air conditioning OPEL MOVANO_B 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2019Pages: 261, PDF Size: 6.4 MB
Page 124 of 261
122KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............122
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................122
Airconditioning ......................... 123
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 124
Verwarming achterin ...............126
Airconditioning achterin ...........129
Hulpverwarming ......................130
Luchtroosters ............................. 136
Verstelbare luchtroosters ........136
Vaste luchtroosters ..................137
Koeling handschoenenkastje ..137
Onderhoud ................................. 137
Luchtinlaat ............................... 137
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 138
Service .................................... 138Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
● ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 46.
Verwarmde stoelen ß 3 55.
Temperatuurrood:warmblauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te
zetten.
Luchtverdeling
M:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimteJ:naar de voorruit, de voorste
zijramen en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijramen
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zetten.
Page 125 of 261
Klimaatregeling123●Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem
worden geregeld:
A/C:koelingu:luchtrecirculatie
Verwarmbare achterruit Ü 3 46.
Verwarmde stoelen ß 3 55.
Koeling (A/C)
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningsysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht wanneer de buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Let op
Als de klimaatregeling is ingesteld
op de maximale koeling terwijl de
omgevingstemperatuur hoog is, kan
mogelijk geen Autostop plaatsvin‐
den tot de gevraagde temperatuur in de passagiersruimte is bereikt.
Als de klimaatregeling is ingesteld
op maximale koeling terwijl de motor
in een Autostop is, is het mogelijk dat de motor automatisch herstart.
Stop-startsysteem 3 143.
Luchtrecirculatiesysteem
Luchtrecirculatiemodus met u
inschakelen. De LED in de knop
brandt om activering aan te geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met u
uitschakelen.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen
beslaan. De kwaliteit van de
binnenlucht neemt na verloop van
tijd af, wat tot vermoeidheidsver‐
schijnselen bij de inzittenden kan
leiden.
Page 126 of 261
124KlimaatregelingMaximale koelingRuiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C aan.
● Luchtrecirculatiesysteem u aan.
● Luchtverdeelschakelaar op M
zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zetten.
● Alle uitstroomkanalen openen.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Schakelaar koeling A/C AAN.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
● Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeel‐
schakelaar op J zetten.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 143.Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtverdeling ( ï of î) en menu
selecteren
● luchtdebiet x
AUTO:automatische modusu:luchtrecirculatieV:ontwasemen en
ontdooienÜ:achterruitverwarming,
buitenspiegelverwarmingA/C OFF:airconditioning uitscha‐
kelen
Page 127 of 261
Klimaatregeling125Verwarmbare achterruit Ü 3 46.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 42.
Verwarmde stoelen ß 3 55.
De voorgeselecteerde temperatuur
wordt automatisch geregeld. In de
automatische modus regelen het
luchtdebiet en de luchtverdeling auto‐
matisch de luchtstroom.
Het systeem kan met de luchtverde‐
ling en de luchtstroomknoppen hand‐ matig worden aangepast.
Het elektronische klimaatregelsys‐
teem werkt uitsluitend geheel als de
motor draait.
Bedek de sensor op het instrumen‐
tenpaneel voor een goede werking
niet.
Automatische modus
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● AUTO indrukken ("AUTO"
verschijnt op het display).
● De gewenste temperatuur instel‐ len (de temperatuur verschijnt ophet display).
● Alle uitstroomkanalen openen.In de automatische modus wordt de
instelling voor luchtdebiet, luchtver‐
deling, airconditioning en luchtrecir‐
culatie automatisch geregeld door het
systeem en wordt de instelling niet op het display getoond.
Voorkeuze temperatuur
Temperaturen kunnen op de gewen‐
ste waarde worden ingesteld met de
twee toetsen onder het display.
Wijzig de temperatuur omwille van
het comfort slechts zeer geleidelijk.rood:warmblauw:koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Bij het instellen van de minimumtem‐ peratuur van 15 ℃ werkt het elektro‐
nische klimaatregelsysteem met
maximale koeling.
Bij het instellen van de maximumtem‐ peratuur van 27 ℃ werkt het elektro‐
nische klimaatregelsysteem met
maximale verwarming.
