traction control OPEL VIVARO B 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2015.5Pages: 207, PDF Size: 4.42 MB
Page 15 of 207
Kort en bondig13
27Park pilot met
ultrasoonsensoren .............135
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP) ................................. 129
Traction Control-systeem ....128
Instellen koplampreikwijdte ..99
Verlichtingsbediening in‐
strumentenpaneel ...............101
Hulpverwarming ..................109
Snelheidsbegrenzer ............134Rijverlichting
Draai buitenste schakelaar:
7=Uit8=Zijmarkeringslichten9P=Dimlicht of grootlicht
Auto's met automatische verlichting:
AUTO=automatische verlichting: de
rijverlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van het omge‐
vingslicht.
Verlichting 3 98, automatische ver‐
lichting 3 98, waarschuwingsappa‐
raat koplampen 3 94, adaptief rij‐
licht (AFL) 3 100.
Page 93 of 207
Instrumenten en bedieningsorganen91
ESP®Plus
3 129, Traction Control-
systeem 3 128.
Elektronisch stabiliteits‐
programma uit Ø brandt geel.
Als ESP® Plus
gedeactiveerd is met
knop Ø op het instrumentenpaneel,
dan brandt controlelamp Ø en ver‐
schijnt een bijbehorend bericht op het Driver Information Center 3 93.
ESP® Plus
3 129, Traction Control-
systeem 3 128.
Koelvloeistoftemperatuur W brandt blauw of rood.
Brandt kort rood wanneer het contact
wordt ingeschakeld en wordt dan
blauw.
Brandt rood bij een draaiende
motor
Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 147.
Werkplaats raadplegen als er vol‐
doende koelvloeistof is.
De controlelamp moet blauw zijn
voordat u verder rijdt.
Voorverwarming ! brandt geel.
Voorverwarming wordt geactiveerd.
Werkt alleen bij lage buitentempera‐
turen.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor
(bijv. reservewiel). Na enige tijd
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 163.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Brandt bij een draaiende motor
Als controlelamp I brandt bij een
draaiende motor (samen met contro‐
lelamp C en een geluidssignaal):
stop, schakel motor uit.Voorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
Page 130 of 207
128Rijden en bediening
Wanneer het rempedaal wordt losge‐
laten na stoppen op een helling (met
de keuzehendel in een versnelling
vooruit of achteruit), blijven de rem‐
men nog 2 seconden ingeschakeld.
Bij het optrekken van de auto worden de remmen automatisch gelost.Voorzichtig
De hellingrem kan rijden van deauto niet in alle situaties (zeer
steile helling enz.) volledig voor‐
komen.
Druk het rempedaal zo nodig in
om te voorkomen dat de auto naar
voren of achteren rijdt.
De hellingrem is niet actief tijdens een
Autostop. Stop-startsysteem 3 121.
Rijregelsystemen
Traction ControlTraction Control (TC) is een onder‐
deel van het elektronische stabiliteits‐
programma (ESP® Plus
) dat helpt bij
het behoud van de rijstabiliteit, onge‐
acht wegdek en grip van de banden,
en voorkomt dat de wielen gaan door‐
slippen.
Zodra de aandrijfwielen beginnen
door te slaan, wordt het motorvermo‐
gen verminderd en wordt het wiel met de meeste slip afzonderlijk afgeremd.
Daardoor wordt de rijstabiliteit van de
auto op een glad wegdek aanmerke‐
lijk verbeterd.
TC is bedrijfsklaar zodra het contact
wordt ingeschakeld en de controle‐
lamp b op de instrumentengroep
dooft. Een bijbehorend bericht ver‐
schijnt ook op het Driver Information
Center 3 93.
Wanneer TC actief ingrijpt,
knippert b.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 90.
Aanhangerstabilisatie (TSA) 3 142.
De functie Meer tractie
Page 131 of 207
Rijden en bediening129
Indien nodig kan het Traction Control-
systeem (TC) worden uitgeschakeld
voor meer grip op zachte grond of
modderige of besneeuwde wegen.
Druk op de toets Ø op het instru‐
mentenpaneel.
Controlelamp Ø brandt op de instru‐
mentengroep en er verschijnt een bij‐
behorend bericht op het Driver Infor‐
mation Center 3 93.
