gas type OPEL VIVARO C 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: VIVARO C, Model: OPEL VIVARO C 2020Pages: 297, PDF Size: 10.28 MB
Page 164 of 297

162Rijden en bediening● De omgevingstemperatuur ligttussen 0 °C en 35 °C.
● De koelvloeistoftemperatuur is niet te hoog.
● De temperatuur van de uitlaat‐ gassen is niet te hoog, bijv. na hetrijden met hoge motorbelasting.
● Het klimaatregelsystemen staat een Autostop toe.
● Het remvacuüm is voldoende.
● De zelfreinigende functie van het
uitlaatfilter is niet actief.
● Sinds de laatste Autostop reed de auto minstens stapvoets.
Anders is een Autostop niet mogelijk.
Let op
Na vervanging of hernieuwde
aansluiting van de accu kan Auto‐
stop meerdere uren lang niet moge‐
lijk zijn.
Bepaalde instellingen van het airco‐
systeem kunnen een Autostop
verhinderen.
Klimaatregeling 3 144.Onmiddellijk na ritten op hogere snel‐
heden is mogelijk geen Autostop
mogelijk.
Nieuwe auto inrijden 3 156.
Ontlaadbeveiliging accu
Om het betrouwbaar opnieuw starten van de motor te garanderen, zijn er
verschillende ontlaadbeveiligingen
van de accu ingevoerd als onderdeel
van het stop-startsysteem.
Stroombesparingsmaatregelen
Tijdens een Autostop worden meer‐
dere elektrische functies, zoals de
extra elektrische verwarmer of de
achterruitverwarming, uitgeschakeld
of in een stroombesparingsmodus
gezet. De ventilatorsnelheid van het
aircosysteem wordt verminderd om
stroom te besparen.
Herstarten van de motor door de
bestuurder
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in zonder
het rempedaal in te trappen om de
motor opnieuw te starten.Auto’s met automatische
versnellingsbak
Type A: De motor wordt opnieuw
gestart als
● de keuzehendel in de stand D
staat met M wel of niet ingescha‐
keld en het rempedaal is losge‐
laten
● de keuzehendel in de stand N
staat, het rempedaal is losgela‐
ten en de keuzehendel in de
stand D wordt gezet met M wel of
niet geactiveerd
● de keuzehendel in de stand P
staat, het rempedaal is ingetrapt
en de keuzehendel in de stand R,
N of D wordt gezet met M wel of
niet geactiveerd
● de achteruitversnelling wordt ingeschakeld
Page 172 of 297

170Rijden en bedieningVersnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
In de automatische modus wordt het
rijprogramma aangegeven door D, A
of AUTO .
In de handgeschakelde modus
worden M en het nummer van de
geselecteerde versnelling aange‐
duid.
R geeft de achteruitversnelling aan.
N duidt de neutrale stand aan.
Alleen voor automatische versnel‐
lingsbak type A: P geeft parkeerstand
aan.
Schakelen 3 170.
SchakelenType A
Draai de versnellingshendel.
P:parkeerstand, de voorwielen zijn
geblokkeerd, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat en de
parkeerrem is aangetrokkenR:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus
De versnellingshendel is vergrendeld in P en kan alleen worden verzet
wanneer u het contact inschakelt en
het rempedaal intrapt.
De motor start alleen wanneer de
versnellingshendel in stand P of N
staat. Wanneer de stand N is gese‐
lecteerd, trapt u de rem in of trekt u de
handrem aan alvorens te starten.
Tijdens het schakelen geen gas
geven. Gas- en rempedaal nooit
gelijktijdig bedienen.
Wanneer een versnelling is ingescha‐ keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Page 173 of 297

Rijden en bediening171Type B
Draai de versnellingshendel.
R:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN:neutrale standA:automatische modusM:handgeschakelde modus
De motor start alleen wanneer de
versnellingshendel in de stand N
staat. Wanneer de stand N is gese‐
lecteerd, trapt u de rem in en start u
de motor.
Tijdens het schakelen geen gas
geven. Gas- en rempedaal nooit
gelijktijdig bedienen.
Wanneer een versnelling is ingescha‐ keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Afremmen op de motor Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, een lagere
versnelling selecteren.
ParkerenType A:
Schakel de parkeerrem in en selec‐
teer P.Type B
Trek de handrem aan en selecteer N
of laat de keuzehendel in de inge‐
schakelde stand staan.
Handmatige modus
1. Handgeschakelde modus active‐ ren
a) Automatische versnellingsbak
type A:
De handgeschakelde modus M
kan vanuit stand D in elke rijsitua‐
tie en bij elke snelheid worden
geactiveerd.
Toets M indrukken.
b) Automatische versnellingsbak
type B:
Zet de keuzehendel in de stand
M als de auto stilstaat.
Page 194 of 297

