cruise control OPEL VIVARO B 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2016.5Pages: 219, PDF Size: 4.88 MB
Page 13 of 219

Kort en bondig111Zijdelingse luchtroosters .....116
2 Asbak .................................... 82
Bekerhouder ........................ 70
3 Lichtschakelaar ....................99
Mistachterlicht .....................102
Mistlampen ......................... 102
Uitstapverlichting ................. 105
Richtingaanwijzers ..............102
Zijmarkeringslichten ..............99
Lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 100
4 Instrumenten ........................ 83
Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 93
5 Claxon ................................... 78
Bestuurdersairbag ................58
6 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................79
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ........................... 80
Tripcomputer ........................ 967Kaartlezer voor
elektronisch
sleutelsysteem ......................22
8 Stuurkolomknoppen ..............78
9 Middelste luchtroosters .......116
10 Stekkerdoos .......................... 81
Aansteker .............................. 82
Muntenbakje, USB-
aansluiting ............................. 69
11 Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 93
Tripcomputer ........................ 96
12 Passagiersairbag ..................58
13 Handschoenenkastje ...........69
14 Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 39
Verwarmbare achterruit ........42
Stationair-toerentalregeling . 123
15 Stekkerdoos .......................... 81
Aansteker .............................. 82
16 Verwarming en ventilatie ....106
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........10817Asbak .................................... 82
Bekerhouder ........................ 70
18 Alarmknipperlichten ............101
Centrale vergrendeling .........24
19 Aan/Uit-knop voor
elektronisch
sleutelsysteem ....................120
20 Eco-knop voor brandstof‐
besparingsmodus ...............118
21 Stop-startsysteem ...............124
Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................138
22 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 78
Cruisecontrol ...................... 138
23 Contactslot met stuurslot ....120
24 Stuurwiel instellen .................78
25 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 152
26 Zekeringenkast ...................166
27 Park pilot met
ultrasoonsensoren .............141
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP® Plus
) ........ 136
Page 79 of 219

Instrumenten en bedieningsorganen77Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................78
Stuurwielverstelling ...................78
Stuurbedieningsknoppen ...........78
Claxon ....................................... 78
Knoppen op stuurkolom ............78
Wis-/wasinstallatie voorruit ........79
Wis-/wasinstallatie achterruit .....80
Buitentemperatuur .....................80
Klok ........................................... 80
Elektrische aansluitingen ...........81
Aansteker .................................. 82
Asbakken ................................... 82
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................83
Instrumentengroep ....................83
Snelheidsmeter ......................... 83
Kilometerteller ........................... 83
Dagteller .................................... 83
Toerenteller ............................... 84
Brandstofmeter .......................... 84
Brandstofverbruikmeter .............84
Service-display .......................... 85
Controlelampen ......................... 85
Richtingaanwijzer ......................87Gordelverklikker ........................88
Airbag en gordelspanners .........88
Airbag-deactivering ...................88
Laadsysteem ............................. 89
Storingsindicatielamp ................89
Service-indicatie ........................89
Schakel motor uit .......................89
Remsysteem ............................. 89
Antiblokkeersysteem (ABS) .......90
Opschakelen ............................. 90
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .......................... 90
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 90
Koelvloeistoftemperatuur ...........91
Voorverwarming ........................91
AdBlue ....................................... 91
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 91
Motoroliedruk ............................. 91
Brandstofbesparingsmodus .......92
Te laag brandstofpeil .................92
Autostop .................................... 92
Rijverlichting .............................. 92
Grootlicht ................................... 92
Mistlamp .................................... 93
Mistachterlicht ........................... 93
Cruise control ............................ 93
Tachograaf ................................ 93
Portier open ............................... 93Informatiedisplays........................93
Driver Information Center ..........93
Boordinformatie ........................... 94
Geluidssignalen .........................95
Motoroliepeil .............................. 95
Tripcomputer ................................ 96
Tachograaf ................................... 98
Page 80 of 219

78Instrumenten en bedieningsorganenBedieningsorganenStuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control en snelheidsbegrenzer
3 138.
Claxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolom U kunt het Infotainmentsysteem en
een gekoppelde mobiele telefoon be‐
dienen met de knoppen op de stuur‐
kolom.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Page 85 of 219

