air condition OPEL MOVANO_B 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2015.5Pages: 223, PDF Size: 5.16 MB
Page 104 of 223
102Klimaatregeling
Ruiten ontwasemen enontdooien ■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
■ Luchtverdeelschakelaar op V zet‐
ten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐
systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
AC=koelingu=luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 37, stoel‐
verwarming ß 3 44.
Koeling (AC)
Wordt bediend met knop AC en werkt
alleen wanneer de motor draait en de aanjager is ingeschakeld.
Het airconditioningsysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht wanneer de buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan con‐
dens vormen en onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Let op
Als de klimaatregeling is ingesteld
op de maximale koeling terwijl de
omgevingstemperatuur hoog is, kan
mogelijk geen Autostop plaatsvin‐
den tot de gevraagde temperatuur in de passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor
in een Autostop is, is het mogelijk dat
de motor automatisch herstart.
Stop-startsysteem 3 117.
Luchtrecirculatiesysteem
Bediening met toets u.
Page 106 of 223
104Klimaatregeling
Ü=achterruitverwarming,
buitenspiegelverwarmingAC OFF=airconditioning uitschake‐
len
Achterruitverwarming, buitenspiegel‐
verwarming Ü 3 37, 3 33, stoelver‐
warming ß 3 44.
De ingestelde temperatuur wordt au‐ tomatisch afgeregeld. In de automa‐
tische modus regelen het luchtdebiet
en de luchtverdeling automatisch de
luchtstroom.
Het systeem kan met de hand worden
bijgesteld aan de hand van de knop‐
pen voor luchtverdeling en lucht‐
stroom.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Dek de sensor op het instrumenten‐
paneel niet af, anders werkt het sys‐
teem niet goed.
Automatische modus
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ Toets AUTO indrukken ("AUTO"
verschijnt op het display).
■ De gewenste temperatuur instellen
(de temperatuur verschijnt op het display).
■ Alle luchtroosters openen.
In de automatische modus wordt de
instelling voor luchtdebiet, luchtver‐
deling, airconditioning en luchtrecir‐
culatie automatisch geregeld door het
systeem en wordt de instelling niet op het display getoond.
Temperatuur selecteren Temperaturen kunnen op de gewen‐
ste waarde worden ingesteld met de
2 toetsen onder het display.
Voor maximaal comfort de tempera‐
tuur slechts in kleine stappen wijzi‐ gen.Rood=warmBlauw=koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Bij het instellen van de minimumtem‐
peratuur van 15 ℃ werkt het elektro‐ nische klimaatregelsysteem met
maximale koeling.
Bij het instellen van de maximumtem‐ peratuur van 27 ℃ werkt het elektro‐
nische klimaatregelsysteem met
maximale verwarming.
Let op
Als de temperatuur omwille van een
comfortabel klimaat moet worden
verlaagd, kan een Autostop worden
geblokkeerd of wordt de motor bij
het inschakelen van de koeling au‐
tomatisch opnieuw gestart.
Stop-startsysteem 3 117.
Luchtdebiet Het luchtdebiet kan verhoogd of ver‐
laagd worden met de toetsen x.
Het geselecteerde luchtdebiet wordt
aangeduid met x op het display.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Page 107 of 223
Klimaatregeling105
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Druk op de toets V. LED brandt.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐ den automatisch ingesteld, aircondi‐
tioning wordt ingeschakeld en de
aanjager draait met een hoge snel‐
heid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: toets V of toets
AUTO indrukken.
Let op
Als de V-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor loopt, wordt een Auto‐ stop verhinderd totdat er opnieuw op
de V-knop wordt gedrukt.
Als de V-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor in een Autostop is, zal
de motor automatisch herstarten.
Luchtverdeling
Druk herhaaldelijk op s of K.De pijlen op het display geven de ver‐
deelinstellingen aan:s=naar de voorruit en de voorste
zijruiten9=naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimteM=naar de hoofdruimteL=naar de hoofd- en voetenruimteK=naar de voetenruimte
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Koeling De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een be‐
paalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, de knop AC OFF indrukken om het
koelsysteem uit te schakelen ter be‐
sparing van brandstof. AC OFF ver‐
schijnt op het display.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie
Toets u indrukken. De LED brandt en
u verschijnt op het display.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: toets u of toets
AUTO indrukken.
Page 109 of 223
Klimaatregeling107
Gebruik de m of n -toetsen om de
duurtijd van de verwarming aan te
passen. De duurtijd is ingesteld wan‐
neer de display knippert.
De verwarmingsmodus
programmeren
Het is mogelijk om tot drie program‐
ma's op te slaan waarmee de verwar‐ ming kan worden ingeschakeld.
Druk het juiste aantal keer op de P-
toets om het gewenste opgeslagen
programma te selecteren.
Druk kort op de m of n -toetsen; de
geprogrammeerde tijd knippert op het
display.
