alarm OPEL ZAFIRA C 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ZAFIRA C, Model: OPEL ZAFIRA C 2015Pages: 307, PDF Size: 9.06 MB
Page 13 of 307
Kort en bondig11
1Elektrische ruitbediening .......32
2 Buitenspiegels ......................29
3 Cruise control .....................181
Snelheidsbegrenzer ............182
Adaptieve cruise control .....184
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 191
4 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 157
5 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie .................................. 145
Omgevingsverlichting ......... 149
Parkeerlichten .....................147
Knoppen voor Driver
Information Center ..............119
6 Instrumenten ...................... 106
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 98
8 Driver Information Center .... 1199Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........100
10 Centrale vergrendeling .........22
Alarmknipperlichten ...........145
SPORT-modus ................... 179
Tour-modus ........................ 179
Brandstofkeuzeschakelaar . 107
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 113
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ....................112
11 Info-Display ........................ 123
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 157
13 Status-LED alarmsysteem ...27
14 Handschoenenkastje ...........67
15 Verwarming en ventilatie ....15116 AUX-ingang, USB-ingang,
SD Card-sleuf ....................... 10
12 V-aansluiting ..................104
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................174
Automatische
versnellingsbak ..................171
18 Traction Control-systeem ...178
Elektronische stabiliteitsregeling ...............178
Lane Departure Warning ...212
19 Elektrische handrem ...........176
20 Parkeerhulpsystemen .........198
Eco-knop voor Stop/Start-
systeem ............................... 163
21 Contactslot met stuurslot ...161
22 Claxon .................................. 99
Bestuurdersairbag ...............56
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 230
Page 15 of 307
Kort en bondig13
Lichtsignaal, grootlicht en
dimlichtlichtsignaal=hendel naar u toe
trekkengrootlicht=hendel van u af
duwendimlicht=hendel van u af
duwen of naar u
toe trekken
Automatische verlichting 3 139,
Grootlicht 3 139, Grootlichtassisten‐
tie 3 139, Lichtsignaal 3 140, Adap‐
tief rijlicht (AFL) 3 141.
Richtingaanwijzershendel omhoog=rechter rich‐
tingaanwijzersig‐
naalhendel omlaag=linker richtingaan‐
wijzersignaal
Richtingaanwijzers 3 145, parkeer‐
lichten 3 147.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 145.
Page 21 of 307
Kort en bondig19Parkeren9Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Trek
de handrem aan zonder op de
ontgrendelingsknop te drukken.
Op een aflopende of oplopende
helling zo stevig mogelijk. Trap
tegelijkertijd de rem in om de be‐ dieningskracht te verminderen.
Trek bij auto's met elektrische
handrem gedurende ongeveer
één seconde aan schakelaar
m .
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐
lamp m oplicht 3 114.
■ Zet de motor af.
■ Wanneer de auto vlak of op een
oplopende helling staat, dan
vóór het verwijderen van de
contactsleutel de eerste ver‐
snelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel
in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
■ Sluit de ruiten.
■ De contactsleutel verwijderen. Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
Bij auto's met automatische ver‐ snellingsbak kan de sleutel al‐
leen worden verwijderd met de
keuzehendel in stand P.
■
Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender.
Activeer het alarmsysteem 3 27.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 229.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten lopen
om de turbolader te beschermen.
Sleutels, sloten 3 20, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 228.
Page 23 of 307
Sleutels, portieren en ruiten21Handzender
Wordt gebruikt voor:■ Centrale vergrendeling
■ Diefstalbeveiliging
■ Diefstalalarmsysteem
■ Elektrische ruitbediening
De handzender heeft een bereik van
circa 20 meter. Dit kan beperkt wor‐
den door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de afstandsbediening buiten
het bereik, waardoor er opnieuw
gesynchroniseerd moet worden
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de af‐ standsbediening, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog
vermogen
Ontgrendelen 3 22.Basisinstellingen
U kunt instellingen wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 132.
Batterij van de
afstandsbediening vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 26 of 307
24Sleutels, portieren en ruiten
Druk op de knop e om te vergrende‐
len.
Druk op de knop c om te ontgrende‐
len.
Storing in handzendersysteem
Ontgrendelen
Bestuurdersportier handmatig ont‐
grendelen door de sleutel in het slot te draaien. Schakel het contact in en
druk op de centrale vergrendelings‐
knop c om alle portieren, de bagage‐
ruimte en de tankklep te ontgrende‐
len. Als u het contact inschakelt,
wordt het vergrendelingssysteem uit‐
geschakeld.
Vergrendelen
Bestuurdersportier handmatig ver‐
grendelen door de sleutel in het slot
te draaien.
Storing in centrale
vergrendeling
Ontgrendelen
Bestuurdersportier handmatig ont‐
grendelen door de sleutel in het slot te draaien. U kunt de overige portie‐
ren openen door tweemaal aan de
binnenste portiergreep te trekken. U
kunt de bagageruimte en de tankklep
niet openen. Om het diefstalalarm‐
systeem te deactiveren, het contact
inschakelen 3 27.
