air filter OPEL VIVARO B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2017.5Pages: 239, PDF Size: 5.39 MB
Page 105 of 239
Instrumenten en bedieningsorganen103Info-Display
Het centrale display op het Infotain‐
mentsysteem toont de tijd (en/of de
buitentemperatuur, afhankelijk van
de versie) en gegevens van het Info‐
tainmentsysteem.
Schakel het Infotainmentsysteem
met X in. Het schakelt eventueel
automatisch in wanneer het contact wordt ingeschakeld.
Afhankelijk van het systeem werkt het
Infotainmentsysteem via knoppen en
draaiknoppen op de console van het Infotainmentsysteem, de knoppen op
de stuurkolom, het stemherkennings‐
systeem (mits beschikbaar) of via het aanraakschermdisplay.
Bediening met aanraakscherm Gewenste optie uit de beschikbare
menu's en opties selecteren door het
displayscherm met de vinger aan te
raken.
Raadpleeg voor meer informatie de
handleiding Infotainment.Boordinformatie
Er verschijnen berichten op het Driver
Information Center en wellicht brandt
daarbij controlelamp F of C op de
instrumentengroep.
Informatieberichten
Informatieberichten m.b.t. bijv. start‐
problemen, het Stop/Start-systeem, het aantrekken van de handrem, de
centrale vergrendeling, het stuurslot
enz. melden de huidige status van
bepaalde boordfuncties en instructies voor het gebruik.
StoringsmeldingenStoringsmeldingen m.b.t. bijv. het
brandstoffilter, airbags, emissie enz.
verschijnen in combinatie met contro‐
lelamp F. Rijd voorzichtig door en
raadpleeg zo spoedig mogelijk een
werkplaats.
Druk op de knop aan het uiteinde van
de ruitenwisserhendel om storings‐
meldingen, bijv. " CONTROLEER
INSPUITING ", van het display te
wissen. Na enkele seconden
Page 119 of 239
Klimaatregeling117KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............117
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................117
Airconditioning ......................... 118
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 119
Verwarming achterin ...............122
Airconditioning achterin ...........122
Hulpverwarming ......................123
Luchtroosters ............................. 129
Verstelbare luchtroosters ........129
Vaste luchtroosters ..................129
Koeling handschoenenkastje ..129
Onderhoud ................................. 130
Luchtinlaat ............................... 130
Pollenfilter ................................ 130
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 130
Service .................................... 130Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur
● luchtdebiet
● luchtverdeling
Verwarmbare achterruit Ü 3 45.
Temperatuur
Rood:warmBlauw:koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtdebiet Luchtdebiet instellen door de ventila‐torknop in de gewenste stand te
zetten.
LuchtverdelingM:naar de hoofdruimteL:naar de hoofd- en voetenruimteK:naar de voetenruimteJ:naar de voorruit, de voorste
zijruiten en de voetenruimteV:naar de voorruit en de voorste
zijruiten
Tussenstanden zijn mogelijk.
Ruiten ontwasemen en ontdooien ● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
Page 132 of 239
130KlimaatregelingOnderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat vóór de voorruit in de motorruimte schoon houden om lucht te laten instromen. Eventuele blade‐ren, vuil of sneeuw verwijderen.
Pollenfilter
Het pollenfilter ontdoet de lucht die
via de luchtinlaat in de auto komt van stof, roet, pollen en sporen.
Let op
Alleen auto's met airconditioning
hebben een pollenfilter.
Airconditioning regelmatig aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐
keld.Service
Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐
ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen ● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Let op
Koelmiddel R-134a bevat gefluo‐
reerde broeikasgassen met een
factor wereldwijde opwarming van
1430.
De airconditioning voorin is gevuld
met 0,58 kg en heeft een CO 2-equi‐
valent van 0,83 ton, de airconditio‐
ning voor- en achterin is gevuld met
0,88 kg en heeft een CO
2-equivalent
van 1,26 ton.Afhankelijk van de auto staat er
mogelijk informatie over het airco‐
koelmiddel op een label in de motor‐
ruimte.
