infotainment OPEL VIVARO B 2015.5 Handleiding Infotainment (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2015.5Pages: 149, PDF Size: 1.94 MB
Page 49 of 149

Radio49
Druk op < om een pop-upmenu te
openen en selecteer Zenderlijst
bijwerken .
Radio Data System (RDS)
RDS is een FM-zender die u de ge‐
wenste zender helpt vinden en sto‐
ringsvrije ontvangst ervan verzekert.
Voordelen van RDS ■ De programmanaam van de geko‐ zen zender verschijnt op het dis‐
playscherm in plaats van de fre‐ quentie ervan.
■ Tijdens het automatisch zoeken naar een zender stemt het infotain‐
mentsysteem uitsluitend af op
RDS-zenders.
■ Het infotainmentsysteem stelt met behulp van AF (Alternative Fre‐
quency) altijd automatisch af op de zendfrequentie met de beste ont‐
vangst van de gekozen zender.R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
RDS-functies
Configureren van RDS
Druk op de toets SETUP en draai aan
de draaiknop OK voor toegang tot het
menu RDS. Druk op de knop om te
selecteren.
Draai aan de draaiknop om RDS
SETUP te selecteren.
In- en uitschakelen van RDS
Druk op Opties op het displayscherm.
U kunt de volgende instellingen wijzi‐
gen:
Schakel RDS-AF in/uit door op de
draaiknop OK te drukken. AF ver‐
schijnt op het displayscherm wanneer RDS actief is.
Tekstinformatie (radiotekst)
Bepaalde FM-zenders versturen
tekstinformatie die betrekking heeft
op het uitgezonden programma (bijv.
naam van een nummer).Druk op de toets SETUP en draai aan
de centrale draaiknop OK voor toe‐
gang tot het menu Radioteksten.
Draai aan de draaiknop om Radio te
selecteren en druk op de knop om
deze informatie te bekijken.
CD35 BT USB - RDS-functies Configureren van RDS
Druk op de toets SETUP / TEXT en
draai aan de centrale draaiknop voor
toegang tot het menu Radiofuncties.
Druk op de knop om te selecteren.
Draai de draaiknop om RDS-AF te
selecteren.
In- en uitschakelen van RDS
Schakel RDS-AF in/uit door op de
centrale draaiknop te drukken.
I-Traffic service (verkeersinformatie)
Verkeersinformatiezenders zijn FM
RDS-zenders die verkeersinformatie
uitzenden.I-Traffic service in- en uitschakelen
Het in- en uitschakelen van de ver‐
keersberichten:
Page 53 of 149

Cd-speler53Cd-spelerAlgemene informatie....................53
Gebruik ........................................ 54Algemene informatie
De cd-speler van het Infotainment‐
systeem kan audio-cd's, mp3-cd's en
ook wma-cd's afspelen.
CD16 BT, CD18 BT: De indelingen
aac en wav kunnen ook worden afge‐
speeld.
Belangrijke informatie over
audio- en mp3/wma-cd'sVoorzichtig
Plaats in geen geval dvd's, single- cd's met een diameter van 8 cm of
speciaal vormgegeven cd's in de
audiospeler.
Plak nooit stickers op uw cd's. De
cd's kunnen in de speler vast blij‐
ven zitten en het afspeelmecha‐
nisme zwaar beschadigen. Een
kostbare vervanging van uw toe‐
stel is dan noodzakelijk.
■ Audio-cd's met kopieerbeveiliging die niet voldoen aan de audio-cd-
standaard, worden mogelijk niet correct of zelfs helemaal niet afge‐
speeld.
■ Zelf-opgenomen cd-r's en cd-rw's en wma-bestanden met Digital
Rights Management (DRM) van on‐ line muziekwinkels spelen wellicht
niet goed of helemaal niet.
■ Bij Mixed-Mode-CD’s (met een combinatie van audio en data,
bijv. MP3) worden alleen de audio‐
tracks herkend en afgespeeld.
■ Zelfgebrande cd-r's en cd-rw's zijn kwetsbaarder dan voorbespeelde
cd's. Ga op een correcte manier met de cd's om. Dit geldt vooral
voor zelfgebrande cd-r's en cd-rw's;
zie hieronder.
■ Zorg dat er bij het wisselen van cd's
geen vingerafdrukken op de cd's
komen.
■ Berg cd's onmiddellijk veilig op na het uitnemen uit de cd-speler om zetegen vuil en beschadiging te be‐
schermen.
Page 54 of 149

