stop start OPEL ZAFIRA C 2018.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2018.5, Model line: ZAFIRA C, Model: OPEL ZAFIRA C 2018.5Pages: 355, PDF Size: 10.19 MB
Page 13 of 355

Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......31
2 Buitenspiegels ......................28
3 Cruise control .....................227
Snelheidsbegrenzer ............229
Adaptieve cruise control .....231
Frontaanrijdingswaar‐
schuwing ............................. 237
4 Richtingaanwijzers,
lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht, grootlichtassis‐
tentie .................................. 138
Omgevingsverlichting ......... 142
Parkeerlichten .....................139
Knoppen voor Driver
Information Center ..............120
5 Instrumenten ...................... 105
6 Driver Information Center .... 120
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 99
8 Voorruitenwisser, wis-/
wasinstallatie voor,
koplampsproeiers, achter‐
ruitenwisser, wis-/
wasinstallatie achter ...........1009Info-Display ........................ 124
10 Centrale vergrendeling .........21
Alarmknipperlichten ...........138
SPORT-modus ................... 226
Tour-modus ........................ 226
Brandstofkeuzeschakelaar . 107
Controlelamp airbag-
deactivering ........................ 114
11 Status-LED alarmsysteem ...26
12 Middelste ventilatieope‐
ningen ................................ 201
13 Zijdelingse ventilatieope‐
ningen ................................. 201
14 Handschoenenkastje ...........68
15 Verwarming en ventilatie ....195
16 USB-ingang ........................... 10
12 V-aansluiting ..................103
17 Schakelpook,
handgeschakelde
versnellingsbak ..................220
Automatische
versnellingsbak ..................21618Traction Control-systeem ...223
Elektronische stabiliteits‐
regeling .............................. 224
Lane Departure Warning ...253
19 Elektrische handrem ...........221
20 Handbediende handrem .....221
21 Parkeerhulpsystemen .........243
Eco-knop voor Stop/Start- systeem ............................... 208
22 Contactslot met stuurslot ...205
23 Claxon ................................ 100
Bestuurdersairbag ...............57
24 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 270
25 Zekeringenkast ..................288
Opbergvak ............................ 70
26 Lichtschakelaar ..................133
Instellen koplampreikwijdte 135
Mistlampen ......................... 139
Mistachterlicht ....................139
Instrumentenverlichting ......140
27 Stuurwiel instellen ................99
Page 19 of 355

Kort en bondig17● Dieselmotoren: draai de sleutelnaar stand 2 om voor te gloeien
en wacht totdat de controle‐
lamp ! dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 206.Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en bepaalde voorwaarden zijn
vervuld, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Schakel de neutraalstand in.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-
positie in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Een herstart wordt door de naald
aangegeven op de stationaire-
toerentalpositie op de toerenteller.
Stop-startsysteem 3 208.
Page 45 of 355

Stoelen, veiligheidssystemen43Trek aan de hendel aan de voorzijde
van de armsteun en schuif de
armsteun naar achteren uit de
console.
Montage in omgekeerde volgorde.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. De
controlelamp in de toets geeft de status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor en tijdens een Auto‐
stop.
Stop-startsysteem 3 208.Achterbank
Zitplaatsen tweede zitrij9 Waarschuwing
Als stoelen of rugleuningen op de
tweede of derde zitrij worden
versteld of ingeklapt, handen en
voeten uit het bewegingsgebied
houden.
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
Nooit onder het rijden de stoelen
verstellen, omdat dit oncontroleer‐ bare bewegingen kan veroorza‐
ken.
Rij alleen als stoelen en rugleunin‐
gen vast staan.
Basisstoelen
Zitpositie
Elke stoel van de tweede zitrij kan
afzonderlijk naar voren of naar
achteren versteld worden.
Page 102 of 355

100Instrumenten en bedieningsorganenDe gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overigegedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop-startsysteem 3 208.
Claxon
j indrukken.
Wis- en wasinstallatie
voorruit
VoorruitwissersHI:snelLO:langzaamINT:intervalwissen of automatisch
wissen met regensensorOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen:
kort interval:draai het stelwiel
omhooglang interval:draai het stelwiel
omlaag
Page 106 of 355

