service OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014, Model line: ZAFIRA B, Model: OPEL ZAFIRA B 2014Pages: 225, PDF Size: 7.89 MB
Page 3 of 225

Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........26
Stoelen, veiligheidssystemen ......45
Opbergen ..................................... 69
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................80
Verlichting .................................. 111
Klimaatregeling .......................... 119
Rijden en bediening ...................128
Verzorging van de auto ..............158
Service en onderhoud ................199
Technische gegevens ................203
Klantinformatie ........................... 216
Trefwoordenlijst ......................... 218Inhoud
Page 5 of 225

Inleiding3Voertuigspecifieke
gegevens Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐
houd" en "Technische gegevens", alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen be‐
dienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.Houd u altijd aan de specifieke wet‐
geving van het land waarin u zich be‐ vindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij
uw Opel Service Partner aan.
Elke Opel Service Partner biedt u eer‐ steklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
het handschoenenkastje van de auto.
Gebruik van deze
handleiding ■ In deze handleiding worden alle op‐
ties en functies beschreven die be‐
schikbaar zijn voor dit model.
Sommige beschrijvingen, met
inbegrip van die van het display en
de menufuncties, gelden mogelijk
niet voor uw auto afhankelijk vanhet gekozen model, de
landspecificaties en speciale
uitrusting of accessoires.
■ In het hoofdstuk "Kort en bondig" krijgt u een beknopt overzicht.
■ De inhoudsopgave aan het begin van de handleiding en in de afzon‐
derlijke paragrafen geeft aan waar
u de informatie die u zoekt kunt vin‐
den.
■ Met behulp van het trefwoordenre‐ gister kunt u specifieke informatie
zoeken.
■ Gele pijlen in de afbeeldingen zijn bedoeld als referentie of geven eenuit te voeren handeling aan.
■ Zwarte pijlen in de afbeeldingen to‐
nen het resultaat van de handeling of geven een tweede uit te voerenhandeling aan.
■ In deze gebruikershandleiding wor‐
den linksgestuurde auto's getoond.De bediening van rechtsgestuurdeauto's is vergelijkbaar.
Page 90 of 225

88Instrumenten en bedieningsorganen
Als daarna de aardgastanks niet bij‐
gevuld worden, moet bij de volgende
start handmatig worden overgescha‐
keld op benzine als brandstof. Dit is
nodig om schade aan de katalysator
(oververhitting door onregelmatige
brandstoftoevoer) te voorkomen.
Als de keuzeschakelaar binnen korte
tijd meerdere keren wordt bediend,
treedt een overschakelblokkering in
werking. De motor blijft rijden op de
eerder geselecteerde brandstof. De
blokkering is actief totdat de ontste‐
king wordt uitgeschakeld.
Bij rijden op benzine rekeningen hou‐ den met een gering verlies van ver‐
mogen en draaimoment. Daarom rij‐
stijl (bijv. bij inhaalmanoeuvres) en
belasting van de auto (bijv. door een
aanhanger) overeenkomstig aanpas‐
sen.
De benzinetank om de zes maanden
leegrijden totdat controlelamp Y op‐
licht en opnieuw voltanken. Dit is no‐ dig om de voor het rijden op benzine
vereiste systeemfunctie en brandstof‐
kwaliteit te handhaven.De auto regelmatig voltanken om cor‐ rosie in de tank tegen te gaan.
Servicedisplay
Als het tijd is voor een servicebeurt,
verschijnt de melding InSP. Verdere
informatie 3 199.
Controlelampen De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze be‐
schrijving geldt voor alle instrument‐
uitvoeringen. Bij het inschakelen van
de ontsteking lichten de meeste con‐
trolelampen korte tijd op bij wijze van
functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:Rood=gevaar, belangrijke herin‐
nering,Geel=waarschuwing, aanwij‐
zing, storing,Groen=inschakelbevestiging,Blauw=inschakelbevestiging.
Page 93 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen91
Brandt bij een draaiende motorStoring in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende
motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐ middellijk de hulp van een werkplaats
inroepen.
Service-indicatie A brandt of knippert geel.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in motor- of versnellingsbake‐
lektronica 3 136, 3 141. Elektronica
schakelt over op een noodlooppro‐
gramma. Het brandstofverbruik
neemt mogelijk toe en het rijgedrag
van de auto kan verslechteren.
Kan de storing niet worden verholpen door opnieuw te starten, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.Brandt in combinatie met
InSP4 op servicedisplay
Water in het dieselbrandstoffilter door een werkplaats laten aftappen
3 104.
Knippert bij ingeschakeld
contact Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart 3 38.
Contact uitschakelen en opnieuw pro‐ beren te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Rem- en
koppelingssysteem R brandt of knippert rood.
Brandt
Licht op als de handrem wordt gelost
en het rem- en koppelingsvloeistof‐
peil te laag is 3 163.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handrem is aange‐
trokken 3 143.
Knippert Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak knippert deze enkele
seconden na het uitschakelen van de
ontsteking wanneer de handrem niet
is aangetrokken.
Bij auto's met een geautomatiseerde
versnellingsbak knippert deze wan‐
neer bij het openen van het bestuur‐
dersportier geen versnelling is inge‐
schakeld en de handrem niet is aan‐
getrokken.
Antiblokkeersysteem
(ABS) u brandt rood.
Page 129 of 225

