ABS OPEL VIVARO B 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2016Pages: 217, PDF Size: 4.74 MB
Page 78 of 217
76Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................77
Stuurwielverstelling ...................77
Stuurbedieningsknoppen ...........77
Claxon ....................................... 77
Knoppen op stuurkolom ............77
Wis-/wasinstallatie voorruit ........78
Wis-/wasinstallatie achterruit .....79
Buitentemperatuur .....................79
Klok ........................................... 79
Elektrische aansluitingen ...........80
Aansteker .................................. 81
Asbakken ................................... 81
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................82
Instrumentengroep ....................82
Snelheidsmeter ......................... 82
Kilometerteller ........................... 82
Dagteller .................................... 82
Toerenteller ............................... 83
Brandstofmeter .......................... 83
Brandstofverbruikmeter .............83
Service-display .......................... 84
Controlelampen ......................... 84
Richtingaanwijzer ......................86Gordelverklikker ........................87
Airbag en gordelspanners .........87
Airbag-deactivering ...................87
Laadsysteem ............................. 88
Storingsindicatielamp ................88
Service-indicatie ........................88
Schakel motor uit .......................88
Remsysteem ............................. 88
Antiblokkeersysteem (ABS) .......89
Opschakelen ............................. 89
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .......................... 89
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 89
Koelvloeistoftemperatuur ...........89
Voorverwarming ........................90
AdBlue ....................................... 90
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 90
Motoroliedruk ............................. 90
Brandstofbesparingsmodus .......91
Te laag brandstofpeil .................91
Autostop .................................... 91
Rijverlichting .............................. 91
Grootlicht ................................... 91
Mistlamp .................................... 91
Mistachterlicht ........................... 91
Cruise control ............................ 91
Tachograaf ................................ 92
Portier open ............................... 92Informatiedisplays........................92
Driver Information Center ..........92
Boordinformatie ........................... 93
Geluidssignalen .........................93
Motoroliepeil .............................. 94
Tripcomputer ................................ 94
Tachograaf ................................... 96
Page 88 of 217
86Instrumenten en bedieningsorganenControlelampen in de dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 86XGordelwaarschuwing
3 87vAirbags en gordelspanners
3 87Ó AANAirbag activeren 3 87* UITAirbag deactiveren 3 87pLaadsysteem 3 88ZStoringsindicatielamp
3 88FLaat auto spoedig nakijken
3 88CSchakel motor uit 3 88RRemsysteem 3 88uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 89k jOpschakelen, terugscha‐
kelen 3 89RElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) 3 89ØElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP) uit 3 89WKoelvloeistoftemperatuur
3 89!Voorverwarmen 3 90YAdBlue 3 90wBandenspanningscontrole‐
systeem 3 90IMotoroliedruk 3 90ECOBrandstofbesparingsmodus
3 91YTe laag brandstofpeil
3 91DAutostop 3 91\Autostop geblokkeerd
3 919Rijverlichting 3 918Rijverlichting 3 91CGrootlicht 3 91>Mistlamp 3 91rMistachterlicht 3 91mCruise control 3 91USnelheidsbegrenzer cruise‐
control 3 91&Tachograaf 3 92yPortier open 3 92
Richtingaanwijzer
O knippert groen.
Knippert bij ingeschakelde richting‐
aanwijzer of alarmknipperlichten.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Bij gebruik van de richtingaanwijzers
is een akoestisch waarschuwingssig‐ naal waarneembaar.
Vervangen van lampen 3 157.
Zekeringen 3 162.
Page 91 of 217
Instrumenten en bedieningsorganen89Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt korte tijd nadat het contact is
ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van u klaar voor gebruik.
Als controlelamp u niet na enkele
seconden dooft of onderweg oplicht, is er een storing in het ABS. Contro‐
lelamp F kan ook oplichten op de in‐
strumentengroep samen met een bij‐
behorend bericht op het Driver Infor‐
mation Center (DIC) 3 92. Het rem‐
systeem blijft zonder ingrepen van het ABS werken.
