in het systeem. Roep de hulp van een werkplaats in.
Na het op spanning brengen moet u
mogelijk een stukje rijden om de
bandenspanningswaarden op het
Driver Information Center bij te
werken. Hierbij kan w oplichten.
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na het rijden dooft, kan dit duiden
op een naderende te lage banden‐
spanning. Bandenspanning controle‐
ren.
Boordinformatie 3 106.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd.
Monteer alleen wielen met druksen‐
soren, anders wordt de bandenspan‐
ning niet weergegeven en brandt w
voortdurend.
Een reservewiel of tijdelijk reserve‐
wiel heeft geen spanningssensor. Het
bandenspanningscontrolesysteem
werkt niet op deze banden. Het
controlelampje w brandt. Voor de
overige drie banden blijft het systeem
in werking.
Gebruik van standaard verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur
door de fabriek goedgekeurde repa‐
ratiesets.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.
Elke keer bij het verwisselen van de
banden moeten de sensoren van het
bandenspanningscontrolesysteem
Page 215 of 267

Verzorging van de auto213worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Vervang bij opgeschroefde
sensoren het ventiel en de afdicht‐
ring. Bij opgeklikte sensoren moet het
hele ventiel worden vervangen.
Beladingsstatus van de auto Stem de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐ den aan op de belading van de auto3 247 en selecteer de juiste instelling
in het menu Bandenbelasting op het
Driver Information Center,
Informatiemenu voertuig 3 100 . Deze
instelling is de referentie voor de
bandenspanningswaarschuwingen.
Het menu Bandbelasting verschijnt
wanneer de auto stilstaat en de hand‐ rem aangetrokken is. Bij auto's met
automatische versnellingsbak moet
de keuzehendel op P staan.
Midlevel-display:
Selecteer de pagina Bandbelasting in
het menu Informatiemenu
voertuig ? op het Driver Informa‐
tion Center 3 100.
● Licht voor een comfortabele
spanning tot drie inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Uplevel-display:Selecteer de pagina
Bandenbelasting in het menu Opties
op het Driver Information Center 3 100.
● Licht voor een comfortabele
spanning tot drie inzittenden.
● Eco voor een Eco-spanning tot
drie inzittenden.
● Max voor volledige belading.
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke bandenspanningssensor heeft
een unieke identificatiecode. De iden‐ tificatiecode moet aan de positie van
een nieuw wiel worden gekoppeld
Page 216 of 267

214Verzorging van de autonadat de wielen zijn geroteerd of alle
wielen zijn verwisseld en als een of
meer bandenspanningssensoren zijn
vervangen. De bandenspannings‐
sensoren moeten ook worden gekop‐ peld na het vervangen van een reser‐
vewiel door een reguliere band met
een bandenspanningssensor.
Bij de volgende contactcyclus moeten
jet storingslampje w en het waar‐
schuwingsbericht doven/verdwijnen. De sensoren worden met een inleer‐
gereedschap in de volgende volgorde
gekoppeld aan de wielposities: voor‐
wiel linkerzijde, voorwiel rechterzijde,
achterwiel rechterzijde en achterwiel
linkerzijde. De richtingaanwijzer in de huidige actieve stand wordt verlicht
tot de sensor is gekoppeld.
Roep de hulp in van een werkplaats.
U hebt twee minuten voor het koppe‐
len van de positie van het eerste wiel
en vijf minuten voor het koppelen van
de positie van alle vier de wielen. Bij
het overschrijden van deze tijd stopt
het koppelen en moet u opnieuw
beginnen.De koppelingsprocedure voor de
bandenspanningssensoren is als
volgt:
1. Trek de handrem aan.
2. Schakel het contact in.
3. Op auto's met automatische versnellingsbak: zet de keuze‐
hendel in P.
Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: selecteer
Neutraalstand.
4. Druk op MENU op de richtingaan‐
wijzerhendel om Informatiemenu
voertuig op het Driver Information
Center te selecteren.
5. Draai aan het stelwiel om naar het
bandenspanningsmenu te schui‐
ven.
Midlevel-display:
Uplevel-display:
Page 217 of 267

Verzorging van de auto2156. Druk op SET/CLR om het koppe‐
len van de sensoren te starten. Er moet een bericht met een vraag
om acceptatie van het proces
verschijnen.
7. Druk nogmaals op SET/CLR om
de selectie te bevestigen. De
claxon klinkt twee keer om aan te
geven dat de ontvanger in de
inleermodus staat.
8. Begin met het linker voorwiel.
9. Zet het inleergereedschap bij het ventiel tegen de wang van de
band. Druk daarna op de toets om
de bandenspanningssensor te
activeren. De claxon klinkt ter
bevestiging dat de sensoridentifi‐
catiecode aan de positie van deze band en dit wiel is gekoppeld.
10. Ga verder met het rechter voor‐ wiel en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
11. Ga verder met het rechter achter‐
wiel en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9.
12. Ga verder met het linker achter‐ wiel en herhaal de procedure
zoals beschreven in stap 9. Declaxon piept twee keer om aan te
geven dat de sensoridentificatie‐
code aan het linker achterwiel is
gekoppeld en dat de procedure
voor het koppelen van de banden‐
spanningssensoren afgesloten is.
13. Schakel het contact uit.
14. Breng alle vier banden op de aanbevolen bandenspanning
zoals aangegeven op het etiket
bandenspanningsinformatie.
15. Controleer of de bandenspan‐ ningsstatus overeenkomt met de
geselecteerde spanning 3 100.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐den) is bereikt.
Omwille van de veiligheid wordt het
aanbevolen dat de profieldiepte van
de banden op één as onderling niet
meer dan 2 mm verschilt.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De locatie hier‐
van is met markeringen op de zijkant
van de band weergegeven.
Is de slijtage voor groter dan achter,
dan de voorbanden omwisselen met
de achterbanden. De draairichting
van de wielen moet dezelfde als voor‐
heen zijn.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de zes jaar te
vervangen.
Page 251 of 267