54Cd-speler
■ Vuil en vloeistof op de cd's kunnende lens van de audiospeler binnen
in het apparaat vies maken en sto‐
ringen veroorzaken.
■ Bescherm cd's tegen warmte en di‐
rect zonlicht.
■ De volgende beperkingen gelden voor mp3/wma-cd's:
Alleen mp3-bestanden en wma-be‐
standen kunnen worden gelezen.
Maximale mapstructuurdiepte:
11 niveaus
Maximaal aantal mp3- en/of wma-
bestanden dat kan worden opge‐
slagen: 1000 bestanden
Toepasbare weergavelijstexten‐
sies: .m3u, .pls
De afspeellijstitems moeten als re‐
latieve paden zijn opgemaakt.
■ De bediening van de mp3- en wma-
bestanden is identiek. Wanneer
een cd met wma-bestanden wordt
geplaatst, worden mp3-gerela‐
teerde menu's weergegeven.Gebruik
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Gebruik cd-speler
Cd afspelen starten
Schakel het Infotainmentsysteem in
(door op de knop m te drukken) en
duw de cd met de bedrukte zijde naar boven in de cd-sleuf totdat deze erin
getrokken is: het afspelen van de cd
start automatisch.
Als er reeds een cd in de speler is,
drukt u op de toets MEDIA totdat de
gewenste audiobron geselecteerd is:
het afspelen van de cd wordt gestart.
Let op
Afhankelijk van de op de audio- of
mp3-cd opgeslagen gegevens wordt
verschillende informatie over de cd
en de actuele muziektrack op het
display weergegeven.
Album of nummer selecteren
Draai aan de draaiknop OK om een
album of nummer uit de lijst te selec‐
teren.Naar de volgende of vorige track
gaan
Druk de toets 2 of 3 één of meer‐
dere malen kort in.
Snel vooruit of achteruit
Houd de toets 2 of 3 ingedrukt
voor snel vooruit of achteruit van het
huidige nummer.
Willekeurig afspelen
Houd tijdens het afspelen van de cd
de genummerde toets 2 of 4 (van de
zendertoetsen 1...6) ingedrukt om het willekeurig afspelen te activeren.
MIX verschijnt op het display wan‐
neer willekeurig afspelen actief is.
Let op
Op een mp3 cd werkt de willekeurige
afspeelfunctie alleen voor het hui‐
dige album.
Houd de genummerde toets 2 of 4
weer ingedrukt om te deactiveren.
MIX verdwijnt van het display.
Willekeurig afspelen kan ook worden
uitgeschakeld door het uitwerpen van
de cd.
Page 55 of 149

Cd-speler55
Let op
Willekeurig afspelen wordt niet uit‐
geschakeld wanneer het audiosys‐
teem uitgeschakeld wordt of de bron gewijzigd wordt.
Pauze
Druk even op de m draaiknop, @ of
tegelijk op de toetsen ! en # om het
afspelen van cd/mp3 cd te onderbre‐
ken. Opnieuw indrukken om het af‐
spelen te hervatten.
De pauzefunctie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer het volume
wordt ingesteld, de audiobron wordt
gewijzigd of automatische informatie‐
berichten worden weergegeven.
Extra tekstinformatie (cd-text of
id3-tag) weergeven
Na het selecteren van een nummer of
album drukt u even op TEXT of de
genummerde toets 5 (van de
zendertoetsen 1...6 ) om op de cd be‐
schikbare tekstinformatie op te roe‐
pen (bijv. naam van artiest, album of
nummer).Voor het ineens weergeven van alle
tekstinformatie houdt u genummerde
toets 5 of TEXT ingedrukt.
Sluit het weergeven af met de
toets /.
Een cd verwijderen
Druk op de d-toets: De cd wordt uit
de cd-sleuf geworpen.
Als de cd na het uitwerpen niet wordt
verwijderd, wordt hij na enkele secon‐ den automatisch weer naar binnen
getrokken.
CD35 BT - Gebruik cd-speler
Cd afspelen starten
Schakel het Infotainmentsysteem in
(door op de knop m te drukken) en
duw de cd met de bedrukte zijde naar boven in de cd-sleuf totdat deze erin
getrokken is: het afspelen van de cd
start automatisch.
Als er reeds een cd in de speler is,
drukt u op de toets MEDIA totdat de
gewenste audiobron geselecteerd is:
het afspelen van de cd wordt gestart.Let op
Afhankelijk van de op de audio- of
mp3-cd opgeslagen gegevens wordt verschillende informatie over de cd
en de actuele muziektrack op het
display weergegeven.
Album of nummer selecteren
Draai aan de centrale draaiknop om
een album of nummer uit de lijst te
selecteren.
Naar de volgende of vorige track
gaan
Druk de toets 2 of 3 één of meer‐
dere malen kort in.
Snel vooruit of achteruit
Houd de toets 2 of 3 ingedrukt
voor snel vooruit of achteruit van het
huidige nummer.
Willekeurig afspelen
Druk op de toets SETUP / TEXT om
het instellingenmenu te openen.
Draai aan de centrale draaiknop om
Audio-instellingen te selecteren en
druk op de knop om te bevestigen.
Page 57 of 149