Instrumenten en bedieningsorganen83Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep Bij sommige uitvoeringen draaien denaalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Snelheidsbegrenzer Maximumsnelheid kan door een snel‐ heidsbegrenzer beperkt zijn. In dat
geval zit er een waarschuwingslabel
op het instrumentenpaneel.
Er klinkt elke 40 seconden gedurende
10 seconden een waarschuwings‐
zoemer bij kort overschrijden van de
ingestelde snelheid.
Let op
Onder bepaalde omstandigheden
(bijv. steile hellingen) kan de snel‐
heid van de auto de ingestelde limiet overschrijden.
Snelheidsbegrenzer 3 141, snel‐
heidsbegrenzer cruise control 3 138.Kilometerteller
Geeft de gemeten afstand aan.
Dagteller
De dagteller verschijnt onder de kilo‐
meterteller op het Driver Information
Center (DIC) en toont de afstand die
sinds de laatste reset is afgelegd.
Bij weergegeven dagteller terugzet‐
ten door de knop aan het uiteinde van
de wisserhendel gedurende enkele
seconden met ingeschakeld contact
ingedrukt te houden. Het display zal
knipperen en de waarde wordt op nul teruggezet.
Page 89 of 219

Instrumenten en bedieningsorganen87Controlelampen in de dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 87XGordelwaarschuwing
3 88vAirbags en gordelspanners
3 88Ó AANAirbag activeren 3 88* UITAirbag deactiveren 3 88pLaadsysteem 3 89ZStoringsindicatielamp
3 89FLaat auto spoedig nakijken
3 89CSchakel motor uit 3 89RRemsysteem 3 89uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 90k jOpschakelen, terugscha‐
kelen 3 90RElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) 3 90ØElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) uit 3 90WKoelvloeistoftemperatuur
3 91!Voorverwarmen 3 91YAdBlue 3 91wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 91IMotoroliedruk 3 91ECOBrandstofbesparingsmodus
3 92YTe laag brandstofpeil
3 92DAutostop 3 92\Autostop geblokkeerd
3 929Rijverlichting 3 928Rijverlichting 3 92CGrootlicht 3 92>Mistlamp 3 93øMistachterlicht 3 93mCruise control 3 93USnelheidsbegrenzer cruise‐
control 3 93&Tachograaf 3 93yPortier open 3 93
Richtingaanwijzer
O knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers
is een akoestisch waarschuwingssig‐ naal waarneembaar.
Vervangen van lampen 3 160.
Zekeringen 3 165.
Page 95 of 219

Instrumenten en bedieningsorganen93Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 100.
Mistlamp
> brandt groen.
Brandt bij ingeschakelde voorste
mistlampen 3 102.
Mistachterlicht
ø brandt geel.
Brandt bij ingeschakeld mistachter‐
licht 3 102.
Cruise control
m , U brandt groen of geel.
m brandt groen als een bepaalde
snelheid wordt opgeslagen.
U brandt groen als het systeem aan
is.
Snelheidsbegrenzer
U brandt geel.
U brandt geel als het systeem aan is.
Cruise control en snelheidsbegrenzer 3 138.Tachograaf
& licht op wanneer er een storing is
3 98.
Portier open y brandt rood.
Brandt wanneer een deur niet geheel
gesloten is.
Er verschijnt ook een bijbehorend be‐ richt op het Driver Information Center
(DIC) 3 93.Informatiedisplays
Driver Information Center
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐ tie, verschijnen de volgende zaken in
de display:
● buitentemperatuur 3 80
● klok 3 80
● kilometerteller 3 83
● dagteller 3 83
● service-display 3 85
● boordinformatie 3 94
● boordcomputer 3 96
Page 120 of 219

118Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 118
Economisch rijden ...................118
Controle over de auto ..............119
Sturen ...................................... 119
Starten en bediening .................120
Nieuwe auto inrijden ................120
Contactslotstanden ..................120
Aan/Uit-knop ............................ 120
Motor starten ........................... 122
Regeling stationair toerental ....123
Motor afzetten ......................... 123
Uitrol-brandstofafsluiter ...........124
Stop/Start-systeem ..................124
Parkeren .................................. 126
Uitlaatgassen ............................. 127
Roetfilter .................................. 127
Katalysator .............................. 127
AdBlue ..................................... 128
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 132
Remmen .................................... 133
Antiblokkeersysteem ...............133
Handrem .................................. 134
Remassistentie ........................134
Hellingrem ............................... 134Rijregelsystemen.......................135
Traction Control .......................135
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) .. 136
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 138
Cruise control .......................... 138
Snelheidsbegrenzer ................141
Parkeerhulp ............................. 141
Achteruitkijkcamera .................143
Brandstof ................................... 145
Brandstof voor dieselmotoren . 145
Tanken .................................... 146
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 147
Trekhaak .................................... 148
Algemene informatie ...............148
Rijgedrag en aanhangertips ....148
Aanhanger trekken ..................148
Aanhangerstabilisatie ..............149Rijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie voor
een optimaal brandstofverbruik. Deze
is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐
ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
Inschakelen
Page 140 of 219

