stop start OPEL MOKKA X 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: MOKKA X, Model: OPEL MOKKA X 2019Pages: 269, PDF Size: 6.8 MB
Page 152 of 269

150Rijden en bedieningAutomatische regeneratie
Het uitlaatfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een zelfreinigende
functie die tijdens het rijden automa‐
tisch wordt geactiveerd, zonder dat
hier een melding over verschijnt. Het
filter wordt geregenereerd door
achtergebleven roetdeeltjes perio‐
diek bij een hoge temperatuur te
verbranden. Dit proces vindt in
bepaalde rijomstandigheden automa‐ tisch plaats en kan tot 25 minuten
duren. Doorgaans neemt dit tussen
zeven en twaalf minuten in beslag.
Autostop is niet beschikbaar en het
brandstofverbruik ligt mogelijk hoger.
Enige geur- en rookontwikkeling
tijdens deze procedure is normaal.
Systeem vereist handbediende
regeneratie
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. tijdens korte ritten, kan het
systeem zichzelf niet automatisch
reinigen.
Wanneer het filter gereinigd moet
worden, maar de recente rijomstan‐
digheden geen automatische reini‐ging toelieten, wordt dit aangegeven met het oplichten van % en een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center.
% licht op samen met een waarschu‐
wingsbericht wanneer het uitlaatfilter
vol is. Start het regeneratieproces zo
spoedig mogelijk.
% knippert samen met een waar‐
schuwingsbericht als het uitlaatfilter
de maximale verzadigingsgraad heeft bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Handbediende regeneratie
activeren
Blijf rijden om het regeneratieproces
te activeren en houd het motortoeren‐
tal boven 2000 omw/min. Indien nodig terugschakelen. Het reinigen
van het uitlaatfilter gaat vervolgens
van start.
De regeneratie verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware
belasting.Controlelampje % dooft zodra de
zelfreiniging is afgerond. Blijf rijden
tot de regeneratie is voltooid.Voorzichtig
Onderbreek indien mogelijk het
regeneratieproces niet. Blijf rijden
totdat het regenereren is voltooid
om noodzakelijk(e) onderhoud of
reparaties door een werkplaats te
voorkomen.
Regeneratie niet mogelijk
Als regeneratie om wat voor redenen
dan ook niet mogelijk is, licht contro‐
lelampje Z op en verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het Driver Information Center. Het motorvermo‐gen is mogelijk begrensd. Roep
onmiddellijk de hulp in van een werk‐
plaats.
Katalysator
De katalysator vermindert de
hoeveelheid schadelijke stoffen in de
uitlaatgassen.
Page 160 of 269

158Rijden en bedieningBij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Aanduiding versnelling 3 96.
Stop/Start-systeem 3 146.
Rijsystemen
VierwielaandrijvingHet AWD-systeem (vierwielaandrij‐
ving) verbetert het rijgedrag en de
stabiliteit. Het helpt de auto optimaal
bestuurbaar te houden, ongeacht de
ondergrond. Het systeem is altijd
actief en kan niet worden gedeacti‐
veerd.
Het koppel wordt traploos tussen de
wielen van de voor- en achteras
verdeeld, afhankelijk van de rijom‐ standigheden. Bovendien wordt het
koppel tussen de achterwielen
verdeeld in functie van de opper‐
vlakte.
Om het systeem optimaal te laten
werken, mogen de banden rondom
geen verschil in slijtage vertonen.
Bij gebruik van een tijdelijk reserve‐
wiel wordt het AWD-systeem automa‐
tisch uitgeschakeld.
Het AWD-systeem wordt ook tijdelijk
uitgeschakeld om te voorkomen dat
het systeem oververhit raakt bij over‐matig wielspinnen. Zodra het
systeem afkoelt, schakelt de AWD
weer in.
Uitschakeling van het AWD-systeem wordt aangeduid door middel van een bericht op het Driver Information
Center.
Als een servicebericht of waarschu‐
wing code S73 op het Driver Informa‐
tion Center verschijnt, is er sprake van een storing in het AWD-systeem. Roep de hulp van een werkplaats in.
Boordinformatie 3 107.
Auto slepen 3 227.
Page 162 of 269

160Rijden en bediening9Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de
ontgrendelingsknop indrukken en
de hendel helemaal omlaagzet‐
ten.
Trap om minder kracht te hoeven
uitoefenen bij het aantrekken van
de handrem tegelijkertijd het
rempedaal in.
Controlelamp R 3 95.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet
verminderen, zolang er maximaal
geremd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de
remkracht automatisch verminderd.
Hellingrem
Het systeem voorkomt onbedoeld
bewegen bij het wegrijden op hellin‐
gen.
Wanneer u het rempedaal loslaat
nadat u op een helling bent gestopt, blijft de rem nog gedurende
2 seconden ingeschakeld. Bij het
optrekken van de auto worden de
remmen automatisch gelost.
De hellingrem werkt niet tijdens een
Autostop.
Stop-startsysteem 3 146.Rijregelsystemen
Traction Control De Traction Control (TC) is een
onderdeel van de elektronische stabi‐ liteitsregeling (ESC) 3 161.
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen verminderd en wordt het
wiel met de meeste slip afzonderlijk
afgeremd. Daardoor wordt de rijstabi‐
liteit van de auto op een glad wegdek
aanmerkelijk verbeterd.
TC werkt na elke motorstart zodra
controlelampje b dooft.
Wanneer TC werkt, knippert b.
Page 195 of 269

