adblue OPEL MOVANO_B 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2016Pages: 239, PDF Size: 5.61 MB
Page 77 of 239
Instrumenten en bedieningsorganen75Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................76
Stuurwielverstelling ...................76
Stuurbedieningsknoppen ...........76
Claxon ....................................... 76
Knoppen op stuurkolom ............76
Wis-/wasinstallatie voorruit ........77
Buitentemperatuur .....................78
Klok ........................................... 78
Elektrische aansluitingen ...........79
Aansteker .................................. 80
Asbakken ................................... 80
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................80
Instrumentengroep ....................80
Snelheidsmeter ......................... 80
Kilometerteller ........................... 81
Dagteller .................................... 81
Toerenteller ............................... 81
Brandstofmeter .......................... 82
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 82
Peilsensor motorolie ..................83
Service-display .......................... 83
Versnellingsbakdisplay ..............84Controlelampen ......................... 84
Richtingaanwijzer ......................86
Gordelverklikker ........................87
Airbag en gordelspanners .........87
Airbag-deactivering ...................87
Laadsysteem ............................. 87
Storingsindicatielamp ................87
Service-indicatie ........................88
Schakel motor uit .......................88
Remsysteem ............................. 88
Antiblokkeersysteem (ABS) .......89
Opschakelen ............................. 89
Lane Departure Warning ...........89
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .......................... 89
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 89
Koelvloeistoftemperatuur ...........90
Voorverwarming ........................90
AdBlue ....................................... 90
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 90
Motoroliedruk ............................. 90
Te laag brandstofpeil .................91
Stop-startsysteem .....................91
Rijverlichting .............................. 91
Grootlicht ................................... 91
Grootlichtassistentie ..................92
Mistlamp .................................... 92
Mistachterlicht ........................... 92Cruise control............................ 92
Tachograaf ................................ 92
Portier open ............................... 92
Informatiedisplays ........................92
Driver Information Center ..........92
Triple-Info-Display .....................93
Boordinformatie ........................... 93
Geluidssignalen .........................94
Tripcomputer ................................ 95
Tachograaf ................................... 97
Page 84 of 239
82Instrumenten en bedieningsorganenBrandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Onmiddellijk bijtan‐
ken 3 153.
Tank nooit leegrijden. Dieselbrand‐
stofsysteem ontluchten 3 167.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
AdBlue-meter
Geeft het AdBlue-peil in de tank aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y 3 90. Tank zo spoe‐
dig mogelijk AdBlue bij, opdat de mo‐
tor blijft starten 3 129.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker zone:bedrijfstempera‐
tuur motor nog niet bereiktmiddelste
gebied:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter zone:temperatuur te
hoog
Controlelamp W gaat branden als de
temperatuur te hoog is 3 88,
3 90.
Page 88 of 239
86Instrumenten en bedieningsorganenControlelampen in de dakconsoleof op het instrumentenbord
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 86XGordelverklikker 3 87vAirbags en gordelspanners
3 87WAirbag deactiveren 3 87pLaadsysteem 3 87ZStoringsindicatielamp 3 87ALaat auto spoedig nakijken
3 88oService-display 3 88CSchakel motor uit 3 88RRemsysteem 3 88uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 89k jOpschakelen, terugschakelen
3 89ìLane Departure Warning
3 89.RElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) 3 89ØElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) uit 3 89WKoelvloeistoftemperatuur
3 90!Voorverwarmen 3 90YAdBlue 3 90wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 90IMotoroliedruk 3 90YTe laag brandstofpeil 3 91DAutostop 3 123\Autostop geblokkeerd 3 1239Buitenverlichting 3 91CGrootlicht 3 91íGrootlichtassistentie 3 92>Mistlamp 3 92rMistachterlicht 3 92mCruise control 3 92USnelheidsbegrenzer cruisecon‐
trol 3 92&Tachograaf 3 92yPortier open 3 92
Richtingaanwijzer
O knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers
is een akoestisch waarschuwingssig‐ naal waarneembaar. Bij het slepen
van een aanhanger verandert de
toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal.
Lampen vervangen 3 168.
Zekeringen 3 175.
Page 92 of 239
90Instrumenten en bedieningsorganenKoelvloeistoftemperatuur
W brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor
Als W brandt (mogelijk in combinatie
met controlelampje C), stop dan de
auto en schakel de motor uit.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 162.