Wanneer de snelheid 50 km/u be‐
reikt, schakelt het systeem automa‐
tisch van Meer tractie naar TC. Con‐
trolelamp Ø dooft op de instrumen‐
tengroep.
U kunt de TC weer activeren door nogmaals op de toets Ø te drukken.
Controlelampje Ø dooft.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u het contact de vol‐
gende keer weer inschakelt.
Storing
Als het systeem een storing detec‐
teert, gaat de controlelamp b 3 90
samen met F 3 89 op de instrumen‐
tengroep branden en verschijnt er
een bijbehorend bericht op het Driver Information Center 3 93.
TC werkt niet. Oorzaak van de storing
onmiddellijk door een werkplaats la‐ ten verhelpen.
Boordinformatie 3 94.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP) Het elektronische stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) verbetert zo no‐
dig de rijstabiliteit ongeacht de staatvan het wegdek of de grip van de ban‐
den. Het voorkomt ook dat de aange‐ dreven wielen doorslaan.
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐
derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd. Daar‐
door wordt de rijstabiliteit van de auto
op een glad wegdek aanmerkelijk
verbeterd.
ESP® Plus
is bedrijfsklaar zodra het
contact wordt ingeschakeld en de
controlelamp b op de instrumenten‐
groep dooft. Een bijbehorend bericht
verschijnt ook op het Driver Informa‐
tion Center 3 93.
Wanneer ESP® Plus
ingrijpt, gaat b
knipperen.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 90.
Page 204 of 207
202
Snelheidsmeter ............................ 83
Spiegels .................................. 39, 40
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................148
Startbeveiliging ............................ 38
Starten en bediening ..................117
Starthulp gebruiken ...................173
Stoelen ......................................... 72
Stoelpositie .................................. 46
Stoelverstelling ........................7, 47
Stoelverwarming ........................... 49
Stop/Start-systeem .....................121
Stop-startsysteem......................... 18
Storingsindicatielamp ..................89
Storingsmeldingen ........................94
Sturen ......................................... 117
Stuurbedieningsknoppen .............78
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......147
Stuurwiel instellen ........................ 10
Stuurwielverstelling ...................... 78
Symbolen ....................................... 4
T Tachograaf ................................... 97
Tanken ....................................... 139
Technische gegevens ................187
Te laag brandstofpeil ...................92
Toerenteller ................................. 84
Top-Tether-bevestigingsogen ......69
Traction Control .........................128Trekken............................... 141, 175
Trekken van een aanhanger ......141
Trekstang.................................... 141
Tripcomputer ............................... 95
Typeplaatje ................................ 184
U Uitlaatgassen ...................... 124, 175
Uitrol-brandstofafsluiter .............121
Uitstapverlichting .......................103
Uw autogegevens ..........................3
V Vakken voorportier .......................71
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 166
Vaste luchtroosters ....................114
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................53
Veiligheidsnet .............................. 74
Velgen en banden .....................162
Ventilatie ..................................... 104
Ventilatieopeningen ....................113
Verbanddoos ............................... 75
Vergrendelingssysteem ...............35
Verlichting ..................................... 98
Verlichting handschoenenkastje. 102
Verlichtingsfuncties..................... 103
Versnellingsbak ........................... 17
Verstelbare luchtroosters ........... 113Verwarmbare achterruit ................16
Verwarmbare buitenspiegels ........16
Verwarmde spiegels ....................40
Verwarming ................................. 49
Verwarming achterin .................. 108
Verwarmings- en ventilatiesysteem .................... 104
Verwerking van sloopauto .........144
Verzorging .................................. 176
Verzorging exterieur ..................176
Verzorging interieur ...................178
Voertuiggewicht .........................188
Voertuigidentificatienummer ......183
Voordat u wegrijdt ........................ 18
Voorruit ......................................... 41
Voorstoelen .................................. 46
Voorverwarmen .......................... 120
Voorverwarming .......................... 91
W
Waarschuwing .............................. 94
Waarschuwingslichten ..................83
Waarschuwingsmeldingen............ 94
Welkomstverlichting.................... 103
Werkzaamheden uitvoeren .......144
Wieldophaak ............................... 161
Wieldoppen ................................ 166
Wielsleutel .................................. 161
Wiel verwisselen ........................170
Winterbanden ............................ 162