Klantinformatie249Delphiplatz 1, 42367 Wuppertal,
GermanyBedrijfsfre‐
quentie (MHz)Maximum
uitgangsver‐
mogen (mW)2400 - 2480102400 - 248020
Antennemodule
Laird
Daimlerring 31, 31135 Hildesheim,
Germany
Bedrijfsfrequentie: n.v.t.
Maximum uitgangsvermogen: n.v.t.
OnStar-module
LG Electronics European Shared
Service Center B.V.
Krijgsman 1, 1186 DM Amstelveen,
The Netherlands
Bedrijfsfre‐
quentie (MHz)Maximum
uitgangsver‐
mogen (dBm)2402 - 248042412 - 246218880 - 915331710 - 1785241850 - 1910241920 - 1980242500 - 257023
Ontvanger elektronische sleutel
Denso Coperation
Waldeckerstraße 11, 64546 Mörfel‐ den-Walldorf, Germany
Bedrijfsfrequentie: 125 kHz
Maximum uitgangsvermogen:
-0,14 dBm
Elektronische sleutelzender
Denso Coperation
1-1, Showa-cho, Kariya-shi, Aichi-
ken 448-8661, Japan
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximum uitgangsvermogen:
-5,88 dBm
Zender handzender
Continental Automotive GmbH
Siemensstraße 12, 93055 Regen‐
sburg, Germany
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximum uitgangsvermogen:
-5,7 dBm
Zender handzender
Robert Bosch GmbH
Robert Bosch Platz 1, 70839 Gerlin‐
gen, Germany
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximum uitgangsvermogen:
-4 dBm
Ontvanger handzender
Robert Bosch GmbH
Robert Bosch Platz 1, 70839 Gerlin‐
gen, Germany
Bedrijfsfrequentie: n.v.t.
Maximum uitgangsvermogen: n.v.t.
Bandenspanningssensoren
Schrader Electronics Ltd.
11 Technology Park, Belfast Road,
Antrim BT41 1QS, Northern Ireland,
United Kingdom
Bedrijfsfrequentie: 433,92 MHz
Maximum uitgangsvermogen:
10 mW
Page 258 of 267

256KlantinformatieiPhone®
, iPod ®
, iPod touch ®
, iPod
nano ®
, iPad ®
en Siri ®
zijn gedepo‐
neerde handelsmerken van Apple
Inc.Bluetooth SIG, Inc.
Bluetooth ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.DivX, LLC
DivX ®
en DivX Certified ®
zijn gedepo‐
neerde handelsmerken van DivX,
LLC.EnGIS Technologies, Inc.
BringGo ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van EnGIS Technolo‐
gies, Inc.Google Inc.
Android™ en Google Play™ Store
zijn handelsmerken van Google Inc.Stitcher Inc.
Stitcher™ is een handelsmerk van
Stitcher, Inc.Verband der Automobilindustrie e.V.
AdBlue ®
is een gedeponeerd
handelsmerk van de VDA.Registratie van
voertuigdata en privacy
Event Data Recorders(EDR)
Er zijn elektronische regeleenheden
in uw auto gemonteerd. Regeleenhe‐ den verwerken gegeven die, bijvoor‐
beeld, afkomstig zijn van autosenso‐
ren of die de regeleenheden zelf
aanmaken of onderling uitwisselen.
Sommige regeleenheden zijn vereist
voor een veilige werking van uw auto,
andere bieden ondersteuning tijdens
het rijden (bestuurdersondersteu‐
ningssystemen) of verzorgen
comfort- of infotainmentfuncties.
Bedieningsgegevens in de auto Regeleenheden verwerken gege‐
vens voor bediening van de auto.Dergelijke gegevens omvatten,
bijvoorbeeld:
● informatie over de status van de auto (bijv. wieltoerental, rijsnel‐
heid, massatraagheid, dwarsver‐
snelling, "veiligheidsgordels
omgedaan"),
● omgevingsomstandigheden (bijv. temperatuur, regensensor,
afstandssensor).
De meeste van deze gegevens zijn
vluchtig van aard en worden alleen in de auto zelf verwerkt, zodat ze niet
buiten de bedieningsperiode om bewaard blijven.
Bovendien maken tal van regeleen‐ heden gebruik van een voorziening
voor gegevensopslag (waaronder de
autosleutel). Dit om tijdelijke of
permanente opslag mogelijk te
maken met betrekking tot de autocon‐
ditie, de belasting van componenten,
de onderhoudsvereisten en techni‐
sche gebeurtenissen en storingen.