adblue OPEL ZAFIRA C 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ZAFIRA C, Model: OPEL ZAFIRA C 2016.5Pages: 315, PDF Size: 9.3 MB
Page 100 of 315

98Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................99
Stuurwielverstelling ...................99
Stuurbedieningsknoppen ...........99
Verwarmd stuurwiel ...................99
Claxon ..................................... 100
Wis-/wasinstallatie voorruit ......100
Wis-/wasinstallatie achterruit ...102
Buitentemperatuur ...................102
Klok ......................................... 103
Elektrische aansluitingen .........104
Aansteker ................................ 105
Asbakken ................................. 105
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................106
Instrumentengroep ..................106
Snelheidsmeter .......................106
Kilometerteller ......................... 106
Dagteller .................................. 106
Toerenteller ............................. 106
Brandstofmeter ........................107
Brandstofkeuzeschakelaar ......107
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 108
Service-display ........................ 108Controlelampen .......................109
Richtingaanwijzer ....................111
Gordelverklikker ......................112
Airbag en gordelspanners .......112
Airbag-deactivering .................113
Laadsysteem ........................... 113
Storingsindicatielamp ..............113
Service-indicatie ......................113
Rem- en koppelingssysteem ...113
Pedaal intrappen .....................114
Elektrische handrem ................114
Storing elektrische handrem ....114
Antiblokkeersysteem (ABS) .....114
Opschakelen ........................... 114
Stuurbekrachtiging ..................115
Lane Departure Warning .........115
Ultrasoonparkeerhulp ..............115
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............115
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..115
Traction Control-systeem UIT . 116
Voorverwarming ......................116
Roetfilter .................................. 116
AdBlue ..................................... 116
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 116
Motoroliedruk ........................... 116
Te laag brandstofpeil ...............117
Startbeveiliging ........................117Motorvermogen verminderd ....117
Rijverlichting ............................ 117
Grootlicht ................................. 117
Grootlichtassistentie ................117
Adaptive Forward Lighting .......117
Mistlamp .................................. 118
Mistachterlicht ......................... 118
Niveau sproeiervloeistof te laag ......................................... 118
Cruise control .......................... 118
Adaptieve cruise control ..........118
Voorligger gedetecteerd ..........118
Portier open ............................. 118
Informatiedisplays ......................119
Driver Information Center ........119
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display .................. 123
Boordinformatie ......................... 125
Geluidssignalen .......................127
Batterijspanning .......................128
Tripcomputer .............................. 129
Persoonlijke instellingen ............131
OnStar ....................................... 137
Page 113 of 315

Instrumenten en bedieningsorganen111Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 111XGordelverklikker 3 112vAirbags en gordelspanners
3 112VAirbag deactiveren 3 113pLaadsysteem 3 113ZStoringsindicatielamp 3 113gLaat auto spoedig nakijken
3 113RRem- en koppelingssysteem
3 113-Pedaal intrappen 3 114mElektrische handrem 3 114jStoring elektrische handrem
3 114uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 114[Opschakelen 3 114cStuurbekrachtiging 3 115)Lane Departure Warning
3 115.rUltrasoonparkeerhulp 3 115nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 115bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 115kTraction Control-systeem uit
3 116!Voorverwarmen 3 116%Roetfilter 3 116YAdBlue 3 116wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 116IMotoroliedruk 3 116iTe laag brandstofpeil 3 117dStartbeveiliging 3 117#Beperkt motorvermogen
3 1178Buitenverlichting 3 117CGrootlicht 3 117lGrootlichtassistentie 3 117fAdaptief rijlicht (AFL) 3 117>Mistlamp 3 118rMistachterlicht 3 118GSproeiervloeistof laag 3 118mCruise control 3 118 /Adap‐
tieve cruise control 3 118AVoorligger gedetecteerd
3 118hPortier open 3 118
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Page 118 of 315

116Instrumenten en bedieningsorganenTraction Control-systeemUIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming ! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het
regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Roetfilter 3 171, Stop-startsysteem
3 167.
AdBlue Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 172.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv. reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal bedienen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
Page 129 of 315

Instrumenten en bedieningsorganen127Nr.Boordinformatie145Controleer het sproeiervloei‐
stofpeil174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Boordinformatie op het Uplevel-
Combi-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
● serviceberichten
● vloeistofpeilen
● diefstalalarmsysteem
● remmen
● bestuurdersondersteuningssys‐ temen
● rijregelsystemen
● snelheidsbegrenzer
● cruise control
● adaptieve cruise control
● frontaanrijdingswaarschuwing
● preventief remsysteem
● parkeerhulpsystemen
● verlichting, gloeilamp vervangen
● adaptief rijlicht (AFL)
● wis-/wasinstallatie
● portieren, ruiten
● blindehoeksysteem
● verkeersbordherkenning
● Lane Departure Warning
● handzender
● veiligheidsgordels● airbagsystemen
● motor en versnellingsbak
● bandenspanning
● roetfilter 3 171
● accustatus
● selectieve katalysatorreductie, dieseluitlaatvloeistof (DEF),
AdBlue 3 172
Boordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke meldingen ver‐
schijnen tevens op het Colour-Info-
Display. Druk op de multifunctionele
toets om een boodschap te bevesti‐
gen. Sommige meldingen verschij‐
nen slechts gedurende enkele secon‐ den als pop-up.
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Page 130 of 315