Gebruik de m of n -toetsen om de
gewenste tijd in te stellen en zodra het tijdsdisplay stopt met knipperen, past u de dag aan met de m of n -toet‐
sen.
De tijd en de dag zijn ingesteld wan‐
neer de display stopt met knipperen.Een programmeermodus
opnieuw oproepen Om een opgeslagen programma te
activeren, moet u het juiste aantal
keer op de P-toets drukken tot het
overeenkomstige nummer op het dis‐ play verschijnt.
Neutrale stand of geen
opgeslagen programma
geactiveerd
Druk op de P-toets tot er geen num‐
mer van een opgeslagen programma
zichtbaar is in de display.
De temperatuur aanpassen
Om de temperatuur van de verwar‐
ming aan te passen, draait u aan de
draaiknop op het bedieningspaneel.Naar rechts
draaien=temperatuur ver‐
hogenNaar links
draaien=temperatuur verla‐
genAirconditioning achterin
De airconditioning achterin werkt in
combinatie met de airconditioning
voorin.
BusLuchtroosters achteraan
Er wordt extra airco geleverd aan de
passagiersruimte achteraan door de
luchtroosters in het dak.
Page 115 of 223
Klimaatregeling1139Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
bij een ongeval.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog uit‐
stroomkanalen onder de voorruit en
de zijramen, alsook in de voeten‐
ruimte.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning kan ook objecten
in het handschoenenkastje koelen.
Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat voor de voorruit in de
motorruimte moet vrij blijven om lucht te kunnen inlaten. Verwijder eventu‐
ele bladeren, vuil of sneeuw.
Pollenfilter Het pollenfilter ontdoet de lucht die
door de luchtinlaat binnenstroomt van
stof, roet, pollen en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐ ling niet worden ingeschakeld.
Service
Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐
systeem jaarlijks, voor het eerst 3 jaar na ingebruikneming van de auto, te
laten controleren, lettend op:
■ functie- en druktest,
■ werking van de verwarming,
■ lektest,
■ controle van de aandrijfriemen, ■ afvoer van condensor en verdam‐ per reinigen,
■ prestatietest.
Page 116 of 223
114Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 114
Starten en bediening .................115
Uitlaatgassen ............................. 122
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 123
Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 124
Remmen .................................... 128
Rijregelsystemen .......................130
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 133
Brandstof ................................... 140
Trekhaak .................................... 142
Extra functies ............................. 143Rijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie voor
een optimaal brandstofverbruik. Deze
is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐
ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
ActiveringECO -toets indrukken. De controle‐
lamp licht op als deze wordt geacti‐
veerd en er verschijnt een bericht op
het Driver Information Center 3 89.
Onderweg kunt u de ECO-modus tij‐
delijk uitschakelen, bijv. voor meer
motorvermogen, door het gaspedaal
stevig in te trappen.
De ECO-modus wordt weer inge‐
schakeld zodra het gaspedaal minder diep wordt ingetrapt.
Deactivering
Druk opnieuw op de ECO-toets. Con‐
trolelampje dooft.
Controle over de auto
Nooit laten vrijlopen wanneer de
motor niet draait (uitgezonderd tijdens Autostop) Veel systemen werken dan niet meer(bijv. rembekrachtiger, stuurbekrach‐
tiging). Als u op deze manier rijdt,
brengt u uzelf en anderen in gevaar.
Page 216 of 223
214TrefwoordenlijstAAanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............188, 193
Aanduidingen op banden ..........166
Aanhangerkoppeling ..................142
Aanhangerstabilisatie ................143
Aanhanger trekken ....................142
Aansteker .................................... 77
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 145
Accu ........................................... 151
Accu, starthulp gebruiken ...........179
Achterdeuren ............................... 28
Achterklep..................................... 21 Achterlichten .............................. 158
Achterruitverwarming ................... 37
Achterste zijruiten ........................36
Achteruitkijkcamera ...................139
Achteruitrijlichten .........................97
Adaptief rijlicht (AFL) ...........96, 157
Afmetingen auto ........................201
Airbag deactiveren ....................... 54 Airbag-deactivering ...................... 84
Airbag en gordelspanners ...........84
Airbaglabel.................................... 50
Airbagsysteem ............................. 50
Airconditioning ........................... 102
Airconditioning achterin .............107Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 113
Alarmknipperlichten .....................96
Algemene informatie .................. 142
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 114
Andere auto slepen ...................183
Antiblokkeersysteem .................128
Antiblokkeersysteem (ABS) .........86
Antidiefstalbouten .......................175
Antivries ...................................... 148
Armsteun ..................................... 44
Asbakken ..................................... 77
Autogegevens ............................ 193
Autokrik....................................... 165 Automatische verlichting .............. 94
Automatisch vergrendelen ......21, 25
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 183
Auto slepen ................................ 182
Auto stallen ................................. 145
Autostop ..................................... 116
Auto wassen ............................... 183
B
Bagageruimteverlichting ...............98
Banden ...................................... 166
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 170
Bandenreparatieset ...................172