Vergrendelen
Vergrendelingsknop van alle portie‐
ren behalve bestuurdersportier in‐
drukken. Daarna bestuurdersportier
sluiten en van de buitenkant met de
sleutel vergrendelen. Tankklep en achterklep kunnen niet worden ver‐
grendeld.
Page 29 of 307
Sleutels, portieren en ruiten27Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Als het contact ingeschakeld was,
moet het bestuurdersportier eenmaal
worden geopend en gesloten voordat de auto kan worden beveiligd.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐
liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
knop.
Inschakelen
Druk binnen 15 seconden tweemaal
op e van de handzender.
Diefstalalarmsysteem
Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ■ Portieren, achterklep, motorkap
■ Interieur en aangrenzende bagage‐
ruimte
■ Hellingshoek van de auto, zoals bij het wegslepen
■ Ontsteking
Inschakelen ■ Activeert zichzelf 30 seconden na‐ dat u de auto vergrendelt (initialisa‐
tie van het systeem)
■ Direct wanneer u na het vergren‐
delen nogmaals op e van de hand‐
zender drukt
Let op
Wijzigingen in het interieur, zoals het
aanbrengen van stoelhoezen en het openen van de ruiten of het zonne‐
dak, zijn mogelijk van invloed op de
interieurbewaking.
Page 30 of 307
28Sleutels, portieren en ruiten
Inschakelen zonder bewaking
passagiersruimte en hellingshoek auto
Schakel de bewaking van het interi‐
eur en de hellingshoek van de auto uit
als u huisdieren in de auto achterlaat, om te voorkomen dat hoge ultrasonetonen of bewegingen het alarm acti‐
veren. Schakel ze ook uit wanneer de
auto op een veerboot of een trein
staat.
1. Sluit de achterklep, motorkap en ruiten.
2. Druk op de knop o. De led in de
knop o brandt maximaal
10 minuten.
3. Portieren sluiten.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Het statusbericht verschijnt op het
Driver Information Centre.
Status-led
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led aan=test, inschakelver‐
traging.Led knippert
snel=portieren, achter‐
klep of motorkap
niet volledig geslo‐ ten, eventuele
systeemstoring.
Status nadat systeem is geactiveerd:
Led knip‐
pert lang‐
zaam=systeem is geactiveerd.
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt het diefstalalarmsysteem ge‐
deactiveerd.
Alarm Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐ tijd knipperen de alarmknipperlichten.
Page 31 of 307
Sleutels, portieren en ruiten29
Het aantal en de duur van de alarm‐
signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
U kunt het alarmsysteem alleen deac‐ tiveren door de knop c in te drukken
of door het contact in te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan zon‐
der dat de bestuurder het heeft uitge‐
schakeld, geven de alarmknipperlich‐
ten dat aan. Ze lichten de volgende
keer dat de auto met de handzender wordt ontgrendeld driemaal kort ach‐
tereen op. Bovendien verschijnt er na
inschakeling van het contact een waarschuwingsbericht of een waar‐
schuwingscode op het Driver Infor‐
mation Centre.
Boordinformatie 3 125.Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kan
niet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Als de controlelamp blijft knipperen,
kunt u proberen om de motor met de
reservesleutel te starten en daarna
de hulp van een werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 22, 3 27.
Controlelamp d 3 117.Buitenspiegels
Bolle vorm
De convexe buitenspiegel heeft een
asferische zone en reduceert dode
hoeken. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Blindehoeksysteem 3 205.
Elektrische verstelling
Page 35 of 307
Sleutels, portieren en ruiten33
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling trekken en vast‐ houden. De ruit gaat omhoog zonder
geactiveerde beveiligingsfunctie. Om
de beweging te stoppen, laat u de
schakelaar los.
Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk de schakelaar z in om de elek‐
trisch bediende achterportierruiten te
deactiveren; de led licht op. Druk voor
het activeren nogmaals op z.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen De ruiten zijn met de handzender van
de buitenzijde te openen en sluiten.
Houd de knop c ingedrukt om de rui‐
ten te openen.
Houd de knop e ingedrukt om de rui‐
ten te sluiten.
Laat de knop los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig geopend of ge‐
sloten zijn, lichten de alarmknipper‐
lichten tweemaal op.
Overbelasting
Door herhaalde, snel opeenvolgende
bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐
wingstekst of waarschuwingscode op het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 125.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Contact inschakelen.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog
2 seconden eraan trekken.
4. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
Page 114 of 307
112Instrumenten en bedieningsorganen
Controlelampen in demiddenconsole
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect, rich‐
tingaanwijzer aanhanger defect.
Gloeilamp vervangen 3 237, zeke‐
ringen 3 245.
Richtingaanwijzers 3 145.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de voorstoelen X voor de stoel van de bestuurder of
de voorpassagier gaat branden of
knippert rood.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐ rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 53.Gordelstatus op de achterbank
> of X op het Driver Information Cen‐
ter knippert of brandt.
Brandt
Na het starten van de motor gedu‐ rende minimaal 35 seconden totdat
de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Als een niet vastgemaakte gordel tij‐
dens het rijden wordt vastgemaakt.
Knippert
Na het wegrijden wanneer de veilig‐
heidsgordel wordt losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 53.