Is het koelvloeistofpeil hoog genoeg,
dan de hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Voorverwarming
! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
AdBlue
Õ brandt geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Tank zo
spoedig mogelijk AdBlue bij, opdat de motor blijft starten.
Licht samen met controlelamp A op
als aanduiding van een systeemsto‐
ring of als waarschuwing dat de motor na het bepaalde afstand wellicht niet
kan worden gestart. Onmiddellijk hulp
van een werkplaats inroepen.
Er verschijnt een bijbehorend bericht op het Driver Information Center
(DIC) 3 92.
AdBlue 3 129.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.De controlelamp w brandt samen met
C 3 88 en er verschijnt een bijbeho‐
rend bericht op het Driver Information
Center (DIC) als een lekke band of
een veel te lage bandenspanning
wordt gedetecteerd.
Knippert
Storing in het systeem. Na enige tijd brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
De controlelamp w brandt samen met
A 3 88 en er verschijnt een bericht
op het DIC als een band zonder druk‐ sensor wordt geplaatst (bijv. reserve‐
wiel).
Bandenspanningscontrolesysteem
3 182.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt
ingeschakeld.
Page 96 of 239
94Instrumenten en bedieningsorganenGeluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
● Als de veiligheidsgordel niet om‐ gedaan is 3 49.
● Als u met aangetrokken handrem
een bepaalde snelheid over‐
schrijdt 3 139.
● Als de parkeerhulp een obstakel detecteert of als er een storing is3 147.
● Als de auto een geautomati‐ seerde versnellingsbak heeft en
de koppelingstemperatuur te
hoog is 3 134.
● Als de snelheid korte tijd een in‐ gestelde limiet overschrijdt 3 80.
● Tijdens het sluiten van de elektri‐
sche schuifdeur 3 26.● Als de schuifdeur open is en de
handrem losgezet is 3 26.
● Tijdens het in- en uitschakelen van de alarmbewaking van de
kanteling van de auto 3 31.
● Als het AdBlue-peil tot onder een
bepaald niveau daalt of als er een
storing is 3 129.
● Als het Lane Departure Warning-
systeem onbedoeld wisselen van
rijstrook detecteert en wanneer
het systeem geactiveerd is
3 151.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
● Bij ingeschakelde rijverlichting.
● Als de auto een geautomati‐ seerde versnellingsbak heeft
3 134, de handrem niet aange‐
trokken is, de neutrale stand niet
geselecteerd is of het rempedaal niet ingetrapt is. Ook kan er eenbijbehorend bericht op het Driver
Information Center (DIC) ver‐
schijnen 3 92.
● Als de buitenkruk van de zij‐ schuifdeur bij het ontgrendelen
van de auto open staat 3 26.
● Als de motor in een Autostop maar niet uitgeschakeld is. Stop-
startsysteem 3 123.
Page 121 of 239
Rijden en bediening119Rijden en bedieningRijtips......................................... 120
Economisch rijden ...................120
Controle over de auto ..............120
Sturen ...................................... 120
Starten en bediening .................121
Nieuwe auto inrijden ................121
Contactslotstanden ..................121
Motor starten ........................... 121
Regeling stationair toerental ....122
Uitrol-brandstofafsluiter ...........122
Stop/Start-systeem ..................123
Parkeren .................................. 125
Luchtvering .............................. 126
Uitlaatgassen ............................. 128
Roetfilter .................................. 128
Katalysator .............................. 129
AdBlue ..................................... 129
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 134
Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 134
Versnellingsbakdisplay ............134
Motor starten ........................... 135
Keuzehendel ........................... 135
Handgeschakelde modus ........136Elektronische rijprogramma's ..137
Storing ..................................... 138
Stroomonderbreking ................138
Remmen .................................... 138
Antiblokkeersysteem ...............138
Handrem .................................. 139
Remassistentie ........................140
Hellingrem ............................... 140
Rijregelsystemen .......................141
Traction Control .......................141
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) ........................ 142
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 143
Cruise control .......................... 143
Snelheidsbegrenzer ................146
Parkeerhulp ............................. 147
Achteruitkijkcamera .................149
Lane Departure Warning .........151
Brandstof ................................... 153
Brandstof voor dieselmotoren . 153
Tanken .................................... 153
Brandstofverbruik - CO 2-
uitstoot ................................... 154
Trekhaak .................................... 155
Algemene informatie ...............155
Rijgedrag en aanhangertips ....155
Aanhanger trekken ..................155
Aanhangerstabilisatie ..............156Extra functies ............................. 156
PTO (krachtafnemer) ...............156
Page 131 of 239
Rijden en bediening129KatalysatorDe katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.Voorzichtig
Brandstoffen van een andere kwa‐ liteit dan die zoals vermeld op pa‐
gina 3 153, 3 208 kunnen de ka‐
talysator of elektronische onder‐ delen beschadigen.
