air condition OPEL VIVARO B 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2015.5Pages: 207, PDF Size: 4.42 MB
Page 107 of 207
Klimaatregeling105
■Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Verwarmbare achterruit 3 43.
AirconditioningNaast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem biedt het airconditionings‐
systeem:AC=koeling4=luchtrecirculatie
Koeling (AC)
Bediend met de toets AC en werkt al‐
leen wanneer de motor en de ventila‐
tor draaien. Na het activeren brandt de LED in de toets.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Let op
Na het inschakelen van de ECO-
stand werkt de airco minder intensief 3 116.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Bediend met de toets 4. Na het ac‐
tiveren brandt de LED in de toets.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, schakel dan de voorruitenwisser in en
gebruik de luchtverdeelstanden J en
V niet.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
■ Koeling AC aan.
■ Luchtrecirculatiesysteem 4 aan.
Page 108 of 207
106Klimaatregeling
■Luchtverdeelschakelaar op M zet‐
ten.
■ Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
■ Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
■ Alle luchtroosters openen.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
■ Luchtverdeelschakelaar op V zet‐
ten.
■ Schakelaar koeling AC AAN.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Verwarmbare achterruit 3 43.Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ■ Luchtverdeling
■ Temperatuur
■ Luchtdebiet
AUTO=automatische modusÊ=ontwasemen en ont‐
dooienÜ=achterruitverwarmingAC OFF=airconditioning uitschake‐
lenu=handmatig bediende
luchtrecirculatieVerwarmbare achterruit Ü 3 43.
De ingestelde temperatuur wordt au‐ tomatisch afgeregeld. In de modus
Automatisch regelen het luchtdebiet
en de luchtverdeling automatisch de
luchtstroom.
Het systeem kan met de hand worden
bijgesteld aan de hand van de knop‐
pen voor luchtverdeling en lucht‐
stroom.
Elektronisch klimaatregelsysteem
werkt alleen optimaal bij een draai‐
ende motor.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ Ventilator inschakelen.
■ Druk op de toets AUTO; luchtde‐
biet, luchtverdeling en luchtrecircu‐
latie worden automatisch geregeld.
■ Gewenste temperatuur instellen.
■ Alle luchtroosters openen.
Schakel de ventilator uit om het elek‐ tronische klimaatregelsysteem uit te
schakelen.
Page 109 of 207
Klimaatregeling107
Temperatuur selecterenDe temperatuur kan naar wens wor‐
den ingesteld.
Wanneer u de minimumtemperatuur
instelt, zorgt het klimaatregelsysteem
voor maximale koeling.
Wanneer u de maximumtemperatuur
instelt, zorgt het klimaatregelsysteem voor maximale verwarming.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien ■ Druk op de toets Ê. Na activeren
brandt de LED in de toets.
■ Temperatuur, luchtverdeling en koeling worden automatisch gere‐
geld en de ventilator draait snel.
■ Verwarming achterruit Ü 3 43 in‐
schakelen.
Om de modus Automatisch opnieuw
in te schakelen: toets Ê of AUTO in‐
drukken.Let op
Als de Ê-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor loopt, wordt een Auto‐
stop verhinderd totdat er opnieuw op de Ê-knop wordt gedrukt.
Als de Ê-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor in een Autostop is, zal de motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 121.
Handmatige instellingen
Bij handmatig wijzigen van een van
de volgende instellingen wordt de
modus Automatisch gedeactiveerd.
Luchtdebiet Z
Luchtstroom handmatig instellen
door de ventilatorknop in de gewen‐
ste stand te zetten.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Luchtverdeling M
Druk op de betreffende toets voor de
gewenste stand. Na activeren brandt de LED in de toets.R=naar de voorruit en de voorste
zijruiten.M=naar de hoofdruimte.S=naar de voetenruimte.
Combinaties van instellingen zijn mo‐ gelijk door twee toetsen in te drukken totdat beide LED's branden.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Koeling AC
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Let op
Na het inschakelen van de ECO-
stand werkt de airco minder intensief 3 116.