104Instrumenten en bedieningsorganenExtra 12 volt-aansluitingen bevindenzich in de achterconsole
en aan de linkerzijde van de bagage‐ ruimte.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, zijn de stekkerdozen gedeacti‐
veerd. De stekkerdozen worden ook
gedeactiveerd wanneer de accu‐ spanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten die stroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop-startsysteem 3 208.
Aansteker
De aansteker bevindt zich in de voor‐ ste console. Klap de afdekking neer.
Aansteker induwen. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker
uittrekken.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
De verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden aangebracht.
Page 111 of 355

Instrumenten en bedieningsorganen109Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogenalleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-
systeem te handhaven.
LPG heeft een specifieke geur gekre‐
gen om eventuele lekken eenvoudig
te kunnen opsporen.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de onmid‐
dellijke omgeving ruikt, schakel
dan onmiddellijk naar benzinemo‐
dus. Niet roken. Geen open vlam‐ men of ontstekingsbronnen.
Start de motor niet als u gas blijft
ruiken. Oorzaak van de storing
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Volg in ondergrondse parkeergara‐
ges de aanwijzingen van de exploi‐
tant en lokale wetgeving op.
Let op
Bij een ongeluk moet u het contact
uitschakelen.
Brandstof voor het rijden op LPG
3 257.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meter
Het aantal brandende LED's geeft de koelvloeistoftemperatuur aan.
maximaal 3
LED's:bedrijfstempera‐
tuur motor nog niet
bereikt4 tot 6 LED's:normale bedrijfs‐
temperatuurmeer dan 6 leds:temperatuur te
hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit informeert u wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de gebruiksduur van de motorolie
is verstreken, verschijnt Motorolie
spoedig verversen op het Driver Infor‐
mation Center. Laat de motorolie en
Page 116 of 355

114Instrumenten en bedieningsorganenAirbag-deactivering
AANV brandt geel.
Brandt ong. 60 seconden na het
inschakelen van het contact. Airbag
voorpassagier is geactiveerd.
UIT * brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 59.
9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 274.
Page 117 of 355

Instrumenten en bedieningsorganen1159Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 221.
Pedaal intrappen - brandt of knippert geel.
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te
zetten 3 221
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten. Stop-startsysteem 3 208.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor met de sleutel te starten 3 16,
3 206.
Bij sommige versies verschijnt er een
aanwijzing om het koppelingspedaal
in te trappen op het Driver Information
Center 3 125.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 221.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Storing elektrische handrem
j brandt of knippert geel.Brandt
Elektrische handrem werkt niet opti‐
maal 3 221.
Knippert
Elektrische handrem staat in de servi‐ cemodus. Stop de auto, trek de elek‐
trische handrem aan en zet deze los
om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het
ABS-systeem. Het remsysteem blijft
normaal werken, maar zonder ABS-
regeling.
Page 118 of 355

116Instrumenten en bedieningsorganenAntiblokkeersysteem 3 220.
Schakelen
R met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met verminderde
stuurbekrachtiging
De stuurbekrachtiging wordt vermin‐
derd door oververhitting van het
systeem. De controlelamp gaat uit
wanneer het systeem is afgekoeld.
Stop/Start-systeem 3 208.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.Afstand tot voorligger
E geeft met ingevulde afstandsbal‐
ken de gevoeligheid van de waar‐
schuwingstiming wat betreft de
afstand tot de voorligger voor de fron‐
taanrijdingswaarschuwing aan.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 237.
Lane Departure Warning ) brandt groen of knippert geel.
Brandt groen Systeem wordt ingeschakeld en is
gebruiksklaar.
Knippert geel Systeem herkent een onbedoelde
verandering van rijstrook.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b brandt of knippert geel.
Brandt
Er zit een storing in het systeem. Verder rijden is mogelijk. De rijstabili‐ teit kan echter afhankelijk van de
staat van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) 3 224, Traction Control-
systeem 3 223.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Page 119 of 355

Instrumenten en bedieningsorganen117Voorverwarming! brandt geel.
De voorverwarming is geactiveerd. Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Uitlaatfilter % brandt of knippert geel.
Het uitlaatfilter moet worden gerei‐
nigd.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 omw/min dalen.
Brandt
Het uitlaatfilter is vol. Start het rege‐
neratieproces zo spoedig mogelijk.
Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor te voorkomen.
Uitlaatfilter 3 211, Stop/Start-
systeem 3 208.AdBlue
Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 213.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv. reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Motoroliedruk I brandt rood.Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal bedienen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Contact uitschakelen.