192Rijden en bedieningsnelheid bij het ingaan van een bochten in het algemeen voor het aanpas‐
sen van de snelheid aan het wegtype
en de geldende maximumsnelheid.
Snelwegen
Pas op snelwegen de ingestelde
snelheid aan de omstandigheden en
het weer aan. Bedenk altijd dat de
adaptieve cruise control een beperkt
zichtbereik, een beperkte remkracht
en een bepaalde reactietijd heeft
waarin wordt geverifieerd of een voer‐
tuig zich al dan niet voor u bevindt. De adaptieve cruise control is mogelijk
niet in staat om de auto tijdig af te
remmen om aanrijdingen te vermij‐
den met veel langzamer rijdende
voorliggers of na een rijstrookwissel.
Dit geldt met name bij hoge snelhe‐
den of als het zicht door de weersom‐
standigheden beperkt is.
Bij het oprijden of verlaten van een
snelweg kan de adaptieve cruise
control de voorligger uit het zicht
verliezen en naar de instelde snelheid
accelereren. Verlaag daarom de snel‐ heid voor het oprijden of verlaten van
de snelweg.
Koersveranderingen
Als een ander voertuig voor u invoegt, zal de adaptieve cruise control dit
voertuig pas incalculeren op het
moment dat deze zich volledig op uw
pad bevindt. Wees alert en gereed
om te remmen als sneller remmen
noodzakelijk is.
Aandachtspunten in heuvelachtig
gebied9 Waarschuwing
Gebruik de adaptieve cruise
control niet op steile en heuvel‐
achtige wegen.
De systeemprestaties onder heuvel‐
achtige omstandigheden hangen af
van de rijsnelheid, de belading, de
verkeersomstandigheden en het
hellingspercentage. In heuvelachtige
omstandigheden worden voorliggers
mogelijk niet gedetecteerd. Op steile
hellingen moet u mogelijk gas bijge‐
ven om de rijsnelheid te behouden.
Bij het naar beneden rijden kan het
nodig zijn om te remmen om uw snel‐ heid te behouden of te verlagen.
Let op: door te remmen deactiveert u
het systeem.
Page 227 of 297

Verzorging van de auto225met een afdekkap worden afgeslotenen moet de ventilatie bij de minpool
worden geopend.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐
gen door hetzelfde type accu.
Laat de accu van de auto vervangen
door een werkplaats.
Stop-startsysteem 3 160.
Accu opladen9 Waarschuwing
Voorkom bij auto's met Stop/Start-
systeem dat het oplaadpotentieel
niet hoger wordt dan 14,6 V bij
gebruik van een acculader.
Anders kan de accu van de auto
beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 259.
Ontlaadbeveiliging
Accuspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
Wanneer de auto rijdt, deactiveert de
stroomverbruiksreductie bepaalde
functies zoals de airconditioning, de
achterruitverwarming, de stuurwiel‐
verwarming et cetera.
De gedeactiveerde functies worden
zodra de omstandigheden dat toela‐
ten automatisch weer ingeschakeld.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te
laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Stekkerdoos
De elektrische aansluitingen worden
gedeactiveerd wanneer de accu‐
spanning te laag is.Waarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:
● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
Page 228 of 297