Als geen koeling of droging gewenst
is, de knop AC OFF indrukken om het
koelsysteem uit te schakelen ter be‐ sparing van brandstof. De LED brandt in de knop.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Page 110 of 207
108Klimaatregeling
Luchtrecirculatiemodus u
Activeer of deactiveer de handmatige luchtrecirculatiemodus met de toets
u . Na het activeren brandt de LED in
de toets.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Verwarming achterin
De aanjager van de verwarming ach‐
ter in de passagiersruimte onder‐
steunt de luchtstroom naar het ach‐ terste gedeelte van de passagiers‐
ruimte via de uitstroomkanalen ach‐
terin.
De hoeveelheid lucht wordt bepaald
door de aanjager. De luchttempera‐
tuur is in te stellen met de tempera‐
tuurregeling op het instrumentenpa‐
neel.
Airconditioning achterin
De airconditioning achterin werkt in
combinatie met de airconditioning
voorin.
Page 111 of 207
Klimaatregeling109
Aanjagerschakelaar
airconditioning achterin
De aanjager van de airconditioning
achterin ondersteunt de luchtstroom
naar het achterste gedeelte van de
passagiersruimte via de uitstroomka‐
nalen achterin.
Wanneer de aanjager wordt inge‐
schakeld terwijl de airconditioning
werkt, kan er koele en ontvochtigde (droge) lucht worden verspreid.
De hoeveelheid lucht wordt bepaald
door de aanjager.
Hulpverwarming
Koelvloeistofverwarming
De Eberspächer motor-onafhanke‐
lijke, met brandstof aangedreven koelwaterverwarming levert snelleverwarming van de koelvloeistof om
zo het interieur van de auto te ver‐
warmen zonder dat de motor draait.Voorzichtig
Raak de uitlaatpijp niet aan. Door
het werken van de koelvloeistof‐
verwarming kan deze zelfs na het
uitschakelen van de motor heet
zijn.
Voordat u het systeem start of het programmeert om te starten, dient u de klimaatregeling van de auto en de
luchtcirculatie op V te zetten.
9Waarschuwing
Werk niet met het systeem wan‐
neer u bijtankt, wanneer er stof of
brandbare dampen aanwezig zijn
of in gesloten ruimten (v.b. ga‐ rage).
Uitschakelen indien niet noodzakelijk.
De verwarming stopt meteen na de
geprogrammeerde werktijd. Deze
werkt ook niet meer als er te weinig
brandstof in de tank zit.
Tijdens de werking wordt vermogen
van de voertuigaccu gebruikt. Rijd
daarom minimaal net zo lang als de
verwarming werkt. In geval van korte
ritten dient u de accu regelmatig te
controleren en indien nodig op te la‐
den.
Om een goede prestatie te verzeke‐
ren, moet u de hulpverwarming één
keer per maand laten werken.
Page 116 of 207
114Klimaatregeling
Zijdelingse luchtroosters
Kantel voor het openen of sluiten vande zijluchtroosters de lamellen om‐
hoog of omlaag.
Luchtstroom door draaien van de
roosters richten.
Afhankelijk van de positie van de tem‐ peratuurknop komt er via de zijde‐
lingse uitstroomkanalen lucht van bui‐
ten de auto in.
Luchtroosters achteraan
Afhankelijk van de auto bevinden zich extra verstelbare luchtroosters in de
passagiersruimte achter.
Vaste luchtroosters
Tussen de voorruit en de deurruiten,
in de beenruimtes en, afhankelijk van
de auto, achterin bevinden zich extra
luchtroosters.
Koeling
handschoenenkastje
De airconditioning kan ook objecten
in het handschoenenkastje koelen.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat vóór de voorruit in de
motorruimte schoon houden om lucht te laten instromen. Eventuele blade‐ren, vuil of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter Het pollenfilter ontdoet de lucht die
via de luchtinlaat in de auto komt van stof, roet, pollen en sporen.
Airconditioning regelmatig aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐
nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐
ling niet worden ingeschakeld.
