air condition OPEL MOVANO_B 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2016.5Pages: 241, PDF Size: 5.69 MB
Page 108 of 241

106KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............106
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................106
Airconditioning ......................... 107
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 108
Verwarming achterin ...............110
Airconditioning achterin ...........112
Hulpverwarming ......................113
Luchtroosters ............................. 117
Verstelbare luchtroosters ........117
Vaste luchtroosters ..................118
Koeling handschoenenkastje ..118
Onderhoud ................................. 119
Luchtinlaat ............................... 119
Pollenfilter ................................ 119
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 119
Service .................................... 119Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
● ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 38, stoel‐
verwarming ß 3 46.
Temperatuurrood:warmblauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐ torknop in de gewenste stand te zet‐
ten.
Luchtverdeling
M:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimteJ:naar de voorruit, de voorste zij‐
ramen en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijramen
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zet‐
ten.
Page 109 of 241

Klimaatregeling107●Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
A/C:Koelingu:Luchtrecirculatie
Achterruitverwarming Ü 3 38, stoel‐
verwarming ß 3 46.
Koeling (A/C) Wordt door te drukken op A/C en
werkt alleen wanneer de motor draait
en de aanjager ingeschakeld is.
Het airconditioningsysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht wanneer de buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan con‐
dens vormen en onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Let op
Als de klimaatregeling is ingesteld
op de maximale koeling terwijl de
omgevingstemperatuur hoog is, kan
mogelijk geen Autostop plaatsvin‐
den tot de gevraagde temperatuur in
de passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor in een Autostop is, is het mogelijk dat
de motor automatisch herstart.
Stop/Start-systeem 3 124.
Luchtrecirculatiesysteem
Om in te schakelen u indrukken.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C aan.
● Luchtrecirculatiesysteem u aan.
● Luchtverdeelschakelaar op M
zetten.
Page 110 of 241

108Klimaatregeling● Draaiknop voor temperatuur inlaagste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zet‐
ten.
● Alle uitstroomkanalen openen.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Schakelaar koeling A/C AAN.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zet‐
ten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 124.
Elektronisch
klimaatregelsysteemBedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling ( s of K) en menu
selecteren
● luchtdebiet xAUTO:automatische modusu:luchtrecirculatieV:ontwasemen en ont‐
dooienÜ:achterruitverwarming,
buitenspiegelverwarmingA/C
OFF:airconditioning uitschake‐
len
Achterruitverwarming, buitenspiegel‐
verwarming Ü 3 38, 3 35, stoelver‐
warming ß 3 46.
De voorgeselecteerde temperatuur
wordt automatisch geregeld. In de au‐ tomatische modus regelen het lucht‐
debiet en de luchtverdeling automa‐
tisch de luchtstroom.
Het systeem kan met de luchtverde‐
ling en de luchtstroomknoppen hand‐
matig worden aangepast.
Het elektronische klimaatregelsys‐
teem werkt uitsluitend geheel als de
motor draait.
Page 111 of 241

Klimaatregeling109Bedek de sensor op het instrumen‐
tenpaneel voor een goede werking
niet.
Automatische modus
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
● AUTO indrukken ("AUTO" ver‐
schijnt op het display).
● De gewenste temperatuur instel‐ len (de temperatuur verschijnt op
het display).
● Alle uitstroomkanalen openen.
In de automatische modus wordt de
instelling voor luchtdebiet, luchtver‐
deling, airconditioning en luchtrecir‐
culatie automatisch geregeld door het
systeem en wordt de instelling niet op het display getoond.
Voorkeuze temperatuur
Temperaturen kunnen op de gewen‐
ste waarde worden ingesteld met de
2 toetsen onder het display.
Wijzig de temperatuur omwille van
het comfort slechts zeer geleidelijk.rood:warmblauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Bij het instellen van de minimumtem‐
peratuur van 15 ℃ werkt het elektro‐ nische klimaatregelsysteem met
maximale koeling.
Bij het instellen van de maximumtem‐ peratuur van 27 ℃ werkt het elektro‐
nische klimaatregelsysteem met
maximale verwarming.
Let op
Als de temperatuur omwille van een
comfortabel klimaat moet worden
verlaagd, kan een Autostop worden
geblokkeerd of wordt de motor bij
het inschakelen van de koeling au‐
tomatisch opnieuw gestart.
Stop-startsysteem 3 124.
Luchtdebiet
Het luchtdebiet kan verhoogd of ver‐
laagd worden met de toetsen x.
Het geselecteerde luchtdebiet wordt
aangeduid met x op het display.
Bij het uitschakelen van de ventilator
wordt de airco ook gedeactiveerd.Terug naar de automatische modus:
AUTO indrukken.
Ruiten ontwasemen en ontdooien Druk op V. LED licht op.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, aircondi‐
tioning wordt ingeschakeld en de
aanjager draait met een hoge snel‐
heid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: V of AUTO indruk‐
ken.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor loopt, wordt een Autostop verhin‐
derd totdat er opnieuw op V wordt
gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de mo‐
tor in een Autostop is, zal de motor
automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 124.
Luchtverdeling Druk herhaaldelijk op s of K.
Page 112 of 241