AUX-ingang57AUX-ingangAlgemene aanwijzingen...............57
Gebruik ........................................ 57Algemene aanwijzingen
Er is een AUX-ingang beschikbaar
voor de aansluiting van externe audi‐
obronnen.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Het is bijvoorbeeld mogelijk om een
draagbare cd-speler op de AUX-in‐
gang aan te sluiten met een 3,5 mm
stekkeringang.
Gebruik
Een op de AUX-ingang aangesloten
audiobron kan alleen via de bedie‐
ningselementen op de audiobron
worden bediend, d.w.z. niet via het in‐
fotainmentsysteem. Selecteer alleen
een nummer rechtstreeks bij de ge‐
luidsbron wanneer de auto stilstaat.Voorzichtig
Voordat u een extra apparaat aan‐
sluit of loskoppelt, bijv. een draag‐
bare cd-speler, schakelt u de spe‐ ler en het infotainment-systeem uit
om problemen met de geluidskwa‐
liteit en mogelijke schade aan de
apparatuur te voorkomen.
Na aansluiting via de stekkeringang
detecteert het systeem de geluids‐
bron automatisch. Afhankelijk van het opnamevolume kan er een vertraging
zijn voordat u de geluidsbron hoort.
De naam van de artiest of het num‐
mer wordt niet op het displayscherm
weergegeven.
Page 59 of 149

USB-poort59USB-poortAlgemene aanwijzingen...............59
Opgeslagen audiobestanden afspelen ....................................... 60Algemene aanwijzingen
In het infotainmentsysteem (of op de
middenconsole) bevindt zich een
USB-aansluiting waarmee externe
audiobronnen kunnen worden aange‐ sloten.
Let op
Deze poort moet u altijd schoon- en
drooghouden.
Een mp3-speler, USB-opslagappa‐
raat of een iPod kunnen op de USB-
poort worden aangesloten.
Deze apparaten worden bediend via
de bedieningselementen en menu's
van het infotainmentsysteem.
OpmerkingenMp3-speler en USB-opslagapparaten ■ De aangesloten mp3-speler en USB-opslagapparaten moeten aan
de USB MSC-specificatie voldoen
(USB Mass Storage Class).
■ Alleen mp3-spelers en USB-op‐ slagapparaten met een sectorom‐
vang van 512 bytes en een cluster‐
omvang die kleiner dan of gelijk is
aan 32 kB in het FAT32-bestands‐
systeem, worden ondersteund.
■ Vaste-schijfstations (HDD) worden niet ondersteund.
■ De volgende beperkingen gelden voor de gegevens die opgeslagen
zijn op een mp3-speler of een USB- opslagapparaat:
Alleen mp3-, wma- en acc 1)
-bestan‐
den kunnen worden gelezen. Wav-
bestanden en alle andere gecom‐
primeerde bestanden kunnen niet
worden afgespeeld.1) Niet met NAVI 50, NAVI 80.
Page 63 of 149