Klimaatregeling127Vaste ventilatieopeningenEr bevinden zich bovendien nog ven‐ tilatieopeningen onder de voorruit en
de zijruiten, alsook in de voeten‐
ruimte.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaatopeningen naar de mo‐torruimte onder aan de voorkant van
de voorruit moeten voor voldoende
luchttoevoer vrijgehouden worden.
Bladeren, vuil of sneeuw verwijderen.
Microfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Regelmatig gebruik
airconditioning Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐ nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐ ling niet worden ingeschakeld.
Service Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐
systeem jaarlijks, voor het eerst
3 jaar na ingebruikneming van de
auto, te laten controleren, lettend op:
■ functie- en druktest,
■ werking van de verwarming,
■ lektest,
■ controle van de aandrijfriemen, ■ afvoer van condensor en verdam‐ per reinigen,
■ prestatietest.
Page 146 of 225

144Rijden en bedieningRijregelsystemenElektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitspro‐
gramma (ESP® Plus
) verbetert indien
nodig de rijstabiliteit ongeacht de
staat van het wegdek of de grip van
de banden. Het voorkomt ook dat de
aangedreven wielen doorslaan.
Zodra de auto dreigt uit te breken (on‐ derstuur/overstuur) wordt het motor‐
vermogen verminderd en worden de
wielen afzonderlijk afgeremd. Daar‐
door wordt de rijstabiliteit van de auto
op een glad wegdek aanmerkelijk
verbeterd.
Het ESP® Plus
is gebruiksklaar zodra
controlelamp v dooft.
Wanneer ESP® Plus
ingrijpt, gaat v
knipperen.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp v 3 92.
Uitschakelen
Het ESP® Plus
kan in de Sport-modus
worden uitgeschakeld om sportief te rijden:
Toets SPORT ca. 4 seconden lang
ingedrukt houden. Controlelamp v
brandt. Bovendien verschijnt ESPoff
op het servicedisplay.9 Waarschuwing
Als bij het gebruik van banden met
noodloopeigenschappen een van
deze banden zijn spanning ver‐
liest, het ESP® Plus
niet uitschake‐
len.
Het ESP® Plus
kan opnieuw worden in‐
geschakeld door toets SPORT in te
drukken. Bovendien verschijnt
ESPon op het servicedisplay. Ook
wordt het ESP® Plus
weer geactiveerd
als het contact opnieuw wordt inge‐
schakeld.
Sport-modus 3 145.
Page 201 of 225

Service en onderhoud199Service en onderhoudAlgemene informatie..................199
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............200Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐
veiligheid en voor het behoud van de waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Neem voor het gedetailleerde, bijge‐
werkte onderhoudsschema contact
op met uw werkplaats.
Europese service-intervallen Laat uw auto onderhouden om de
30000 km of na 1 jaar, wat het eerst
van toepassing is.
Het Europese schema geldt voor de
volgende landen:
Andora, België, Bosnië-Herzegovina,
Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groenland, Groot-Brit‐
tannië, Hongarije, Ierland, IJsland, Is‐
rael, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Macedonië, Malta, Mon‐
tenegro, Nederland, Noorwegen,Oostenrijk, Polen, Portugal, Roeme‐
nië, Servië, Slovenië, Slowakije,
Spanje, Tsjechische Republiek, Zwe‐
den, Zwitserland.
Internationale service-
intervallen
Laat uw auto onderhouden om de
15000 km of na 1 jaar, wat het eerst
van toepassing is.
De internationale service-intervallen
gelden voor de landen die niet tot de groep behoren waarvoor de Euro‐
pese service-intervallen werden op‐
gesteld.
Registraties
Uitgevoerde service wordt geregi‐
streerd op de daarvoor bestemde
plaatsen in het Service- en garantie‐
boekje. De datum en afgelezen kilo‐
meterstand worden bevestigd met
stempel en handtekening van de uit‐
voerende werkplaats.
Page 202 of 225