Let op
Als de temperatuur omwille van een
comfortabel klimaat moet worden
verlaagd, kan een Autostop worden
geblokkeerd of wordt de motor bij
het inschakelen van de koeling auto‐
matisch opnieuw gestart.
Stop-startsysteem 3 143.
Luchtdebiet
Het luchtdebiet kan verhoogd of
verlaagd worden met de toetsen x.
Het geselecteerde luchtdebiet wordt
aangeduid met x op het display.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Terug naar de automatische modus:
AUTO indrukken.
Ruiten ontwasemen en ontdooien Druk op V. De LED brandt.
Temperatuur en luchtverdeling
worden automatisch ingesteld,
airconditioning wordt ingeschakeld
en de aanjager draait met een hoge
snelheid.
Page 128 of 261
126KlimaatregelingAchterruitverwarming, buitenspiegel‐
verwarming worden ook automatisch
ingeschakeld. Druk op Ü voor
uitschakelen zonder ruitontwase‐
ming/-verwarming te deactiveren. Het
luchtdebiet kan ook worden verlaagd.
Om de automatische modus opnieuwin te schakelen: V of AUTO indruk‐
ken.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 143.
Luchtverdeling
Druk herhaaldelijk op ï of î.
De pijlen op het display geven de
verdeelinstellingen aan:ï:naar de voorruit en de voorste
zijramen™:naar de voorruit, de voorste
zijramen en de voetenruimte²:naar de hoofdruimte³:naar de hoofd- en voetenruimteî:naar de voetenruimte
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Koeling De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) als de buitentemperatuur een specifieke waarde overschrijdt.
Er kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, A/C OFF indrukken om het koel‐
systeem uit te schakelen ter bespa‐
ring van brandstof. " A/C OFF"
verschijnt op het display.
Handmatige
luchtrecirculatiemodus
Druk op u om de luchtrecirculatie. u
verschijnt op het display.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen
beslaan. De kwaliteit van de
binnenlucht neemt na verloop van
tijd af, wat tot vermoeidheidsver‐
schijnselen bij de inzittenden kan
leiden.
Druk om de automatische modus opnieuw in te schakelen op u of
AUTO .
Verwarming achterin
Page 131 of 261
Klimaatregeling129Verwarmingsniveau
Het gewenste verwarmingsniveau
voor geprogrammeerde vertrektijden
kan worden ingesteld tussen 10 en
30℃.
Om de temperatuur van de verwar‐
ming aan te passen, draait u aan de
draaiknop op het bedieningspaneel.naar rechts
draaien:temperatuur
verhogennaar links
draaien:temperatuur verla‐
gen
Airconditioning achterin
De airconditioning achterin wordt
geactiveerd in combinatie met de
airconditioning voorin.
Bus
Luchtroosters achteraan
Er wordt extra airco geleverd aan de
passagiersruimte achteraan door de
luchtroosters in het dak.
Luchtdebiet
Pas de luchtstroom aan om de
gewenste snelheid te selecteren.
naar rechts
draaien:luchtstroom
verhogennaar links
draaien:luchtstroom verla‐
gen
Let op
Tijdens een Autostop werkt de airco achter niet.
Stop-startsysteem 3 143.
Page 139 of 261
Klimaatregeling137Bus
In het dakframe boven de stoelen
kunnen verstelbare luchtroosters
zitten. Draai aan het stelwiel om de
luchtstroom naar de betreffende stoel te vergroten / verkleinen.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
uitstroomkanalen onder de voorruit
en de zijramen, alsook in de voeten‐
ruimte.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning kan ook objecten
in het handschoenenkastje koelen.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat voor de voorruit in de
motorruimte moet vrij blijven om lucht
te kunnen inlaten. Verwijder eventu‐
ele bladeren, vuil of sneeuw.
Page 140 of 261
138KlimaatregelingAirconditioning regelmatigaanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden
ingeschakeld. Bij te lage buitentem‐
peraturen kan de koeling niet worden ingeschakeld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen 3 jaar na aflevering van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietestLet op
Koelmiddel R-134a kan gefluo‐ reerde broeikasgassen met een
factor wereldwijde opwarming van
1430 bevatten.