Als controlelampen u, F , R en C
branden, is er een storing in het rem‐ systeem. Er verschijnt een bijbeho‐
rend bericht op het DIC. Onmiddellijk
de hulp van een werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem (ABS) 3 131.
Opschakelen
k of j brandt.
Wij raden u in dat geval omwille van een zuiniger verbruik aan om te scha‐
kelen.Elektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP)
R knippert of brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Knippert tijdens het rijden
Het systeem grijpt actief in. Het mo‐ torvermogen kan worden begrensd
en de auto kan automatisch iets wor‐
den afgeremd.
Brandt tijdens het rijden
Het systeem is niet beschikbaar. Er
verschijnt ook een bijbehorend be‐
richt op het Driver Information Center (DIC) 3 92.
ESP® Plus
3 134, Traction Control-
systeem 3 133.
Elektronisch stabiliteitspro‐
gramma uit
Ø brandt geel.Als ESP® Plus
gedeactiveerd is met
Ø op het instrumentenpaneel, dan
brandt controlelamp Ø en verschijnt
een bijbehorend bericht op het Driver Information Center (DIC) 3 92.
ESP® Plus
3 134, Traction Control-
systeem 3 133.
Koelvloeistoftemperatuur W brandt blauw of rood.
Brandt kort rood wanneer het contact
wordt ingeschakeld en wordt dan
blauw.
Brandt rood bij een draaiende
motor
Stoppen, motor afzetten.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 152.
Werkplaats raadplegen als er vol‐
doende koelvloeistof is.
Page 125 of 217
Rijden en bediening123De motor wordt uitgeschakeld terwijl
het contact aan blijft.
Als Ï op de instrumentengroep
brandt, duidt dit op een Autostop
3 91.
Tijdens een Autostop blijven de ver‐
warmings- en remfunctie behouden.
Remassistentie is echter niet be‐
schikbaar 3 132.
Voorzichtig
Tijdens een Autostop werkt de
stuurbekrachtiging wellicht minder goed.
Voorwaarden voor een Autostop
Het stop-startsysteem controleert of
aan elk van de volgende voorwaar‐
den is voldaan:
● het Stop/Start-systeem is niet handmatig uitgeschakeld
● de motorkap is volledig gesloten
● de accu is voldoende opgeladen en in goede staat
● de motor is opgewarmd
● de koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog
● de buitentemperatuur is niet te laag of te hoog (bijv. onder 0 °C
of boven 35 °C)
● het remvacuüm is voldoende
● de ontdooifunctie is niet geacti‐ veerd 3 106
● de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief 3 125
● de rijregelsystemen antiblok‐ keersysteem (ABS) 3 131, Trac‐
tion Control-systeem 3 133 enElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) 3 134 zijn
niet actief ingeschakeld
● de auto is verplaatst sinds de laatste Autostop
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop ver‐
hinderen. Zie het hoofdstuk
" Klimaatregeling " voor nadere infor‐
matie 3 106
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.
Let op
Trap als er een versnelling inge‐
schakeld is het koppelingspedaal
geheel in om de motor te starten.
Controlelamp Ï 3 91 op de instru‐
mentengroep dooft wanneer de motor opnieuw wordt gestart.
Page 133 of 217
Rijden en bediening131Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.Voorzichtig
Het wordt afgeraden uw hand tij‐
dens het rijden op de schakelpook te laten rusten.
Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remmen wer‐
ken dan achter pas goed als het rem‐ pedaal zeer diep wordt ingetrapt.
Daarvoor is een aanzienlijk grotere
krachtsinspanning nodig. De remweg
wordt langer. Alvorens de reis te ver‐
volgen, de hulp van een werkplaats
inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐ daal. De remwerking wordt hierdoorniet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Als controlelamp R onderweg op de
instrumentengroep oplicht en er een
bijbehorend bericht op het Driver In‐ formation Center (DIC) 3 92 ver‐
schijnt, is er een storing in het rem‐
systeem. Onmiddellijk de hulp van
een werkplaats inroepen.Controlelamp R 3 88.
Boordinformatie 3 93.
Antiblokkeersysteem Het antiblokkeerremsysteem (ABS)
voorkomt dat de wielen blokkeren.
Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook
bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rem‐
pedaal tijdens het hele remproces
volledig intrappen, ongeacht het tik‐
ken van het pedaal. De druk op het rempedaal niet verminderen.
Voordat u wegrijdt, voert het systeem een zelftest uit die u misschien kunt
horen.
Controlelamp u 3 89.
Storing
Als controlelamp u niet enkele se‐
conden na het inschakelen van het contact dooft of onderweg oplicht, is
Page 134 of 217
132Rijden en bedieninger een storing in het ABS. Controle‐lamp F 3 88 kan ook oplichten op de
instrumentengroep samen met een
bijbehorend bericht op het Driver In‐
formation Center (DIC). Het remsys‐
teem blijft zonder ingrepen van het
ABS werken.9 Waarschuwing
Bij een defect aan het ABS kunnen
de wielen bij krachtig remmen de
neiging hebben te blokkeren. De
voordelen van het ABS vallen dan
weg. De auto is bij een noodstop mogelijk niet meer bestuurbaar en kan uitbreken.
Als controlelampen u, F , R 3 88 en
C 3 88 branden, is er een storing in
het remsysteem. Er verschijnt ook
een bijbehorend bericht op het DIC
3 92. Laat de oorzaak van de storing
door een werkplaats verhelpen.
Boordinformatie 3 93.
Handrem9 Waarschuwing
Handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken, op op- of aflopende
hellingen altijd zo stevig mogelijk.
Om de handrem los te zetten, de
handremhendel iets optillen, de
ontgrendelingsknop indrukken en
de hendel helemaal omlaagzet‐
ten.
Trap om minder kracht te hoeven
uitoefenen bij het aantrekken van
de handrem tegelijkertijd het rem‐ pedaal in.
Controlelamp R 3 88.
Parkeren 3 124.
Remassistentie Bij het snel en krachtig intrappen van
het rempedaal wordt automatisch met de maximale remkracht (noodstop)
geremd.
De druk op het rempedaal niet ver‐
minderen, zolang er maximaal ge‐ remd moet worden. Bij het loslaten
van het rempedaal wordt de rem‐
kracht automatisch verminderd.
Tijdens een Autostop is remassisten‐
tie niet beschikbaar.
Stop-startsysteem 3 122.
Hellingrem Het systeem helpt ongewilde bewe‐
ging te voorkomen wanneer u vanop
een helling vertrekt.
Page 156 of 217
154Verzorging van de auto
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MINI en MAXI staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan,
omdat verontreinigde remvloeistof
storingen in het remsysteem tot ge‐
volg kan hebben. Oorzaak van het
remvloeistofverlies door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Alleen goedgekeurde heavy duty-
remvloeistof voor uw auto gebruiken.
Remvloeistof 3 188.
Accu
De auto is uitgerust met een lood‐ zuuraccu. Auto's met stop-startsys‐
teem zijn uitgerust met een AGM-
accu die geen loodzuuraccu is.
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij als het rijgedrag zodanig is dat
deze voldoende wordt opgeladen.
Door korte ritten en vaak starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische ver‐ bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
kelde ontsteking aansluiten en los‐
koppelen.
Accu vervangen
Zorg bij auto's met een stop-startsys‐ teem dat de AGM-accu (Absorptive
Glass Mat) weer wordt vervangen
door een andere AGM-accu.
U kunt een AGM-accu herkennen
door het label op de accu. Wij bevelen
het gebruik aan van een originele
Opel-accu.