128Instrumenten en bedieningsorganenHet geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklepniet goed gesloten is.
● Wanneer u met aangetrokken handrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
● Wanneer de adaptieve cruise control automatisch uitschakelt.
● Wanneer de afstand tot de voor‐ ligger te klein is.
● Wanneer een geprogrammeerde
snelheid of snelheidslimiet wordt
overschreden.
● Er verschijnt een waarschu‐ wingstekst of waarschuwings‐
code op het Driver Information
Centre.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.● Na het inschakelen van de ach‐teruitversnelling en het uittrekkenvan het achterdragersysteem.
● Als het roetfilter de maximale ver‐
zadigingsgraad bereikt.
● Als er AdBlue moet worden bij‐ getankt.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier ge‐ opend is.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐ richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. destoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen na‐
dat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.
Page 166 of 315

164Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 165
Controle over de auto ..............165
Sturen ...................................... 165
Starten en bediening .................165
Nieuwe auto inrijden ................165
Contactslotstanden ..................166
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 166
Motor starten ........................... 166
Uitrol-brandstofafsluiter ...........167
Stop/Start-systeem ..................167
Parkeren .................................. 170
Uitlaatgassen ............................. 171
Roetfilter .................................. 171
Katalysator .............................. 172
AdBlue ..................................... 172
Automatische versnellingsbak ...175
Versnellingsbakdisplay ............175
Keuzehendel ........................... 176
Handmatige modus .................177
Elektronische rijprogramma's ..177
Storing ..................................... 177
Stroomonderbreking ................178
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 179Remmen.................................... 179
Antiblokkeersysteem ...............179
Handrem .................................. 180
Remassistentie ........................182
Hellingrem ............................... 182
Rijregelsystemen .......................182
Traction Control .......................182
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 183
Interactief rijsysteem ...............184
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ......................................... 186
Cruise control .......................... 186
Snelheidsbegrenzer ................187
Adaptieve cruise control ..........189
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 196
Indicatie afstand tot voorligger 199
Actieve noodrem .....................200
Parkeerhulp ............................. 202
Blindehoeksysteem .................209
Achteruitkijkcamera .................210
Verkeersbordherkenning .........212
Lane Departure Warning .........215
Brandstof ................................... 217
Brandstof voor benzinemotoren .....................217
Brandstof voor dieselmotoren . 217Brandstof voor het rijden op aardgas .................................. 217
Brandstof voor rijden op LPG ..218
Tanken .................................... 220
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 225
Trekhaak .................................... 226
Algemene informatie ...............226
Rijgedrag en aanhangertips ....226
Aanhanger trekken ..................227
Aanhangerstabilisatie ..............230
Page 174 of 315

172Rijden en bedieningDe reiniging verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware be‐
lasting.
Controlelamp % dooft zodra de rege‐
neratie is afgerond.
Katalysator
De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐ kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 217, 3 285 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en elektronische onder‐
delen.
Onverbrande benzine kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Daarom de startmotor niet onnodig lang laten
draaien, de tank niet leegrijden en
de motor niet door duwen of sle‐
pen proberen te starten.
Bij overslag, een onregelmatige mo‐
torloop, beperkingen van het motor‐
vermogen of andere ongewone sto‐
ringen, de oorzaak van de storing
meteen door een werkplaats laten
verhelpen. In noodgevallen kan er
korte tijd met matige snelheid en laag
motortoerental verder worden gere‐
den.
AdBlue
Algemene informatie
Selectieve katalysatorreductie
(BlueInjection) is een methode voor
het aanzienlijk terugbrengen van het
aandeel stikstofoxide in de uitstoot
van uitlaatgassen. Dit wordt bewerk‐
stelligd door het inspuiten van een
dieseluitlaatvloeistof (DEF) in het uit‐
laatsysteem.
De naam van deze vloeistof is AdBlue Ⓡ 1)
. Het is een niet-giftige, niet-ont‐
vlambare, kleur- en geurloze vloeistof
die uit 32% ureum en 68% water be‐ staat.9 Waarschuwing
Voorkom dat er AdBlue in uw ogen
of op uw huid komt.
Bij contact met de ogen of de huid
met water uitspoelen.
Voorzichtig
Voorkom dat er AdBlue op het lak‐
werk komt.
Bij contact met water afspoelen.
AdBlue bevriest bij een temperatuur
van ongeveer -11 °C. Aangezien de
auto is uitgevoerd met een AdBlue-
voorverwarmer, is er ook bij lage tem‐ peraturen minder uitstoot. De
AdBlue-voorverwarmer werkt auto‐
matisch.
Peilwaarschuwingen
Het AdBlue-verbruik is ongeveer
0,7 liter per 1000 km en is afhankelijk van het rijgedrag.
1) Gedeponeerd handelsmerk van de Verband der Automobilindustrie e.V. (VDA).
Page 175 of 315