Page 133 of 239
Rijden en bediening131Rijden en bedieningRijtips......................................... 131
Economisch rijden ...................131
Controle over de auto ..............132
Sturen ...................................... 132
Starten en bediening .................133
Nieuwe auto inrijden ................133
Contactslotstanden ..................133
Aan/Uit-knop ............................ 133
Motor starten ........................... 135
Regeling stationair toerental ....136
Motor afzetten ......................... 136
Uitrol-brandstofafsluiter ...........137
Stop/Start-systeem ..................137
Parkeren .................................. 140
Uitlaatgassen ............................. 141
Roetfilter .................................. 141
Katalysator .............................. 142
AdBlue ..................................... 142
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 148
Remmen .................................... 149
Antiblokkeersysteem ...............149
Handrem .................................. 150
Remassistentie ........................150
Hellingrem ............................... 150Rijregelsystemen.......................151
Traction Control .......................151
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) .. 152
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 154
Cruise control .......................... 154
Snelheidsbegrenzer ................157
Parkeerhulp ............................. 157
Achteruitkijkcamera .................160
Brandstof ................................... 162
Brandstof voor dieselmotoren . 162
Tanken .................................... 162
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 164
Trekhaak .................................... 165
Algemene informatie ...............165
Rijgedrag en aanhangertips ....165
Aanhanger trekken ..................165
Aanhangerstabilisatie ..............166Rijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie voor
een optimaal brandstofverbruik. Deze
is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐
ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
Inschakelen
Page 141 of 239
Rijden en bediening139● het Stop/Start-systeem is niethandmatig uitgeschakeld
● de motorkap is volledig gesloten
● het bestuurdersportier is geslo‐ ten of de veiligheidsgordel van debestuurder is vastgemaakt
● de accu is voldoende opgeladen en in goede staat
● de motor is opgewarmd
● de koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog
● de buitentemperatuur is niet te laag of te hoog (bijv. onder 0 °C
of boven 30 °C)
● de ontdooifunctie is niet geacti‐ veerd
● het aircosysteem verhindert geen Autostop
● het remvacuüm is voldoende
● de zelfreinigende functie van het roetfilter is niet actief 3 141
● de rijregelsystemen antiblok‐ keersysteem (ABS) 3 149, Trac‐
tion Control-systeem 3 151 enElektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) 3 152 zijn
niet actief ingeschakeld
● de auto is verreden sinds de laat‐
ste Autostop
Anders is een Autostop niet mogelijk. Bepaalde instellingen van de klimaat‐
regeling kunnen eveneens een Auto‐ stop verhinderen. Zie het hoofdstuk
Klimaatregeling voor nadere informa‐
tie 3 119.
Onmiddellijk na een snelwegrit kan
mogelijk geen Autostop plaatsvinden.
Nieuwe auto inrijden 3 133.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar herstarten van
de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Trap het koppelingspedaal in om de
motor te herstarten.Let op
Trap als er een versnelling inge‐
schakeld is het koppelingspedaal
geheel in om de motor te starten.
Trap als de motor niet meteen start
het koppelingspedaal stevig in.
Druk eventueel op de knop Î om de
motor tijdens een Autostop weer te
starten.
Controlelamp Ï 3 101 op de instru‐
mentengroep dooft wanneer de motor opnieuw wordt gestart.
Herstarten van de motor door het
stop-startsysteem
De keuzehendel moet in neutraal
staan om automatisch herstarten
mogelijk te maken.
Als er zich een van de volgende
omstandigheden voordoet tijdens een Autostop, dan zal de motor auto‐
matisch door het stop-startsysteem
worden herstart:
● de accu is ontladen
● de buitentemperatuur is te laag of
te hoog (bijv. onder 0 °C of boven
30 °C)
Page 143 of 239
Rijden en bediening14130 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Auto stallen 3 168.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Roetfilter
Het roetfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een zelfreinigende
functie die tijdens het rijden automa‐
tisch wordt geactiveerd, zonder dat hier een bericht over verschijnt.
Het filter wordt geregenereerd door
achtergebleven roetdeeltjes perio‐
diek bij een hoge temperatuur te
verbranden. Dit proces vindt automa‐
tisch plaats onder bepaalde rijom‐
standigheden. Autostop is niet
beschikbaar en het brandstofverbruik ligt mogelijk hoger. Enige geur- enrookontwikkeling tijdens deze proce‐
dure is normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter gereinigd moet
worden en als de recente rijomstan‐
digheden geen automatische reini‐
ging toelieten, gaat controlelampen F
3 98 en Z 3 98 op de instrumenten‐
groep branden. Onmiddellijk de hulp
van een werkplaats inroepen.