Het aircosysteem voor is gevuld met
0,58 kg en heeft een CO
2-equivalent
van 0,83 ton, het aircosysteem voor
en achter in combi-varianten is
gevuld met 1,1 kg en heeft een
CO 2-equivalent van 1,57 ton en het
aircosysteem voor en achter in
combi-varianten is gevuld met
1,7 kg en heeft een CO 2-equivalent
van 2,43 ton.
Afhankelijk van de auto staat er
mogelijk informatie over het airco‐
koelmiddel op een label in de motor‐
ruimte.
Page 142 of 261
140Rijden en bedieningRijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie vooreen optimaal brandstofverbruik. Deze is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐
ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
ActiveringDruk op ECO. De controlelamp licht
op als deze wordt geactiveerd en er
verschijnt een bericht op het Driver Information Center 3 107.
Onderweg kunt u de ECO-modus
tijdelijk uitschakelen, bijv. voor meer
motorvermogen, door het gaspedaal
stevig in te trappen.
De ECO-modus wordt weer inge‐
schakeld zodra het gaspedaal minder diep wordt ingetrapt.
Deactivering
Toets ECO nogmaals indrukken.
Controlelampje dooft.
Controle over de auto
Nooit laten vrijlopen wanneer de
motor niet draait (uitgezonderd
tijdens Autostop)
Veel systemen werken dan niet meer(bijv. rembekrachtiger, stuurbekrach‐
tiging). Als u op deze manier rijdt,
brengt u uzelf en anderen in gevaar.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop, maar er is wellicht eengecontroleerde vermindering in de
stuurbekrachtiging en de rijsnelheid is
verlaagd.
Stop/Start-systeem 3 143.
Pedalen Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Afrijden van hellingen
Schakel een versnelling in bij het afrij‐ den van hellingen om zeker te zijn dat
voldoende remdruk beschikbaar is.
Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.
Page 147 of 261
Rijden en bediening1459Waarschuwing
Schakel de motor en het contact
uit voordat u uitstapt.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den wordt voldaan; anders wordt een
Autostop verhinderd en brandt
controlelamp \ op de instrumenten‐
groep.
● het Stop/Start-systeem is niet handmatig uitgeschakeld
● de motorkap is volledig gesloten
● de accu is voldoende opgeladen en in goede staat
● de motor is opgewarmd
● de koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog
● de omgevingstemperatuur is niet
te laag
● de ontdooifunctie is niet geacti‐ veerd
● het aircosysteem verhindert geen Autostop
●de airconditioning achterin is niet
geactiveerd
● het remvacuüm is voldoende
● de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief 3 149
● de auto is verreden sinds de laat‐
ste Autostop
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Een Autostop is wellicht niet meer
mogelijk wanneer de omgevingstem‐
peratuur het vriespunt bereikt.
Bepaalde instellingen van de klimaat‐
regeling kunnen eveneens een Auto‐
stop verhinderen. Zie het hoofdstuk
"Klimaatregeling" voor nadere infor‐
matie 3 122.
Onmiddellijk na het rijden op de snel‐ weg kan mogelijk geen Autostop
gebeuren.
Nieuwe auto inrijden 3 141.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.Herstarten van de motor door de
bestuurderHandgeschakelde versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal met de
keuzehendel op neutraal in om de
motor weer te starten.
Let op
Trap als er een versnelling inge‐
schakeld is het koppelingspedaal
geheel in om de motor te starten.
Trap als de motor niet meteen start
het koppelingspedaal stevig in.Geautomatiseerde versnellingsbak
Laat met de keuzehendel in stand N
(of A/M ) en losgezette handrem het
rempedaal los om de motor weer te
starten.
Bij inschakelen van de achteruitver‐
snelling of intrappen van het gaspe‐
daal kunt u de motor ook weer star‐
ten.
De groene controlelamp Ï op de
instrumentengroep dooft wanneer de
motor opnieuw wordt gestart. Als er
aan bepaalde voorwaarden niet wordt