Streaming audio via Bluetooth63Streaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................63
Bediening ..................................... 63Algemene informatie
Bluetooth-compatibele extra audio‐
bronnen (bijv. mobiele telefoons voor
muziek, mp3-spelers enz.) die het Bluetooth-muziekprotocol A2DP on‐
dersteunen, werken draadloos op het
infotainmentsysteem.
Opmerkingen ■ Het infotainmentsysteem werkt al‐ leen met Bluetooth-apparaten die
A2DP (Advanced Audio Distribu‐
tion Profile) ondersteunen. Met ou‐
dere versies kunnen zich aanslui‐
tingsproblemen voordoen.
■ Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote Con‐
trol Profile), versie 1.0 of hoger on‐
dersteunen. Als het apparaat
AVRCP niet ondersteunt, werkt al‐
leen de volumeregeling via het in‐ fotainmentsysteem.
■ Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-appa‐raat op het infotainmentsysteem
vertrouwd met de bedieningsin‐
structies voor Bluetooth-functies.Bediening
Voorwaarden Aan de volgende voorwaarden moet
worden voldaan om een Bluetooth-
compatibel audio-apparaat via het in‐
fotainmentsysteem te regelen:
■ De Bluetooth-functie van het info‐ tainmentsysteem moet geactiveerdzijn.
Raadpleeg "Bluetooth-verbinding"
in het hoofdstuk "Telefoon" 3 126.
■ De Bluetooth-functie van de extra Bluetooth-compatibele audiobron
moet geactiveerd zijn (zie de be‐
dieningsinstructies van het audio-
apparaat).
■ Afhankelijk van de audiobron kan het nodig zijn om dat apparaat op
"zichtbaar" in te stellen (zie de be‐
dieningsinstructies van het audio-
apparaat).
■ De audiobron moet met het info‐ tainmentsysteem gekoppeld en
verbonden zijn.
Page 64 of 149

64Streaming audio via Bluetooth
R15 BT USB, R16 BT USB,CD16 BT USB, CD18 BT USB - Muziek afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 126.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ ler- als telefoonfuncties heeft, wor‐
den beide functies gekoppeld. Mo‐
biele telefoon koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het
gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets TEL te drukken en selecteer
Apparaat koppelen door de draaiknop
OK te draaien. Het scherm Gereed
voor koppelen verschijnt.
Zoek daarna op het audioapparaat naar Bluetooth-apparaten in de buurt
van het apparaat.
Selecteer My Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het
audioapparaat de koppelingscode in
die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscodewellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, gaat het
systeem terug naar het vorige menu
en verschijnt er een dienovereenkom‐
stig bericht. Herhaal de procedure zo
nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem aangesloten.
Page 65 of 149

Streaming audio via Bluetooth65
Om een audio-apparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐ koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de draaiknop
OK in te drukken. Een displaybericht
bevestigt de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐ apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op de toets TEL (of de
toets SETUP ) en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer het
gewenste apparaat uit de apparaten‐
lijst en selecteer vervolgens Apparaat
loskoppelen door de draaiknop OK te
draaien en in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de ontkoppeling.
Als het audio-apparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audio-apparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het infotainmentsysteem
ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het geheugen van het
systeem te verwijderen, drukt u op de
toets TEL en selecteert u Apparaat
verwijderen . Selecteer het gewenste
audioapparaat uit de lijst en druk op
de draaiknop OK om het verwijderen
te bevestigen wanneer daarom wordt
gevraagd.
Bediening via infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de functietoetsen van het infotainment‐ systeem, draaiknoppen en display‐menu's worden bediend.Het bereik aan toegankelijke functies
die via het infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 54.
CD35 BT USB - Muziek
afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (CD35 BT USB) "Blue‐
tooth-verbinding" in het hoofdstuk
"Telefoon" 3 126.
■ Er kunnen maximaal 5 audio-appa‐
raten gekoppeld en opgeslagen
worden in de apparatenlijst, maar
er kan er maar één tegelijkertijd
verbonden zijn.
Page 66 of 149

66Streaming audio via Bluetooth
■ Als het apparaat zowel audiospe‐ler- als telefoonfuncties heeft, kan/kunnen één of beide functies wor‐den gekoppeld. Mobiele telefoon
koppelen 3 124.
■ De telefoonfuncties blijven werken terwijl de audiospeler in gebruik is
en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de telefoon buiten wer‐
king gesteld.
Extra audio-apparaat aan
infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op de toets SETUP / TEXT te drukken en
selecteer Bluetooth-verbinding . Se‐
lecteer een lege sleuf door aan de
centrale draaiknop te draaien en druk
op de knop om het volgende menu
weer te geven.
Selecteer Apparaat koppelen door de
draaiknop te draaien en in te drukken
en zoek vervolgens op het audio-ap‐
paraat naar Bluetooth-apparatuur in
de omgeving van het apparaat.
Selecteer My_Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐passing, via het toetsenbord van het
audioapparaat de koppelingscode in die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, verschijnt
het bericht Koppelen mislukt . Herhaal
de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audio-apparaat aan tesluiten dan het huidige, drukt u op detoets SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding (of drukt u op de
toets TEL als er geen apparaat aan‐
gesloten is). De apparatenlijst toont
de audio-apparaten die al gekoppeld
zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de centrale
draaiknop in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de aansluiting.