cruise control OPEL MOVANO_B 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2020Pages: 373, PDF Size: 9.36 MB
Page 14 of 373

12Kort en bondig1Zijdelingse luchtroosters .....234
2 Lichtschakelaar ..................112
Richtingaanwijzers ..............115
Mistlampen /
mistachterlichten ................116
Lichtsignaal ......................... 114
Groot licht ............................ 113
Grootlichtassistentie ........... 113
Omgevingsverlichting ......... 119
3 Claxon .................................. 87
Bestuurdersairbag ................65
4 Instrumenten ........................ 93
Driver Information Centre .... 106
5 Wis-/wasinstallatie
voorruit, wis-/
wasinstallatie achter ............. 88
Knoppen voor Driver
Information Center ..............106
6 Ventilatieopeningen ...........234
7 Info-Display ........................ 107
8 USB-aansluiting, AUX-
aansluiting, SD-cardsleuf ......909Opbergruimte ........................ 75
10 Bekerhouder ......................... 76
11 Lade ...................................... 75
12 Handschoenenkastje ...........76
13 Parkeerhulp ......................... 269
Lane Departure Warning ....275
Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 261
Alarmknipperlichten ...........115
Centrale vergrendeling .........24
Stop/Start-systeem .............241
Dodehoeksysteem ..............271
Modus ECO ........................ 238
14 Inductief opladen ..................92
15 Verwarming en ventilatie ....220
16 Elektrische aansluiting ..........90
17 Cruisecontrol ...................... 263
Snelheidsbegrenzer ............265
18 Handgeschakelde
versnellingsbak ..................254
Geautomatiseerde
versnellingsbak ..................25519Contactslot .......................... 239
20 Bedieningselementen van
infotainment
21 Stuurwiel instellen ................87
22 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 285
23 Zekeringenkast ..................302
24 Koplampreikwijdte
instellen .............................. 114
25 PTO (krachtafnemer) ..........281
Stationairregeling ................241
Beladingsmodus kg ............257
Page 88 of 373

86Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................87
Stuurwielverstelling ...................87
Stuurbedieningsknoppen ...........87
Claxon ....................................... 87
Knoppen op stuurkolom ............87
Wis- en wasinstallatie voorruit ...88
Buitentemperatuur .....................89
Klok ........................................... 90
Elektrische aansluitingen ...........90
Inductief opladen .......................92
Aansteker .................................. 93
Asbakken ................................... 93
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................93
Instrumentengroep ....................93
Snelheidsmeter ......................... 93
Kilometerteller ........................... 94
Dagteller .................................... 94
Toerenteller ............................... 94
Brandstofmeter .......................... 95
AdBlue-meter ............................ 95
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 95
Service-display .......................... 96Versnellingsbakdisplay ..............96
Controlelampen ......................... 97
Richtingaanwijzers ....................99
Gordelverklikker ......................100
Airbag en gordelspanners .......100
Airbag-deactivering .................100
Laadsysteem ........................... 101
Storingsindicatielamp ..............101
Service-indicatie ......................101
Schakel motor uit .....................102
Remsysteem ........................... 102
Handrem .................................. 102
Antiblokkeersysteem (ABS) .....102
Schakelen ................................ 102
Variabele stuurbekrachtiging ...102
Lane Departure Warning .........103
Elektronische stabiliteitsregeling ..................103
Koelvloeistoftemperatuur .........103
Voorverwarming ......................103
AdBlue ..................................... 103
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 104
Motoroliedruk ........................... 104
Te laag brandstofpeil ...............104
Stop-startsysteem ...................105
Rijverlichting ............................ 105
Dimlicht .................................... 105
Grootlicht ................................. 105
Grootlichtassistentie ................105Mistlampen voor ......................105
Mistachterlicht ......................... 105
Cruise control .......................... 105
Actief noodstopsysteem ..........105
Snelheidswaarschuwing ..........106
Snelheidsbegrenzer ................106
Tachograaf .............................. 106
Portier open ............................. 106
Displays ..................................... 106
Driver Information Center ........106
Info-Display ............................. 107
Boordinformatie ......................... 108
Geluidssignalen .......................108
Tripcomputer .............................. 109
Tachograaf ................................. 111
Page 89 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen87Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruisecontrol 3 263.
Snelheidsbegrenzer 3 265.
Claxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolom Bepaalde functies van het infotain‐
mentsysteem kunnen ook via de toet‐
sen op de stuurkolom worden
bediend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Page 96 of 373