Rijden en bediening173
Als het AdBlue-peil tot onder een be‐
paalde waarde daalt, verschijnt er een peilwaarschuwing Actieradius
AdBlue: 2400 km op het Driver Infor‐
mation Center.
Er moet zo spoedig mogelijk ten min‐ ste 5 liter AdBlue worden bijgetankt.
Doorrijden is zonder enige beperkin‐
gen mogelijk.
Als er binnen een bepaalde afstand
geen AdBlue wordt bijgetankt, ver‐
schijnen er afhankelijk van het hui‐
dige AdBlue-peil nog meer peilwaar‐
schuwingen op het Driver Information
Center. Latere verzoeken om AdBlue
bij te vullen en ten slotte de aankon‐
diging om opnieuw starten van de
motor te voorkomen worden weerge‐
geven. Deze beperkingen zijn wette‐
lijk vereist.
Bij een AdBlue-bereik van 900 km
worden de volgende waarschuwings‐
berichten om beurten op het Driver
Information Center weergegeven:
● AdBlue laag Nu bijvullen
● Herstart motor verhinderd in 900
km
Bovendien knippert de controlelamp
Y continu en weerklinkt een geluids‐
signaal viermaal om de drie minuten.
Voordat de blokkering van het op‐ nieuw starten van de motor wordt ge‐ activeerd, verschijnen de volgende
waarschuwingsberichten op het Dri‐
ver Information Center:
● AdBlue leeg Nu bijvullen
● Herstarten motor niet mogelijk
Bovendien knippert de controlelamp
Y continu en weerklinkt een geluids‐
signaal viermaal om de drie minuten.
Nadat het starten van de motor is voorkomen, verschijnt het volgende
bericht:
Vul AdBlue bij om voertuig te starten .
Om de motor opnieuw te starten moet
er eerst AdBlue worden bijgetankt.
Page 176 of 315

174Rijden en bedieningWaarschuwingen m.b.t. hoge
uitstoot
Als de uitstoot van uitlaatgassen tot
boven een bepaalde waarde stijgt,
worden waarschuwingen zoals de
hierboven beschreven bereikwaar‐
schuwingen weergegeven op het Dri‐ ver Information Center.
Er worden verzoeken om het uitlaat‐
systeem te laten nakijken en ten
slotte de aankondiging om opnieuw
starten van de motor te voorkomen
weergegeven. Deze beperkingen zijn
wettelijk vereist.
Neem contact op met uw werkplaats
voor assistentie.
AdBlue bijvullenVoorzichtig
Gebruik alleen AdBlue die aan de
Europese normen DIN 70 070 en
ISO 22241-1 voldoet.
Gebruik geen additieven.
Verdun AdBlue niet.
Anders kan het systeem voor se‐
lectieve katalysatorreductie be‐
schadigd raken.
Let op
Tank AdBlue alleen bij vanuit de
daarvoor bedoelde jerrycans om te
voorkomen dat er teveel AdBlue
wordt bijgetankt. Bovendien stro‐
men de dampen vanuit de tank dan
in de jerrycan en komen deze niet
vrij.
Controleer vóór het bijtanken van
AdBlue de houdbaarheidsdatum er‐
van, omdat het maar beperkt mee‐
gaat.
Let op
Er moet spoedig ten minste 5 liter AdBlue worden bijgetankt. Anders
detecteert het systeem de bijge‐ tankte AdBlue wellicht niet.
Als het systeem het bijtanken van
AdBlue niet detecteert:
1. Rijd gelijkmatig gedurende 10 minuten en zorg daarbij dat
de rijsnelheid altijd meer dan
20 km/u is.
2. Als het systeem detecteert dat AdBlue bijgetankt is, verdwijnen
de actieradiusbeperkingen i.v.m. AdBlue.
Roep de hulp van een werkplaats in
als het systeem nog steeds niet de‐ tecteert dat AdBlue bijgetankt is.
Bij het bijtanken van AdBlue bij tem‐ peraturen van minder dan -11 °C
wordt dit wellicht niet door het sys‐
teem gedetecteerd. Parkeer de auto in dat geval op een locatie met een
hogere buitentemperatuur totdat de
AdBlue weer vloeibaar wordt.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐
dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
Page 177 of 315

Rijden en bediening175De vulpijp voor AdBlue zit achter de
tankklep.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot trekken.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐men.
3. Trek bij de uitsparing aan de tank‐
klep en open deze 3 220.
4. Schroef de tankdop van de vul‐
pijp.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
6. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef het
andere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op totdat deze leeg
is.
8. Schroef de slang van de vulpijp.
9. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.
Let op
Voer de AdBlue-jerrycan en -slang
volgens de lokale milieuregels af.
AdBlue verversen
Als er gedurende de laatste twee jaar
minder dan vijf liter AdBlue is bijge‐
vuld, moet de resterende vloeistof
worden ververst, aangezien AdBlue
een beperkte levensduur heeft. De
hulp van een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Bij niet opvolgen ervan kan het se‐ lectieve katalysatorreductiesys‐
teem beschadigd raken.
Automatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Versnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het versnellingsbak‐
display.