138Rijden en bedieningBestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de be‐
stuurder te ondersteunen en niet
om zijn aandacht te vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid wan‐
neer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruisecontrol kan snelheden van
30 km/u en hoger opslaan en hand‐
haven. Tijdens het bergop- en berg‐
afwaarts rijden kan van de opgesla‐
gen snelheden worden afgeweken.
Om veiligheidsredenen kan de crui‐
secontrol pas worden ingeschakeld
nadat het rempedaal eenmaal inge‐
trapt is.
De cruise control niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Controlelampen U en m 3 93.
Inschakelen
m indrukken; controlelamp U licht
groen op instrumentengroep op.
Cruise control staat nu in de standby- stand en er verschijnt een bijbeho‐
rende melding op het Driver Informa‐
tion Center (DIC).
Naar de gewenste snelheid optrek‐
ken en < of ] indrukken. De huidige
snelheid wordt nu opgeslagen en ge‐
handhaafd en het gaspedaal kan wor‐ den losgelaten.
Page 141 of 219

Rijden en bediening139Controlelamp m brandt groen op de
instrumentengroep samen met U en
er verschijnt een bijbehorend bericht
op het DIC.
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. De opgeslagen snelheid
knippert op de instrumentengroep.
Na het loslaten van het gaspedaal
wordt opnieuw de opgeslagen snel‐ heid aangehouden.
De cruise control blijft ingeschakeld tijdens het schakelen.
De snelheid wordt opgeslagen totdat
de ontsteking wordt uitgeschakeld.
Snelheid verhogen Na het activeren van de cruisecontrolkan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verhoogd door < in‐
gedrukt te houden of er steeds op te
tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Ook kunt u tot de gewenste snelheid
optrekken en deze met < opslaan.Snelheid verlagen
Na het activeren van de cruisecontrolkan de rijsnelheid gestaag of in kleine
stapjes worden verlaagd door ] in‐
gedrukt te houden of er steeds op te
tikken.
Na het loslaten van de schakelaar
wordt de huidige snelheid opgesla‐
gen en aangehouden.
Uitschakelen
§ indrukken: cruisecontrol wordt ge‐
deactiveerd en de groene controle‐
lamp U dooft op het instrumenten‐
paneel.
Automatisch uitschakelen:
● rijsnelheid daalt tot onder 30 km/u
● het rempedaal wordt ingetrapt ● het koppelingspedaal wordt inge‐
trapt
● keuzehendel in N
● het motortoerental is zeer laag of
zeer hoog
De snelheid wordt opgeslagen en er
verschijnt een bijbehorend bericht op
het DIC.
Opnieuw activeren R bij een snelheid van meer dan
30 km/u indrukken.
Als de opgeslagen snelheid veel ho‐
ger dan de huidige snelheid is, trekt de auto krachtig op totdat de opge‐
slagen snelheid bereikt is.
Als u op < drukt, wordt de cruise con‐
trol-functie ook weer ingeschakeld
maar alleen op de huidige snelheid,
niet de opgeslagen snelheid.
Page 142 of 219

140Rijden en bedieningOpgeslagen snelheid wissenm indrukken: groene controlelampen
U en m doven in de instrumenten‐
groep.
Snelheidsbegrenzer
cruisecontrol
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde maxi‐
mumsnelheid boven 30 km/u over‐
schrijdt.
Inschakelen
U indrukken; controlelamp U licht
geel op in de instrumentengroep.
De functie snelheidsbegrenzer cruise control staat nu in standby-modus en
er verschijnt een bijbehorend bericht
op het DIC.
Naar de gewenste snelheid optrek‐
ken en < of ] indrukken. De huidige
snelheid wordt opgeslagen.
De auto kan normaal rijden, maar de
geprogrammeerde snelheid kan be‐
halve in noodgevallen niet worden
overschreden.
Als de maximumsnelheid niet kan
worden gehandhaafd, bijv. op een
steile afdaling, knippert de maximum‐
snelheid op het DIC 3 93, vergezeld
van een geluidssignaal.
Snelheidslimiet verhogen
De snelheidslimiet kan gestaag of in kleine stapjes worden verhoogd door
< ingedrukt te houden of er steeds op
te tikken.
Snelheidslimiet verlagen
De snelheidslimiet kan gestaag of in
kleine stapjes worden verlaagd
door ] ingedrukt te houden of er
steeds op te tikken.Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig door het weer‐
standspunt heen in te trappen. De
snelheidslimiet knippert tijdens deze
periode op het DIC 3 93, vergezeld
van een geluidssignaal.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het be‐
reiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Let op
Als in auto's, uitgerust met een snel‐ heidsbegrenzer, het gaspedaal he‐
lemaal wordt ingetrapt, kan de inge‐
stelde maximumsnelheid niet wor‐
den overschreden. Snelheidsbe‐
grenzer 3 141.
Uitschakelen
§ indrukken; snelheidsbegrenzer
wordt gedeactiveerd en normaal rij‐
den is mogelijk.
De snelheidslimiet wordt opgeslagen
en er verschijnt een bijbehorend be‐
richt op het DIC.