94Instrumenten en bedieningsorganenCruisecontrol 3 263.
Kilometerteller
Toont de geregistreerde afstand in
km.
Let op
Wanneer er een tachograaf is
aangebracht, verschijnt de totaal
afgelegde afstand mogelijk alleen op de tachograaf.
Dagteller De dagteller geeft de gereden afstand
aan sinds de laatste reset.
Druk met weergegeven dagteller een
van de knoppen aan het uiteinde van de ruitenwisserhendel in en houd
deze vast totdat de waarde wordt teruggezet op 0.
Boordcomputer 3 109.
Toerenteller
Weergave van het motortoerental.
In elke versnelling zo veel mogelijk
met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 101 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen99Controlelampjes in de
dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzers 3 99XGordelverklikker 3 100vAirbags en gordelspanners
3 100WAirbag deactiveren 3 100pLaadsysteem 3 101ZStoringsindicatielampje
3 101jLaat auto spoedig nakijken
3 101CSchakel motor uit 3 102RRemsysteem 3 102jHandrem 3 102uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 102b
aSchakelen 3 102§Variabele stuurbekrachtiging
3 102QLane Departure Warning
3 103RElektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 103WKoelvloeistoftemperatuur
3 103!Voorverwarmen 3 103úAdBlue 3 103wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 104IMotoroliedruk 3 104YTe laag brandstofpeil 3 104DAutostop (Stop/Start-
systeem) 3 105\Autostop geblokkeerd (Stop/
Start-systeem) 3 105FBuitenverlichting 3 1059Dimlicht 3 105CGroot licht 3 105fGrootlichtassistentie 3 105>Mistlampen voor 3 105øMistachterlicht 3 105mCruisecontrol 3 105lActief noodstopsysteem
3 105$Snelheidswaarschuwing
3 106UCruise control 3 105, snel‐
heidsbegrenzer 3 106&Tachograaf 3 106yDeur open 3 106
Richtingaanwijzers
O knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Page 107 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen105Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Brandstofpeil in de tank is te laag.Onmiddellijk bijtanken.
Tank nooit leegrijden.
Tanken 3 278.
Katalysator 3 247.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 291.
Stop-startsysteem
\ brandt wanneer een Autostop
wordt verhinderd als niet aan
bepaalde voorwaarden wordt
voldaan.
Ï brandt tijdens een Autostop.
Ï knippert als de koppeling onvol‐
doende is ontkoppeld.
Stop-startsysteem 3 241.
Rijverlichting
F brandt groen.Brandt wanneer de zijmarkeringslich‐
ten aan zijn 3 112.
Dimlicht 9 brandt of knippert groen.
Brandt Brandt wanneer de koplampen aan
zijn 3 112.
Knippert Storing in de verlichting.
Grootlicht P brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 113.
Grootlichtassistentie f licht op wanneer de grootlichtas‐
sistentie wordt geactiveerd 3 113.
Mistlampen voor
> brandt groen.Brandt bij ingeschakelde voorste
mistlampen 3 116.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld mistachter‐
licht 3 116.
Cruise control
U en m branden groen.
U brandt groen als het systeem aan
is.
m brandt groen als een bepaalde
snelheid wordt opgeslagen.
Cruisecontrol 3 263.
Actief noodstopsysteem l brandt of knippert rood.
Brandt
Het systeem is gedeactiveerd of er is een fout gedetecteerd.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Page 239 of 373

Rijden en bediening237Rijden en bedieningRijtips......................................... 238
Economisch rijden ...................238
Controle over de auto ..............238
Sturen ...................................... 238
Starten en bediening .................239
Nieuwe auto inrijden ................239
Contactslotstanden ..................239
Motor starten ........................... 240
Regeling stationair toerental ....241
Uitrol-brandstofafsluiter ...........241
Stop/Start-systeem ..................241
Parkeren .................................. 244
Luchtvering .............................. 244
Uitlaatgassen ............................. 247
Roetfilter .................................. 247
Katalysator .............................. 247
AdBlue ..................................... 248
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 254
Geautomatiseerde versnellings‐
bak ............................................. 255
Versnellingsbakdisplay ............255
Motor starten ........................... 255
Keuzehendel ........................... 255
Handgeschakelde modus ........257Elektronische rijprogramma's ..257
Storing ..................................... 258
Stroomonderbreking ................258
Remmen .................................... 258
Antiblokkeersysteem ...............258
Handrem .................................. 259
Remassistentie ........................260
Hellingrem ............................... 260
Rijregelsystemen .......................261
Traction Control .......................261
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 262
Achteras met gedeeltelijke
blokkering ............................... 263
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 263
Cruise control .......................... 263
Snelheidsbegrenzer ................265
Actieve noodrem .....................267
Parkeerhulp ............................. 269
Blindehoeksysteem .................271
Achteruitkijkcamera .................273
Lane Departure Warning .........275
Brandstof ................................... 277
Brandstof voor dieselmotoren . 277
Tanken .................................... 278
Trekhaak .................................... 279
Algemene informatie ...............279
Rijgedrag en aanhangertips ....279Aanhanger trekken ..................280
Aanhangerstabilisatie ..............281
Extra functies ............................. 281
PTO (krachtafnemer) ...............281
Page 265 of 373