200Service en onderhoud
Zorg ervoor dat het Service- en ga‐
rantieboekje correct wordt ingevuld,
omdat een sluitend bewijs van ser‐
vice essentieel is bij aanspraken op
garantie of goodwill en tevens een
pluspunt is bij verkoop van de auto.
Vast service-interval Wanneer het tijd is voor service, ver‐
schijnt na het inschakelen van het
contact ca. 10 seconden lang InSP op
het servicedisplay van de kilometer‐
teller. Binnen een week of na maxi‐
maal 500 km (afhankelijk van wat het
eerst bereikt wordt) de servicebeurt
door een werkplaats laten uitvoeren.
Flexibel service-interval
Het service-interval is gebaseerd op meerdere gebruiksparameters en
wordt aan de hand van deze parame‐ ters berekend.
Is dit minder dan 1500 km, dan wordt
na het in- en uitschakelen van het
contact InSP weergegeven met een
resterende afstand van 1000 km. Is
dit minder dan 1000 km, dan wordt
enkele seconden InSP weergegeven.
Binnen een week of na maximaal500 km (afhankelijk van wat het eerst
bereikt wordt) de servicebeurt door
een werkplaats laten uitvoeren.
Aanduiding van de resterende af‐
stand:
1. Ontsteking uitschakelen.
2. Resetknop van de dagteller kort indrukken. Het afgelegde aantal
kilometers verschijnt.
3. Resetknop nogmaals ca. 2 seconden indrukken: InSP en
het resterende aantal kilometers
verschijnt.Aanbevolen
vloeistoffen,
smeermiddelen en
onderdelen
Aanbevolen vloeistoffen
en smeermiddelen Gebruik alleen producten die voldoenaan de aanbevolen specificaties.
Schade als gevolg van het gebruik van producten die niet voldoen aandeze specificaties, wordt niet gedekt
door de garantie.9 Waarschuwing
Bedrijfsvloeistoffen zijn gevaarlijk
en mogelijk giftig. Voorzichtig han‐ teren. Informatie op de verpakking in acht nemen.
Motorolie
Motorolie wordt ingedeeld op basis
van kwaliteit en viscositeit. Bij de
keuze van motorolie is kwaliteit be‐
langrijker dan viscositeit. Door de
Page 203 of 225

Service en onderhoud201
oliekwaliteit blijft o.a. de motor
schoon, is de slijtage minimaal en
veroudert de olie minder snel. De vis‐
cositeit geeft informatie over de dikte
van de olie bij diverse temperaturen.
Dexos is de nieuwste motoroliekwali‐ teit die optimale bescherming biedtvoor benzine- en dieselmotoren. Alsdeze niet voorhanden is moet motor‐
olie van een andere gerenommeerde kwaliteit worden gebruikt. Aanbeve‐
lingen voor benzinemotoren zijn ook
geldig voor motoren met de brand‐
stoffen Compressed Natural Gas
(CNG), Liquified Petroleum Gas
(LPG) en Ethanol (E85).
Kies de juiste motorolie op basis van
zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 205.
Motorolie bijvullen
Motoroliesoorten van verschillende
fabrikanten en merken mogen door
elkaar worden gebruikt, zolang ze
voldoen aan de vereiste motoroliek‐
waliteit en -viscositeit.Het gebruik van motorolie met alleen
de kwaliteit ACEA A1/B1 of alleen A5/
B5 is verboden, omdat deze onder
bepaalde omstandigheden langdu‐
rige motorschade kan veroorzaken.
Kies de juiste motorolie op basis van zijn kwaliteit en de minimale omge‐
vingstemperatuur 3 205.
Extra motorolieadditieven
Het gebruik van extra motorolieaddi‐
tieven kan schade tot gevolg hebben
en de garantie ongeldig maken.
Motorolieviscositeitswaarden
De SAE-viscositeitswaarde geeft in‐
formatie over de dikte van de olie.
Multigrade-olie wordt aangeduid door
twee cijfers, bijv. SAE 5W-30. Het
eerste cijfer, gevolgd door een W,
duidt de lage temperatuurviscositeit
aan en het tweede cijfer de hoge tem‐ peratuurviscositeit.
Selecteer de betreffende viscositeits‐
index afhankelijk van de minimumom‐ gevingstemperatuur 3 205.Alle aanbevolen viscositeitswaarden
zijn geschikt voor hoge omgevings‐
temperaturen.
Koelvloeistof en antivries Alleen silicaatvrije antivries voor long‐life-koelvloeistof (LLC) gebruiken.
Het systeem wordt af fabriek gevuld
met koelvloeistof die een uitstekende
corrosiebescherming biedt en vorst‐ bestendig is tot ca. –28 °C. Deze con‐ centratie het gehele jaar in stand hou‐
den. Het gebruik van extra koelvloei‐
stofadditieven die bedoeld zijn om ex‐
tra corrosiebestendigheid te bieden of om kleine lekken te dichten kan func‐
tiestoringen veroorzaken. Aanspra‐
kelijkheid voor eventuele gevolgen
van het gebruik van extra koelvloei‐
stofadditieven wordt afgewezen.
Rem- en koppelingsvloeistof Gebruik alleen hoge prestatierem‐
vloeistof die voor de auto is goedge‐
keurd, raadpleeg uw garage.
Page 204 of 225

202Service en onderhoud
Remvloeistof absorbeert na verloop
van tijd vocht waardoor de remmen
minder efficiënt werken. De remvloei‐ stof moet daarom na het aangegeven interval worden ververst.
Remvloeistof moet worden opgesla‐
gen in een afgesloten verpakking om absorptie van vocht tegen te gaan.
Verontreiniging van de remvloeistofvoorkomen.