Verzorging van de auto193
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
Trek de ondersteuningstang voor‐
zichtig uit de houder. En zet deze vervolgens vast aan de linker zijhaak
op de motorkap.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
om veiligheidsredenen automatisch
herstart.
Sluiten
Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Contro‐
leer of de gebruikte olie de juiste
specificatie heeft.
Aanbevolen vloeistoffen en smeer‐
middelen 3 234.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 min uitgeschakeld zijn geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag op de
handgreep insteken.
Page 199 of 269

Verzorging van de auto197
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging accu 3 131.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐ roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop/Start-systeem 3 146.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 225.
Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
Page 235 of 269

Service en onderhoud233Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................233
Service-informatie ...................233
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............234
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................234Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Servicedisplay 3 88.
Europese service-intervallen
Aan de auto moet om de 30.000 km
onderhoud gepleegd worden, of na
één jaar, wat het eerst voorkomt,
tenzij anders vermeld op het service-
display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
mogelijk een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Bosnië-Herzego‐
vina, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland,
Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Macedonië,
Malta, Monaco, Montenegro, Neder‐
land, Noorwegen, Oostenrijk, Polen,
Portugal, Roemenië, San Marino,
Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje,
Tsjechische Republiek, Zweden,
Zwitserland.
Servicedisplay 3 88.
Internationale service-intervallen
Aan de auto moet om de 15.000 km
onderhoud verricht worden, of na één jaar (afhankelijk van wat het eerst
wordt bereikt). Het controlesysteem
oliekwaliteit geeft aan of er tussen‐
tijdse verversing/vervanging van de
motorolie en het filter vereist is (indien eerder vereist dan de termijn voor‐
schrijft).
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, vaak stoppen en
Page 267 of 269

265Remassistentie .......................... 160
Rem- en koppelingssysteem .......95
Rem- en koppelingsvloeistof ......234
Remmen ............................ 159, 196
Remvloeistof .............................. 196
Reservewiel ............................... 222
Richtingaanwijzers ............... 93, 127
Ruiten ........................................... 35
Rijgedrag en aanhangertips ......186
Rijregelsystemen ........................160
Rijverlichting .......................... 12, 98
S Schakelen ..................................... 96
Selectieve katalysatorreductie ....151
Service ....................................... 138 Service-display ............................ 88
Service-informatie ...................... 233
Sjorogen ...................................... 74
Sleutel, opgeslagen instellingen ...24
Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................217
Snelheidsbegrenzer .............99, 165
Snelheidsmeter ............................ 85
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................196
Startbeveiliging ......................32, 98
Starten en bedienen ...................141
Starthulp gebruiken ...................225Stoelpositie .................................. 40
Stoelverstelling ........................6, 41
Stoelverwarming ........................... 43
Stop/Start-systeem .....................146
Storing ....................................... 156
Storingsindicatielamp ..................95
Stroomonderbreking ..................156
Sturen ......................................... 141
Stuurbedieningsknoppen .............78
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......195
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 78
Symbolen ....................................... 4
Systeem voor gecontroleerde afdaling ............................ 96, 162
T
Tanken ....................................... 181
Te laag brandstofpeil ...................98
Toerenteller ................................. 86
Traction Control .........................160
Traction Control-systeem UIT....... 97
Trekhaak .................................... 187
Trekken............................... 186, 227
Trekstang.................................... 186
Typeplaatje ................................ 237
U Uitlaatfilter................................... 149
Uitlaatgassen ............................. 149
Uitrol-brandstofafsluiter .............146Uitstapverlichting .......................130
Ultrasoonparkeerhulp .................169
Uplevel-display ........................... 100
Uw autogegevens ..........................3
V Valetmodus................................. 105
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 217
Vaste luchtroosters ....................138
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................44
Velgen en banden .....................210
Ventilatie ..................................... 132
Ventilatieopeningen ....................137
Verbanddoos ............................... 74
Vergrendelingssysteem ...............31
Verkeersbordherkenning ......99, 173
Verlichting handschoenenkastje. 129
Verlichtingsfuncties..................... 130
Verlichting zonneklep ................129
Versnellingsbak ........................... 16
Versnellingsbakdisplay ..............154
Verstelbare luchtroosters ........... 137
Vertraagde uitschakeling stroom 144
Vertraagde vergrendeling .............28
Verwarmde spiegels ....................34
Verwarmd stuurwiel .....................78
Verwarming ................................. 43