OPEL MOVANO_B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2014Pages: 205, PDF Size: 4.8 MB
Page 11 of 205
Kort en bondig9
Buitenspiegels
Handmatig verstellen
Spiegel in gewenste richting draaien.
Buitenspiegels 3 30.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 30, elektri‐
sche verstelling 3 31, inklapbare
buitenspiegels 3 31, verwarmde
buitenspiegels 3 31.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbags 3 47, Contactslotstanden
3 110.
Page 12 of 205
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 205
Kort en bondig11
1Vaste uitstroomkanalen .....107
2 Instellen koplampreikwijdte ..90
Park pilot met
ultrasoonsensoren ..............128
Traction Control-systeem ....123
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) ..............124
3 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................ 106
4 Lichtschakelaar ....................89
Richtingaanwijzers ...............91
Grootlicht en dimlicht,
lichtsignaal ........................... 90
Zijmarkeringslichten ..............89
Automatisch dimlicht ............89
Omgevingsverlichting ........... 94
Mistlampen ........................... 91
Mistachterlicht ......................92
5 Instrumenten ........................ 75
Versnellingsbakdisplay .........78
Driver Information Centre ...... 856 Claxon .................................. 71
Bestuurdersairbag ...............50
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ................................ 70
Cruise control .....................125
8 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................71
Boordcomputer .....................87
9 Munthouder .......................... 61
10 Stekkerdoos ......................... 73
11 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 106
12 Passagiersairbag ..................50
Opbergvak ........................... 61
13 Handschoenenkastje ...........62
14 Bekerhouders ....................... 62
15 Verwarming en ventilatie .....96
16 Aansteker ............................. 74
Stekkerdoos ......................... 7317Schakelhefboom,
handgeschakelde
versnellingsbak ...................117
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................117
18 Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................125
Geautomatiseerde
versnellingsbak,
winter- en beladingsmodus . 120
Stationair-toerentalregeling . 111
Stop/Start-systeem .............111
19 Contactslot met stuurslot ...110
20 Stuurkolomknoppen .............71
21 Stuurwiel instellen ................70
22 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 137
23 Hulpverwarming ..................102
24 Opbergvak ........................... 61
Zekeringenkast ..................154
Page 14 of 205
12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
7=Uit0=Zijmarkeringslichten9 P=Dimlicht of grootlichtAUTO=Automatische verlichting:
Koplampen worden auto‐
matisch in- en uitgescha‐
keld.>=Mistlampenr=Mistachterlicht
Verlichting 3 89, waarschuwing
koplampen 3 86, adaptief rijlicht
(AFL) 3 91.
Mistlampen en mistachterlicht
Lichtschakelaar draaien:
>=Mistlampenr=MistachterlichtLichtsignaal, grootlicht en
dimlicht
Hendel naar u toe trekken.
Grootlicht 3 90, lichtsignaal 3 90.
Page 15 of 205
Kort en bondig13
Richtingaanwijzershendel
omhoog=rechter richtingaanwij‐
zerhendel
omlaag=linker richtingaanwij‐
zer
Richtingaanwijzers 3 91.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 91.
Claxon
j indrukken.
Page 16 of 205
14Kort en bondigWis-/wasinstallatieVoorruitwissers0=uitP=intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensor1=langzaam2=snel
Voorruitwissers, automatisch wissen met regensensor 3 71, Wisserblad
vervangen 3 144.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
kort
trekken=wisser maakt één slag
en er wordt sproeier‐
vloeistof tegen de voor‐
ruit gespotenlang
trekken=wisser maakt enkele sla‐
gen en er wordt sproei‐
ervloeistof tegen de
voorruit gespoten
Voorruitsproeiers 3 71, Wisserblad
vervangen 3 144, Sproeiervloeistof
3 140.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare buitenspiegels 3 31,
verwarmbare achterruit 3 34.
Page 17 of 205
Kort en bondig15
Ruiten ontwasemen enontdooien
■ Luchtverdeling op V.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
■ Koeling AC aan.
■ Toets Ü indrukken.
Verwarming en ventilatie 3 96.
Modellen met elektronische klimaat‐
regeling, toets V indrukken. Tempe‐
ratuur en luchtverdeling worden auto‐ matisch ingesteld, de aanjager draait
met een hoge snelheid.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 98.Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand na het in‐
trappen van het koppelingspedaal de ring op de keuzehendel omhoog trek‐
ken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens nog‐
maals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 117.
Page 18 of 205
16Kort en bondig
Geautomatiseerde
versnellingsbakN=neutrale stando=rijstand+=hogere versnelling-=lagere versnellingA/M=wisselen tussen automati‐
sche en handgeschakelde
modusR=achteruitversnelling
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 117.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 157,
3 194.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 138.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 31,
3 37, 3 45.
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.Motor starten
■ sleutel naar stand A draaien
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ bedien het gaspedaal niet
■ sleutel naar stand M draaien om
voor te verwarmen en wachten tot‐
dat controlelampje ! in het Driver
Information Center dooft
■ sleutel kort naar stand D draaien en
loslaten
Motor starten 3 110.
Page 19 of 205
Kort en bondig17
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn ver‐ vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
■ Bedien het koppelingspedaal
■ Zet de keuzehendel in N
■ Laat het koppelingspedaal los
Als Ï op de instrumentengroep
groen brandt, duidt dit op een
Autostop.
Om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 111.
ParkerenVoorzichtig
Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uitlaat‐ systeem kan het oppervlak ont‐
branden.
■ Handrem altijd zonder indrukken van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig moge‐
lijk. Trap tegelijkertijd de rem in om de bedieningskracht te verminde‐
ren.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
eerste versnelling inschakelen. Op
een oplopende helling bovendien
de voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Op een aflopende helling voor het
uitschakelen van het contact de
achteruitversnelling inschakelen.
Bovendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
■ Zet de motor af. Contactsleutel naar stand St draaien en deze eruit
trekken. Draai aan het stuurwiel tot‐ dat het vergrendelt.
■ Sluit de ruiten.
■ Vergrendel de auto. Activeer het alarmsysteem 3 28.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking treden 3 137.
Sleutels, sloten 3 18, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 136.
Page 20 of 205
18Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 18
Portieren ...................................... 24
Antidiefstalbeveiliging ..................28
Buitenspiegels ............................. 30
Binnenspiegel .............................. 32
Ruiten .......................................... 32
Dak .............................................. 35Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 169.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.Handzender
Wordt gebruikt voor:
■ Centrale vergrendeling
■ Diefstalbeveiliging
■ Diefstalalarmsysteem
Afhankelijk van het model is de auto voorzien van een handzender met 2
of 3 toetsen.
De handzender heeft een bereik van
ca. 5 meter . Externe factoren kunnen
dit nadelig beïnvloeden. Brandende
alarmknipperlichten dienen als be‐
vestiging.