226Verzorging van de auto● Zie de Gebruikershandleidingvoor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Verwarmingsfuncties Let op
Bij een te hoge elektrische belasting werken specifieke verwarmings‐
functies, zoals de stoelverwarming
of de stuurverwarming, mogelijk
even niet. Na enkele minuten
werken ze dan weer wel.
Stroomspaarmodus
In deze modus deactiveert u elektri‐
sche verbruikers om overmatige
belasting van de voertuigaccu te
voorkomen. Deze verbruikers, zoals
het Infotainmentsysteem, de voorrui‐
tenwissers, de dimlichten, de instap‐
verlichting enz. kunnen in totaal maxi‐
maal ongeveer 40 minuten na het
uitschakelen van het contact worden
gebruikt.Stroomspaarmodus deactiveren
Bij het opnieuw starten van de motor
wordt de stroomspaarmodus automa‐ tisch gedeactiveerd. Laat de motor
draaien om het systeem voldoende
op te laden:
● gedurende minder dan 10 minuten om de verbruikers
ongeveer 5 minuten te gebruiken
● gedurende meer dan 10 minuten om de verbruikers
maximaal 30 minuten te gebrui‐
ken
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet het dieselbrandstofsysteem worden
ontlucht. De ontluchtingsprocedure
verschilt tussen de motortypen
3 277 . Tank ten minste vijf liter diesel
bij voordat u de ontluchtingsproce‐
dure start.
Motoren DV5RUCd, DV5RUC 1. Contact inschakelen.
2. 1 minuut wachten en contact
uitschakelen.3. Probeer de motor te starten.
Als de motor na korte tijd niet start,
moet u de procedure herhalen.
Motoren DW10FEU, DW10FD,
DW10FDCU, DW10F
1. Contact inschakelen.
2. 6 seconden wachten en contact
uitschakelen.
3. De stappen 1 en 2 tien keer herha‐ len.
4. Probeer de motor te starten.
Als de motor na korte tijd niet start,
moet u de procedure herhalen.
Motor DV6DU 1. Motorkap openen.
2. Zo nodig de motorstijlafdekking losklikken om bij de opvoerpomp te
kunnen komen.
3. De opvoerpomp herhaaldelijk
bedienen totdat u weerstand voelt
(mogelijk voelt u meteen al weer‐
stand).
4. Probeer de motor te starten. Als de
motor na korte tijd niet start, zo'n 15 seconden wachten voordat u het
Page 295 of 297

293Panoramazichtsysteem..............203
Parkeerhulp ............................... 198
Parkeerverwarming ....................150
Parkeren .............................. 20, 163
Park pilot met ultrasoonsensoren 198
Partikelfilter ................................. 164
Pechhulp..................................... 131
Peilsensor motorolie ...................111
Persoonlijke instellingen ............127
Portieren ................................. 31, 34
Portier open ............................... 118
Profieldiepte ............................... 248
R Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 289
Radio (Infotainmentsysteem)...... 127
REACH ....................................... 285
Regelbare instrumentenverlichting ...........138
Regensensor .............................. 117
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 286
Remassistentie .......................... 175
Rem- en koppelingsvloeistof ......271
Remmen ............................ 174, 224
Remsysteem .............................. 114
Remvloeistof .............................. 224
Reservewiel ............................... 254
Richtingaanwijzers ............112, 137Richtingaanwijzers vooraan ......233
Rolschermen ............................... 47
Rugleuning neerklappen .............52
Ruiten ........................................... 43
Rijgedrag en aanhangertips ......212
Rijregelsystemen ........................175
Rijverlichting ........................ 12, 117
S Schakelen ........................... 114, 170
Schakel motor uit ........................114
Scharnierdeuren ........................... 34
Schuifdeuren ............................... 31
Selectieve katalysatorreductie ....165
Selective Ride Control ................176
Service ............................... 154, 268
Service-display .......................... 111
Service-indicatie ........................114
Service-informatie ...................... 268
Sjorogen ...................................... 84
Sleutels ........................................ 22
Sleutels, sloten ............................. 22
Sneeuwkettingen .......................249
Snelheidsbegrenzer ...........118, 182
Snelheidsmeter .......................... 107
SOS ............................................ 131
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................223
Startbeveiliging ............................ 40
Starten en bediening ..................156Starthulp gebruiken ...................259
Stoelpositie .................................. 49
Stoelverstelling .............................. 7
Stoelverwarming ........................... 54
Stop/Start-systeem .....................160
Storing ....................................... 172
Storingsindicatielamp ................113
Sturen ......................................... 156
Stuurbedieningsknoppen .............96
Stuurwiel ....................................... 97
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 96
Symbolen ....................................... 4
Systeemcontrole .........................114
T
Tafeltje .......................................... 89
Tanken ....................................... 211
Te laag brandstofpeil .................116
Toerenteller ............................... 109
Trekhaak .................................... 214
Trekken............................... 212, 260
Trekstang.................................... 212
Typeplaatje ................................ 273
U Uitlaatfilter........................... 115, 164
Uitlaatgassen ............................. 164
Uitrol-brandstofafsluiter .............160
Uitstapverlichting .......................140