Door onverbrande benzine raakt
de katalysator oververhit en be‐
schadigd. Vermijd daarom over‐
matig gebruik van de startmotor,
leegrijden van de brandstoftank of starten van de motor door middel
van aanduwen of trekken.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
Wanneer controlelamp Z gaat knip‐
peren, worden de toelaatbare emis‐
sienormen mogelijk overschreden.
Uw voet van het gaspedaal halen tot‐
dat Z ophoudt met knipperen en
continu brandt. Onmiddellijk contact
opnemen met een werkplaats.
Storingsindicatielamp 3 87.
AdBlue
Algemene informatie Selectieve katalysatorreductie
(BlueInjection) is een methode voor
het aanzienlijk terugbrengen van het
aandeel stikstofoxide in de uitstoot
van uitlaatgassen. Dit wordt bewerk‐
stelligd door het inspuiten van een
dieseluitlaatvloeistof (DEF) in het uit‐
laatsysteem.
De naam van de gebruikte DEF is AdBlue Ⓡ. Het is een niet-giftige,
niet-ontvlambare, kleur- en geurloze
vloeistof die uit 32 % ureum en 68 %
water bestaat.Let op
AdBlue Ⓡ is een gedeponeerd han‐
delsmerk van de Verband der Auto‐
mobilindustrie e.V. (VDA).9 Waarschuwing
Voorkom dat er AdBlue in uw ogen
of op uw huid komt.
Bij contact met de ogen of de huid
met water uitspoelen.
Voorzichtig
Voorkom dat er AdBlue op het lak‐
werk komt.
Bij contact met water afspoelen.
AdBlue bevriest bij een temperatuur
van ongeveer -11 °C. Aangezien de
auto is uitgevoerd met een AdBlue-
voorverwarmer, is er ook bij lage tem‐ peraturen minder uitstoot. De
AdBlue-voorverwarmer werkt auto‐
matisch.
Page 132 of 239
130Rijden en bedieningAdBlue-meter
U kunt het huidige vloeistofpeil afle‐
zen op de AdBlue-meter 3 82.
Peilwaarschuwingen
Het AdBlue-verbruik is ongeveer 3,5
liter per 1000 km en is afhankelijk van
het rijgedrag.
Versie met peilwaarschuwingen op
het Driver Information Center (DIC)
Als het AdBlue-peil tot onder een be‐
paalde waarde daalt, verschijnt er een peilwaarschuwing op het Driver
Information Center (DIC) 3 92.
Ook licht controlelamp Õ ononder‐
broken op en klinkt er een geluidssig‐ naal.
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue bij.
Zie " AdBlue bijtanken " hieronder.
Doorrijden is zonder enige beperkin‐
gen mogelijk.
Als er binnen een bepaalde afstand
geen AdBlue wordt bijgetankt, ver‐
schijnen er afhankelijk van het hui‐
dige AdBlue-peil nog meer peilwaar‐
schuwingen op het DIC.
Motor opnieuw starten niet mogelijk
Op het DIC verschijnen herhaalde‐
lijke verzoeken tot het bijtanken van
AdBlue en uiteindelijk de melding dat de motor niet opnieuw kan worden
gestart.
Let op
Deze beperkingen zijn wettelijk vast‐
gelegd.
Vóór het blokkeren van het opnieuw
starten van de motor verschijnt er een
waarschuwingsbericht met 0 km op
het DIC dat de motor na het uitscha‐
kelen van het contact niet opnieuw
kan worden gestart.
Na het blokkeren van het opnieuw
starten van de motor verschijnt er een waarschuwingsbericht op het DIC dat
het AdBlue-peil te laag is.
Om de motor opnieuw te kunnen star‐
ten, moet u ten minste 10 liter AdBlue bijtanken.Waarschuwingen m.b.t. hoge uitstoot
Als de emissiewaarden tot boven een
bepaalde limiet oplopen, verschijnen
er soortgelijke waarschuwingen als
bij de hierboven beschreven actiera‐
diuswaarschuwingen op het DIC.