Page 118 of 207
116Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 116
Starten en bediening .................117
Uitlaatgassen ............................. 124
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 125
Remmen .................................... 126
Rijregelsystemen .......................128
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 131
Brandstof ................................... 138
Trekhaak .................................... 141Rijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie voor
een optimaal brandstofverbruik. Deze
is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐
ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
InschakelenECO -toets indrukken. Controlelamp
ECO op de instrumentengroep gaat
na het inschakelen branden.
Onderweg kunt u de ECO-modus tij‐
delijk uitschakelen, bijv. voor meer
motorvermogen, door het gaspedaal
stevig in te trappen. ECO knippert op
de instrumentengroep.
De ECO-modus wordt weer inge‐
schakeld wanneer de druk op het
gaspedaal afneemt. ECO stopt met
knipperen en brandt ononderbroken.
Page 162 of 207
160Verzorging van de auto
Nr.Stroomkring1Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)2APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)3Verwarmings- en recirculatie‐
systeem4Aanpassingen5Aanpassingen6Verwarmings- en recirculatie‐
systeem7Extra verwarming en ventilatie,
airconditioning8Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem9Elektrische buitenspiegels, extra aanpassingen10Verwarmbare buitenspiegels11Radio, multimedia, elektrische
buitenspiegels, diagnoseaan‐
sluiting12Multimedia, trekhaakNr.Stroomkring13Interieurverlichting, ontlaadbe‐
veiliging accu14Brandstofinspuitsysteem,
bandenspanningscontrolesys‐
teem, elektronisch sleutelsys‐
teem15Alarmknipperlichten, richting‐
aanwijzers16Centrale vergrendeling17Grootlicht links, dimlicht rechts,
achterlichten, dagrijlicht links18Mistlampen voor, mistachter‐
lichten, kentekenverlichting19Alarm, claxon, verlichting,
wisser20Instrumentengroep21Lichtschakelaar22Achterruitwisser, sproeierpomp
voorruit, claxon23APC algemene accu24Achteruitrijlichten25RemschakelaarNr.Stroomkring26Brandstofinspuiting, startmotor27Airbag, stuurslot28Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit29Stuurbekrachtiging30Remlichten31APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)32Servicedisplay33Aansteker, 12 V-aansluiting34Grootlicht rechts, dimlicht links,
zijmarkeringslichten, dagrijlicht
rechts35Remlichten, ABS, startbeveili‐
ging36Interieurverlichting, airco37Starten met elektronisch sleutel‐
systeem38Achterruitwisser39Waarschuwingssignalen4012V-aansluiting bagageruimte
Page 200 of 207
198TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ......................... 18, 118
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............181, 186
Aanduidingen op banden ..........162
Aanhangerkoppeling ..................141
Aanhangerstabilisatie ................142
Aanhanger trekken ....................141
Aansteker .................................... 82
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 143
Accu ........................................... 149
Accu, starthulp gebruiken ...........173
Achterdeuren ............................... 32
Achterklep..................................... 34
Achterlichten .............................. 153
Achterruitverwarming ................... 43
Achterste zijruiten ........................43
Achteruitkijkcamera ...................136
Achteruitrijlichten ...............101, 155
Adaptief rijlicht (AFL) .................100
Afmetingen auto ........................190
AGM (Absorptive Glass Mat) accu......................................... 149
Airbag deactiveren ....................... 61 Airbag-deactivering ...................... 88
Airbag en gordelspanners ...........88
Airbaglabel.................................... 56
Airbagsysteem ............................. 56Airconditioning ........................... 105
Airconditioning achterin .............108
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 114
Alarmknipperlichten ...................100
Algemene informatie .................. 141
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 116
Andere auto slepen ...................175
Antiblokkeersysteem .................126
Antiblokkeersysteem (ABS) .........90
Antidiefstalbouten .......................170
Anti-vries..................................... 147
Armsteun ..................................... 49
Asbakken ..................................... 82
Autogegevens ............................ 186
Autokrik....................................... 161
Automatisch blokkering brandstof ................................. 121
Automatische dimfunctie .............41
Automatische verlichting .............. 98
Automatisch vergrendelen ...........31
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 176
Auto slepen ................................ 175
Auto stallen ................................. 143
Autostop ............................... 92, 120
Auto wassen ............................... 176