Page 233 of 239
231Auto reinigen.............................. 204
Auto slepen ................................ 202
Auto stallen ......................... 168, 174
Autostop ............................. 135, 137
Auto wassen ............................... 204
B
Bagageruimte ........................ 35, 78
Bagageruimte-afdekking .............79
Bagageruimteverlichting .............114
Bak op instrumentenbord .............73
Banden ...................................... 189
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 193
Bandenreparatieset ...................194
Bandenspanning .......................190
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 100, 191
Bandenspanningswaarden ........225
Banden verwisselen ...................197
Bedieningselementen telefoon .....85
Bedieningsorganen ......................85
Bekerhouders .............................. 75
Bekleding .................................... 206
Beladingsinformatie .....................82
Beslagen lampglazen ................113
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 154
Beveiliging van de auto ................37
Binnenspiegels ............................. 42Binnenverlichting ...............113, 183
BlueInjection ............................... 142
Bochtlicht .................................... 111
Bolle vorm .................................... 40
Boordgereedschap .............188, 202
Boordinformatie .........................103
Brandstofbesparingsmodus ........101
Brandstofblokkeersysteem .........136
Brandstofmeter ............................ 92
Brandstoftank ............................. 224
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 164
Brandstofverbruikcijfer ........103, 105
Brandstofverbruikmeter ................93
Brandstof voor dieselmotoren ...162
Buitenspiegels .............................. 40
Buitentemperatuur .......................87
Buitenverlichting .........................109
Bijrijdersbank ................................ 76
C
Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................25
Claxon ................................... 14, 85
Compact reservewiel ..................199
Conformiteitsverklaring ...............226
Contactslotstanden ....................133
Controlelampen ......................91, 94
Controle over de auto ................132
Controles .................................... 169
Cruise control ....................102, 154D
Dagrijlicht ............................ 110, 111
Dagteller ...................................... 91
Dakbelasting ................................. 82
Dakdrager .................................... 82
Dashboard .................................... 10
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 142
De functie Meer tractie .......151, 152
Derde remlicht ........................... 180
Diefstalalarmsysteem ..................38
Diefstalvergrendeling ....................25
Dieselbrandstoffilter ...................176
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 176
Dieseluitlaatvloeistof ...................142
Dimlicht of grootlicht ...........109, 110
Documentenbak ........................... 75
DPF (Diesel Particle Filter, roetfilter) .................................. 141
Draairichtingsgebonden banden ............................ 189, 199
Driepuntsgordel ........................... 56
Driver Information Center ...........102
Dubbele cabine ............................ 76
E
Economisch rijden ......................131
ecoScoring.................................. 105
Page 235 of 239
233Lampenkappen, beslagen..........113
Leeslampen ............................... 115
Leeslampjes met LED's ..............113
Leeslamp vooraan ......................115
Lekke band ................................. 197
Lichtschakelaar .......................... 109
Lichtsignaal ................................ 110
Luchtinlaat ................................. 130
Luchtrecirculatie .................118, 202
M
Maximumsnelheidsbegrenzer ....157
Meldingen ................................... 103
Meters........................................... 91
Mistachterlicht ...102, 109, 112, 182
Mistlamp .................................... 102
Mistlampen .................109, 112, 178
Mistlampen voor ........................112
Modus ECO ................................ 131
Momentsleutel ............................ 188
Motoraanduiding .........................214
Motor afzetten ............................ 136
Motorgegevens .......................... 216
Motor-ID...................................... 214
Motorkap .................................... 169
Motorluchtfilter ............................ 171
Motorolie ............170, 210, 215, 224
Motorolieadditieven ....................210
Motoroliedruk ............................. 100
Motoroliepeil .............................. 105Motorolieviscositeitsindexen .......210
Motorremmomentregeling ..........152
Motor starten ........................ 17, 135
Muntenhouder .............................. 73
N Neerklapbare rugleuning midden. 75
Nieuwe auto inrijden ..................133
Noodontgrendeling achterklep .....35
O
Obstakeldetectiesystemen .........157
Olie ............................................. 170
Oliedruk ...................................... 100
Olie, motor .................. 170, 210, 215
Ontlaadbeveiliging accu ............116
Ontwasemen en ontdooien ..........15
Opbergruimte................................ 73
Opbergruimte plafond ..................78
Opbergruimte portierbekleding .....76
Opbergruimte voor........................ 75
Opbergvak .............................. 75, 76
Opbergvakken .............................. 73
Opbergvakken instrumentenpaneel ..................73
Opbergvak onder passagiersstoel 76
Opschakelen................................. 99 Opwarmen van de turbomotor ....135
Overzicht instrumentenpaneel .....10P
Panne ......................................... 202
Parkeerhulp ............................... 157
Parkeerrem - zie Handrem .........150
Parkeren .............................. 18, 140
Park pilot met ultrasoonsensoren 157
Partikelfilter ................................. 141
Passagiersstoel middenvoor neerklappen .............................. 50
Pedalen ...................................... 132
Pollenfilter .................................. 130
Portieren ....................................... 32
Portier open ............................... 102
Portiersloten ................................. 25
Profieldiepte ............................... 193
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 229
Regelbare instrumentenverlichting ...........113
Regeling stationair toerental .......136
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 228
Remassistentie .......................... 150
Rem- en koppelingsvloeistof ......210
Remmen ............................ 149, 173
Remsysteem ................................ 98
Remvloeistof .............................. 173
Reparatie ongevalschade ...........228