Rijden en bediening263ZijwindassistentDe zijwindassistent is een geïnte‐
greerde functie van ESC en houdt de auto op het juiste pad. Wanneer het
systeem in actie komt, verschijnt "
op het Driver Information Center.
Storing
Als het systeem een storing detec‐
teert, gaat controlelampje b 3 103
samen met j 3 101 op de instru‐
mentengroep branden en verschijnt
er een bijbehorend bericht op het
Driver Information Center 3 106.
De ESC is buiten werking. Oorzaak van de storing onmiddellijk door een
werkplaats laten verhelpen.
Boordinformatie 3 108.
Driver Information Center 3 106.
Achteras met gedeeltelijke blokkering
Auto's met achterwielaandrijving
kunnen zijn uitgerust met een auto‐
matisch blokkerend achterdifferenti‐
eel dat het koppel op elk achterwiel
aanstuurt en daardoor meer tractielevert bij een zachte ondergrond of
een met modder of sneeuw bedekt
wegdek.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Wanneer de rijsnelheid 30 km/u
bereikt of zodra de achterwielen weer
normaal grip hebben, bijv. op een
verhard wegdek, schakelt het
systeem automatisch uit, soms bege‐ leid met een geluid (zonder gevolgenvoor het rijgedrag).
De bestuurder kan het systeem ook zelf deactiveren door bij terugkeer
van normale grip even de voet van het gaspedaal te nemen.
Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
30 km/u en hoger opslaan en hand‐ haven. Bij stijgen of afdalen kunnen
er afwijkingen van de opgeslagen
snelheden optreden. De opgeslagen
snelheid knippert op het Driver Infor‐
mation Center 3 106.
Page 266 of 373

264Rijden en bedieningOm veiligheidsredenen kan de crui‐
secontrol pas worden ingeschakeld
nadat het rempedaal eenmaal inge‐
trapt is.
Cruise control niet gebruiken als het handhaven van een vaste snelheid
niet wordt aanbevolen.
Bij geautomatiseerde versnellings‐
bak, cruise control alleen in automa‐
tische modus activeren.
Controlelampen m en U 3 105.
Systeem inschakelen
m indrukken, controlelamp U licht
groen op de instrumentengroep op.
Cruise control staat nu in de standby- stand en er verschijnt een bijbeho‐
rende melding in het driver informa‐
tion center.
Naar de gewenste snelheid optrek‐
ken en < of ] indrukken. De huidige
snelheid wordt nu opgeslagen en
gehandhaafd en het gaspedaal kan
worden losgelaten.
Controlelampje m brandt groen op de
instrumentengroep samen met U en
een bijbehorend bericht verschijnt in
het driver information center.
De rijsnelheid kan worden verhoogd
door het gaspedaal in te trappen. De
opgeslagen snelheid knippert op de
instrumentengroep. Bij het loslaten
van het gaspedaal wordt de eerder
opgeslagen snelheid weer opgeno‐
men.
De cruise control blijft ingeschakeld
tijdens het schakelen.
De snelheid wordt tot het uitschake‐
len van het contact opgeslagen.
Page 267 of 373

Rijden en bediening265Snelheid verhogenNa het activeren van de cruisecontrolkan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verhoogd door <
ingedrukt te houden of er steeds op te
tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Ook kunt u tot de gewenste snelheid
optrekken en deze met < opslaan.
Snelheid verlagen
Na het activeren van de cruisecontrol kan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verlaagd door ] inge‐
drukt te houden of er steeds op te
tikken.
Na het loslaten van de schakelaar wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.Functie deactiveren
$ indrukken: cruise control wordt
gedeactiveerd en de groene contro‐
lelamp m dooft op de instrumenten‐
groep.
Automatisch deactiveren: ● rijsnelheid daalt tot onder 30 km/u
● het rempedaal wordt ingetrapt
● het koppelingspedaal wordt inge‐
trapt
● keuzehendel in N
De snelheid wordt opgeslagen en een
bijbehorend bericht verschijnt op het
Driver Information Center.
Functie activeren
R bij een snelheid van meer dan
30 km/u indrukken.
Als de opgeslagen snelheid veel
hoger dan de huidige snelheid is, trekt de auto krachtig op totdat de opge‐
slagen snelheid bereikt is.
Als u op < drukt, wordt de cruise
control-functie ook weer ingescha‐
keld maar alleen op de huidige snel‐
heid, niet de opgeslagen snelheid.
Systeem uitschakelen m indrukken, groene controlelampen
U en m doven in de instrumenten‐
groep.
Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde maxi‐
mumsnelheid boven 30 km/u over‐
schrijdt.