alarm OPEL MOVANO_B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2017.5Pages: 267, PDF Size: 6.21 MB
Page 8 of 267

6Kort en bondigKort en bondigBasisinformatieAuto ontgrendelen Ontgrendelen met sleutel
Sleutel in het slot van de bestuurders‐deur omdraaien. De deuren openen
door aan de handgrepen te trekken.
Ontgrendelen met handzender
Afhankelijk van voertuigconfiguratie:
c indrukken om de voorportieren te
ontgrendelen. Nogmaals indrukken
om auto volledig te ontgrendelen.
De deuren openen door aan de hand‐ grepen te trekken.
Druk bij de handzender met
3 knoppen op G; alleen de baga‐
geruimte wordt ontgrendeld.
Handzender 3 21, centrale vergren‐
deling 3 23, diefstalalarmsysteem
3 34.
Page 15 of 267

Kort en bondig13Lichtsignaal, grootlicht en dimlicht
Hendel naar u toe trekken.
Grootlicht 3 110, lichtsignaal 3 111.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter rich‐
tingaanwijzersig‐
naalhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzersignaal
Richtingaanwijzers 3 112.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 112.
Page 20 of 267

18Kort en bondigGeautomatiseerde versnellingsbak
Als de auto stilstaat en er bepaalde
voorwaarden zijn vervuld, activeer dan een Autostop zoals hieronder
beschreven:
● keuzehendel in stand N (of A/M )
● rempedaal krachtig intrappen ● gaspedaal niet intrappen
Laat om de motor weer te starten met
de keuzehendel in stand N (of A/M )
en losgezette handrem het rempe‐
daal los.
Stop/Start-systeem 3 138.Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd het rempedaal in om minder
kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel de eerste versnelling in als de auto op een effen
ondergrond of een oplopende
helling. Op een oplopende
helling bovendien de voorwie‐
len van de stoeprand
wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling in als de auto op een aflopende
helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken
3 23.
● Activeer het alarmsysteem 3 34.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 180.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
Page 22 of 267

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Sleutels ...................................... 20
Car Pass .................................... 20
Handzender ............................... 21
Portiersloten .............................. 22
Portiervergrendelknoppen .........22
Centrale vergrendeling ..............23
Elektrisch bediende portiersloten .............................. 26
Automatisch vergrendelen .........27
Kindersloten .............................. 27
Portieren ...................................... 28
Schuifdeur ................................. 28
Achterdeuren ............................. 32
Antidiefstalbeveiliging ..................34
Vergrendelingssysteem .............34
Diefstalalarmsysteem ................34
Startbeveiliging .......................... 36
Buitenspiegels ............................. 36
Bolle vorm ................................. 36
Handmatig verstellen .................36
Elektrische verstelling ................37Inklapbare spiegels ...................37
Verwarmde spiegels ..................37
Binnenspiegel .............................. 38
Handmatige dimfunctie ..............38
Ruiten .......................................... 39
Voorruit ...................................... 39
Handbediende ruiten .................39
Elektrisch bediende ruiten .........39
Achterste zijruiten ......................40
Achterruitverwarming ................41
Zonnekleppen ............................ 41
Dak .............................................. 42
Panoramadak ............................ 42Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat op de CarPass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startblokkering.
Sloten 3 222, Handzender 3 21,
Centrale vergrendeling 3 23, Motor
starten 3 137.
Car Pass
Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Page 23 of 267

Sleutels, portieren en ruiten21Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze
autogegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor: ● centrale vergrendeling
● vergrendelingssysteem
● diefstalalarmsysteem
Afhankelijk van het model is de auto voorzien van een handzender met 2
of 3 toetsen.
De afstandsbediening heeft een
bereik van ongeveer vijf meter.
Externe factoren kunnen dit nadelig
beïnvloeden. Brandende alarmknip‐
perlichten dienen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het
gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor het systeem
opnieuw moet worden gepro‐
grammeerd in een werkplaats.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activeringvan de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 23.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 25 of 267

Sleutels, portieren en ruiten23
Om de achterdeuren handmatig te
openen, sleutel in het slot van de
achterdeur rechts omdraaien. Open
het portier door aan de handgreep te
trekken.
De achterdeur links wordt dan
ontgrendeld met behulp van de
hefboom op de binnenrand van de
deur.
Altijd eerst de linkerdeur, dan de rech‐
terdeur sluiten.
Achterdeuren 3 32.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt de voor‐
portieren, de zijschuifdeuren en de
bagageruimte.
Met de handzender met 3 knoppen kunnen de voorportieren en de baga‐ geruimte (en, afhankelijk van de voer‐
tuigconfiguratie, de zijschuifdeuren)
afzonderlijk worden ontgrendeld en
vergrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld.Auto ontgrendelen
De werking van de centrale vergren‐
deling met de handzender wordt
bevestigd door de alarmknipperlich‐
ten. De alarmknipperlichten knippe‐
ren één keer ter indicatie dat de auto
ontgrendeld is en twee keer ter indi‐
catie dat de auto vergrendeld is.
Ontgrendelen met handzender met twee toetsen
c indrukken om de voorportieren te
ontgrendelen. Nogmaals indrukken om auto volledig te ontgrendelen.
Page 36 of 267

34Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingVergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
De portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle deuren gesloten
zijn.
Let op
Het vergrendelingssysteem kan niet
worden geactiveerd als de alarm‐
knipperlichten of stadslichten zijn
ingeschakeld.
Vergrendelen en ontgrendelen is niet mogelijk met de centrale vergrende‐
lingstoets.
Activering
Binnen drie seconden e tweemaal
indrukken.
Alarmknipperlichten knipperen
vijf keer ter bevestiging.
Deactivering Ontgrendel de portieren door op dehandzender op c te drukken.
Diefstalalarmsysteem Het diefstalalarmsysteem werkt
samen met de centrale vergrende‐
ling.
Het bewaakt:
● portieren, achterklep, motorkap
● interieur
● bagageruimte
● ontsteking
● onderbreking van voeding alarm‐
sirene
Activering
Sluit alle portieren en de motorkap.
e indrukken om het diefstalalarmsys‐
teem in te schakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen tweemaal ter
bevestiging van de inschakeling.
Page 37 of 267

Sleutels, portieren en ruiten35Als de alarmknipperlichten bij inscha‐
keling van het diefstalalarmsysteem
niet knipperen, zit een van de deuren of de motorkap niet goed dicht.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Deactivering
Bij het ontgrendelen van de auto of
het inschakelen van het contact wordt
het diefstalalarmsysteem uitgescha‐
keld. De alarmknipperlichten knippe‐
ren eenmaal ter bevestiging van de
uitschakeling.
Let op
Indien het alarm is afgegaan, zal de alarmsirene niet uitschakelen als de
auto wordt ontgrendeld. Om de
sirene uit te schakelen, moet u het
contact inschakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen niet bij uitscha‐ keling, indien het alarm is afgegaan.Activeren zonder bewaken van
het interieur
Schakel de bewaking van de passa‐
giersruimte uit als er mensen of
dieren in de auto verblijven of als de timer of de afstandsbediening is inge‐ steld voor het inschakelen van de
hulpverwarming 3 125.
Afhankelijk van voertuigconfiguratie:
● houd e ingedrukt of
● contact tweemaal snel in- en uitschakelen en dan de portieren
sluiten en het diefstalalarmsys‐
teem activeren
Ter bevestiging zal er een geluidssig‐ naal klinken.
Deze status blijft gehandhaafd tot de
deuren worden ontgrendeld.
Alarm Bij het activeren ervan klinkt het alarm via een afzonderlijk gevoede power
sounder en gaan tegelijkertijd de
waarschuwingsknipperlichten knip‐
peren. Voor het aantal en de duur van de alarm signalen verwijzen we naar
de toepasselijke wetgeving.
Indien de accu van de auto wordt
losgekoppeld of de stroomvoorzie‐
ning wordt onderbroken, zal de
alarmsirene afgaan. Daarom vóór het
loskoppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
Om een alarmsirene uit te zetten
(indien geactiveerd) en hiertoe het
diefstalalarmsysteem uit te schake‐
len, de voertuigaccu opnieuw aanslui‐ ten en de auto ontgrendelen met toets
c op de handzender (of het contact
inschakelen).
Page 38 of 267

36Sleutels, portieren en ruitenStartbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en controleert of
de auto met de sleutel mag worden
gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch geactiveerd na het verwijderen vande sleutel uit het contactslot, of
wanneer de motor wordt afgezet
zonder de sleutel uit het contactslot te
verwijderen.
Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer twee seconden
wachten en opnieuw proberen te star‐
ten. Als dat niet lukt, kunt u proberen
om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 23, 3 34.Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een asferisch gebied en verkleint de dode hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de
gewenste richting te draaien.
De onderste spiegels zijn niet te
verstellen.
Page 99 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen97&Tachograaf 3 102yPortier open 3 102
Richtingaanwijzer
O knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers
is een akoestisch waarschuwingssig‐
naal waarneembaar. Bij het slepen
van een aanhanger verandert de
toonhoogte van het akoestische
waarschuwingssignaal.
Lampen vervangen 3 189.
Zekeringen 3 198.
Richtingaanwijzers 3 112.
Gordelverklikker X brandt of knippert rood.
Als de veiligheidsgordel wordt losge‐
maakt, zal controlelamp X knipperen
wanneer de rijsnelheid boven onge‐
veer 16 km/u komt. Ook klinkt er
gedurende ongeveer 90 seconden
een geluidssignaal.
Als de veiligheidsgordel wordt vast‐
gemaakt, dooft de controlelamp.9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Driepuntsveiligheidsgordels 3 55.
Airbag en gordelspanners v brandt geel.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp korte tijd.
Brandt de lamp niet of dooft deze
onderweg, dan is er sprake van een
storing in het airbagsysteem. De hulp
van een werkplaats inroepen. De
airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 54, 3 58.
Airbag-deactivering
W brandt geel wanneer het contact
ingeschakeld is en blijft branden
wanneer de passagiersairbag
gedeactiveerd is 3 62.