Page 168 of 217
166Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Batterij inspuiting AdBlue2Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)3APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)4Verwarmings- en recirculatie‐
systeem5Aanpassingen6Aanpassingen7Verwarmings- en recirculatie‐
systeem8Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning9Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem10Elektrische buitenspiegels/extra
aanpassingen11Verwarmbare buitenspiegels12Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaan‐
sluiting13Multimedia/trekhaakNr.Stroomkring14Interieurverlichting/ontlaadbe‐
veiliging accu15Brandstofinspuitsysteem/
bandenspanningscontrolesys‐
teem/elektronisch sleutelsys‐
teem16Alarmknipperlichten/richting‐
aanwijzers17Centrale vergrendeling18Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links19Mistlampen voor/mistachter‐
lichten/kentekenverlichting20Alarm/claxon/verlichting/wisser21Instrumentengroep22Lichtschakelaar23Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon24APC algemene accu25Achteruitrijlichten26Remschakelaar27Brandstofinspuiting/startmotorNr.Stroomkring28Airbag/stuurslot29Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit30Stuurbekrachtiging31Remlichten32APC reserveaccu (met elektro‐
nisch sleutelsysteem)33Servicedisplay34Aansteker/elektrische aanslui‐
ting35Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechts36Remlichten/ABS/startbeveili‐
ging37Interieurverlichting/airco38Starten met elektronisch sleutel‐
systeem39Achterruitwisser40Waarschuwingssignalen4112V-aansluiting bagageruimte
Page 191 of 217
Service en onderhoud189Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitsindexen
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt geklasseerd
door twee cijfers, bijv. SAE 5W-30.
Het eerste cijfer, gevolgd door een W,
geeft de viscositeit bij lage tempera‐
turen, het tweede cijfer de viscositeit
bij hoge temperaturen aan.
Selecteer de betreffende viscositeits‐
index afhankelijk van de minimumom‐ gevingstemperatuur 3 192.
Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hogere omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries
Gebruik alleen voor de auto goedge‐
keurde long life coolant (LLC) anti-
vries. De hulp van een werkplaats in‐
roepen.
Het systeem wordt af fabriek gevuld
met koelvloeistof die een uitstekende
corrosiebescherming biedt en vorst‐bestendig is tot ca. –28 °C. Deze con‐ centratie het gehele jaar in stand hou‐
den. Extra koelvloeistofadditieven die
bedoeld zijn om extra corrosiebesten‐ digheid te bieden of om kleine lekken
te dichten kunnen functiestoringen
veroorzaken. Aansprakelijkheid voor
eventuele gevolgen van het gebruik
van extra koelvloeistofadditieven
wordt niet aanvaard.
Remvloeistof Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.
AdBlue Gebruik AdBlue alleen voor het terug‐
brengen van het aandeel stikstof‐
oxide in de uitstoot van uitlaatgassen 3 126.
Page 210 of 217
208TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ......................... 17, 118
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............188, 192
Aanduidingen op banden ..........168
Aanhangerkoppeling ..................145
Aanhangerstabilisatie ................146
Aanhanger trekken ....................146
Aansteker .................................... 81
Absorptive Glass Mat-accu......... 154
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 148
Accu ................................... 154, 179
Accu, starthulp gebruiken ...........179
Achterdeuren ............................... 31
Achterklep..................................... 32
Achterlichten .............................. 159
Achterruitverwarming ................... 42
Achterste binnenverlichting ........102
Achterste zijruiten ........................41
Achteruitkijkcamera ...................141
Achteruitrijlichten ...............101, 160
Adaptief rijlicht (AFL) .................100
AdBlue .................... 90, 94, 126, 188
AdBlue-tank ................................ 201
Afmetingen auto ........................197
Afstand tot onderhoudsbeurt ........84
AGM-accu................................... 154
Airbag deactiveren ....................... 59
Airbag-deactivering ...................... 87Airbag en gordelspanners ...........87
Airbaglabel.............................. 54, 59
Airbagsysteem ............................. 54
Airconditioning ........................... 105
Airconditioning achterin .............109
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 114
Alarmknipperlichten ...................100
Algemene informatie .................. 145
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 116
Andere auto slepen ...................182
Antiblokkeersysteem .................131
Antiblokkeersysteem (ABS) .........89
Antidiefstalbouten .......................176
Anti-vries..................................... 152
Armsteun ..................................... 47
Asbakken ..................................... 81
Autogegevens ............................ 192
Autokrik....................................... 167
Automatisch blokkering brandstof ................................. 121
Automatische dimfunctie .............40
Automatische verlichting .............. 98
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto reinigen .............................. 182
Auto slepen ................................ 181
Auto stallen ................................. 148