Page 133 of 239
Rijden en bediening131Controlelamp Õ licht samen met A
3 88 ononderbroken op en er klinkt
een geluidssignaal.
Op het DIC verschijnen oproepen om
het uitlaatsysteem te laten nakijken
en uiteindelijk de melding dat de mo‐
tor niet opnieuw kan worden gestart.
Let op
Deze beperkingen zijn wettelijk vast‐ gelegd.
Bij een AdBlue-actieradius van
1100 km verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het DIC met de res‐
terende actieradius van de auto voor‐
dat de motor niet opnieuw kan wor‐
den gestart. Dit waarschuwingsbe‐
richt verschijnt om de 100 km.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.Versie zonder peilwaarschuwingen
op het Driver Information Center
(DIC)
Wanneer de AdBlue-meter aangeeft
dat het peil erg laag is, brandt contro‐ lelamp Õ eerst ononderbroken.
Naarmate het AdBlue-peil verder
daalt, knippert Õ gedurende enkele
seconden en brandt dan continu.
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue bij.
Zie " AdBlue bijtanken " hieronder.
Doorrijden is zonder enige beperkin‐
gen mogelijk.
Motor levert minder vermogen
Naarmate het AdBlue-peil verder
daalt, knippert controlelamp Õ gedu‐
rende enkele seconden en brandt
dan continu. Daarbij klinkt er een
waarschuwingssignaal en levert de
motor minder vermogen.
Let op
Deze beperkingen zijn wettelijk vast‐ gelegd.
Als u geen AdBlue bijtankt voordat de tank leeg is, knippert Õ en wordt de
rijsnelheid na de volgende keer star‐
ten van de motor beperkt tot onge‐
veer 20 km/h.
Tank onmiddellijk minimaal 10 liter
AdBlue bij.Waarschuwingen m.b.t. hoge uitstoot
Als de uitstoot tot boven een be‐
paalde waarde stijgt, licht controle‐
lamp Õ samen met A 3 88 op. Roep
zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats in.
Als de storing niet binnen een be‐
paalde afstand wordt verholpen, knip‐
peren Õ en A gedurende enkele se‐
conden en branden dan continu. Mo‐
tor levert minder vermogen.
Page 134 of 239
132Rijden en bedieningAls de storing kritiek is, knipperen Õ
en A continu en wordt de rijsnelheid
na de volgende keer starten van de
motor beperkt tot ongeveer 20 km/h.
Let op
Deze beperkingen zijn wettelijk vast‐
gelegd.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.
AdBlue bijvullenVoorzichtig
Gebruik alleen AdBlue die aan de
Europese normen DIN 70 070 en
ISO 22241-1 voldoet.
Gebruik geen additieven.
Verdun AdBlue niet.
Anders kan het systeem voor se‐
lectieve katalysatorreductie be‐
schadigd raken.
Let op
Bij het bijtanken van AdBlue bij zeer
lage temperaturen wordt dit wellicht
niet door het systeem gedetecteerd.
Parkeer de auto in dat geval op een
locatie met een hogere buitentem‐
peratuur totdat de AdBlue weer
vloeibaar wordt.
Let op
Als de motor wegens een te laag AdBlue-peil niet kan worden gestart,
adviseren wij om een hoeveelheid
van ten minste 10 liter AdBlue bij te
tanken. Tank niet te weinig (bijv.
minder dan 5 liter) bij, omdat het sys‐ teem anders het bijtanken wellicht
niet detecteert.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐
dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
De vulpijp voor AdBlue zit achter de
tankklep, aan de rechterkant van de
auto.
De tankklep kan alleen worden ge‐
opend als de auto ontgrendeld is en
het rechterportier geopend is.9 Gevaar
Auto's met Stop/Start-systeem:
De motor moet uitgeschakeld en
de contactsleutel verwijderd zijn om het risico te vermijden dat het
systeem de motor automatisch op‐ nieuw start.
Inhouden 3 224.
Tankstation
9 Gevaar
Volg bij het tanken van AdBlue de
bedienings- en veiligheidsinstruc‐
ties van het tankstation.
1. Schakel de motor uit en trek de sleutel uit het contactslot.
2. Trek de tankklep open.