110KlimaatregelingDe pijlen op het display geven de ver‐
deelinstellingen aan:s:naar de voorruit en de voorste
zijramen9:naar de voorruit, de voorste zij‐
ramen en de voetenruimteM:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimte
Terug naar de automatische modus:
AUTO indrukken.
Koeling De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) als de buitentemperatuur
een specifieke waarde overschrijdt.
Er kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, A/C OFF indrukken om het koel‐
systeem uit te schakelen ter bespa‐
ring van brandstof. " A/C OFF" ver‐
schijnt op het display.
Handmatige
luchtrecirculatiemodus
u indrukken. De LED brandt en u
verschijnt op het display.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: u of AUTO indruk‐
ken.
Verwarming achterin
Als de motor uitgeschakeld is, kan de achterruimte worden verwarmd door
de extra verwarming via de roosters aan de onderkant.
Door het programmeren van de waar‐
den met behulp van het regelpaneel,
kan de gebruiker de instellingen van
tijd, dag en temperatuur aanpassen.
De verwarming werkt niet meer als er
te weinig brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. In ge‐
val van korte ritten dient u de accu re‐
gelmatig te controleren en indien no‐
dig op te laden.
Page 114 of 241

112KlimaatregelingNeutrale stand of geen
opgeslagen programma
geactiveerd
Druk op P totdat er geen nummer van
een opgeslagen programma op het
display zichtbaar is.
De temperatuur aanpassen Om de temperatuur van de verwar‐
ming aan te passen, draait u aan de
draaiknop op het bedieningspaneel.naar rechts
draaien:temperatuur ver‐
hogennaar links
draaien:temperatuur verla‐
gen
Airconditioning achterin
De airconditioning achterin werkt in
combinatie met de airconditioning
voorin.
Bus
Luchtroosters achteraan
Er wordt extra airco geleverd aan de
passagiersruimte achteraan door de
luchtroosters in het dak.
Luchtdebiet
Pas de luchtstroom aan om de ge‐
wenste snelheid te selecteren.
naar rechts
draaien:luchtstroom ver‐
hogennaar links
draaien:luchtstroom verla‐
gen
Combi
Er wordt extra airco geleverd aan de
passagiersruimte achteraan via de
luchtroosters boven de bestuurder en
de passagiersruimte vooraan.
Page 120 of 241

118KlimaatregelingCombi
In het dakframe kunnen verstelbare
luchtroosters zitten. Open een lucht‐
rooster door erop te drukken. Richt de
luchtstroom door het luchtrooster met
de hand in de gewenste stand te
draaien.
Bus
In het dakframe boven de stoelen
kunnen verstelbare luchtroosters zit‐
ten. Draai aan het stelwiel om de
luchtstroom naar de betreffende stoel te vergroten/verkleinen.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog uit‐
stroomkanalen onder de voorruit en
de zijramen, alsook in de voeten‐
ruimte.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning kan ook objecten
in het handschoenenkastje koelen.
Page 121 of 241

Klimaatregeling119Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat voor de voorruit in de
motorruimte moet vrij blijven om lucht
te kunnen inlaten. Verwijder eventu‐
ele bladeren, vuil of sneeuw.
Pollenfilter
Het pollenfilter ontdoet de lucht die
door de luchtinlaat binnenstroomt van
stof, roet, pollen en sporen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
Service
Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐
systeem jaarlijks, voor het eerst
3 jaar na ingebruikneming van de
auto, te laten controleren, lettend op:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en ver‐ damper reinigen
● prestatietest
Page 123 of 241

Rijden en bediening121Rijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie voor
een optimaal brandstofverbruik. Deze
is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐ ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
ActiveringDruk op ECO. De controlelamp licht
op als deze wordt geactiveerd en er
verschijnt een bericht op het Driver Information Center (DIC) 3 93.
Onderweg kunt u de ECO-modus tij‐
delijk uitschakelen, bijv. voor meer
motorvermogen, door het gaspedaal
stevig in te trappen.
De ECO-modus wordt weer inge‐
schakeld zodra het gaspedaal minder diep wordt ingetrapt.
Deactivering
Toets ECO nogmaals indrukken.
Controlelampje dooft.
Controle over de auto
Nooit laten vrijlopen wanneer de
motor niet draait (uitgezonderd
tijdens Autostop)
Veel systemen werken dan niet meer(bijv. rembekrachtiger, stuurbekrach‐
tiging). Als u op deze manier rijdt,
brengt u uzelf en anderen in gevaar.
Tijdens een Autostop blijven alle sys‐
temen werken, maar de stuurbe‐
krachtiging werkt beperkt en de rij‐
snelheid wordt verlaagd.Stop-startsysteem 3 124.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te kun‐
nen bedienen geen matten onder de
pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan be‐
stuurderszijde bevestigd zijn.
Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer kracht nodig.Voorzichtig
Auto's met hydraulische stuurbe‐
krachtiging:
Als het stuurwiel naar de eindaan‐
slag wordt gedraaid en meer dan
15 seconden in die stand wordt
gehouden, kan de stuurbekrachti‐
ging beschadigd raken en minder
goed werken.
Page 181 of 241

Verzorging van de auto179
In de zekeringenkast op het instru‐
mentenpaneel zit een zekeringtrek‐
ker waarmee zekeringen gemakkelij‐
ker te vervangen zijn.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkast inmotorruimte
Onder het koelvloeistofexpansievat.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.
Zekeringen i.v.m. lastige toeganke‐
lijkheid door een werkplaats laten ver‐
vangen.SymboolStroomkringSZijverlichting rechtsTZijverlichting linksWDimlicht rechtsaDimlicht links>MistlampLGrootlicht linksNGrootlicht rechtsuABSKVoorruitwissersSymboolStroomkringnVerwarmings- en ventila‐
tiesysteem/airconditioningVVerwarmde voorruit
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Achter het afwerkingspaneel aan de
linkerkant van het instrumentenpa‐
neel. Afwerkingspaneel vanaf de bo‐
venkant lostrekken.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.