sensor PEUGEOT 2008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2018Pages: 240, PDF Size: 8.36 MB
Page 46 of 240
44
Inklappen
- Automatisch: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
-
H
andmatig: trek bij aangezet contact de
schakelaar A naar achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp
van schakelaar A , worden ze niet automatisch
uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek
nogmaals de schakelaar A naar achteren om
de buitenspiegels uit te klappen.
Uitklappen
- Automatisch: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
-
H
andmatig: trek bij aangezet contact de
schakelaar A naar achteren.
Het in- en uitklappen van de buitenspiegels
met de afstandsbediening kan worden
uitgeschakeld door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Klap de buitenspiegels in als u uw auto
in een automatische autowasstraat laat
wassen. Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder
hinder onder vindt van bijvoorbeeld de zon
en van de koplampen van achteropkomend
verkeer.
Handbediend model
Afstellen
F
S tel de spiegel af zoals deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
F
T
rek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand.
"Elektrochromatische"
binnenspiegel
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht
naar achteren.
De in de buitenspiegels waargenomen
objecten lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Vo or stoelen
Stel vanwege veiligheidsredenen de
stoelen alleen af als de auto stilstaat.
Ergonomie en comfort
Page 50 of 240
48
Luchtverdeling
1.Uitstroomopeningen voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten vóór.
3. Verstelbare en afsluitbare
zijventilatieroosters.
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen beenruimte
inzittenden vóór.
6. Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Praktische informatie
Ventilatie- en airconditioningssysteem
gebruiken
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening onder de
voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters en overige
uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte
vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10 minuten
aan om het systeem in per fecte staat
te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet
als deze niet koelt en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een aanhanger op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de regeling van de
luchtopbrengst voldoende hoog is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur
goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Ventilatie- en airconditioningssysteem
onderhouden
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
onaangename geuren en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de
airconditioning te garanderen het
systeem regelmatig controleren zoals
voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje.
Ergonomie en comfort
Page 63 of 240
61
Mistlampen vóór en
mistachterlicht
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het
parkeerlicht branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen;
de parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld. Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u
de mistlampen en het dimlicht
handmatig in te schakelen, omdat
de lichtsensor voldoende licht kan
waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uit te zetten zodra ze
niet meer nodig zijn.
Draai de ring en laat deze los:
F
é
én keer naar voren om de mistlampen vóór
in te schakelen,
F
t
wee keer naar voren om ook het
mistachterlicht in te schakelen,
F
é
én keer naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen,
F
t
wee keer naar achteren om ook de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Uitschakelen van de verlichting bij het
afzetten van het contact
Als u het contact afzet, worden alle lichten
automatisch uitgeschakeld, behalve als de
automatische "follow me home"-verlichting
is geactiveerd.Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te
activeren ter wijl de verlichting uit is, de
ring in de stand 0 en ver volgens in de
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er een geluidssignaal om aan te
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van
het parkeerlicht, wordt na maximaal
30
minuten automatisch uitgeschakeld om
het ontladen van de accu te voorkomen.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstraal van
de "Full led"-koplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen.Richtingaanwijzers
F Bocht naar links: duw de lichtschakelaar helemaal omlaag.
4
Verlichting en zicht
Page 65 of 240
63
Het uitschakelen van de dagrijverlichting
vindt plaats als de lichtschakelaar wordt
bediend of als de motor weer wordt gestart;
het inschakelen van de dagrijverlichting vindt
onmiddellijk plaats.
De verlichting van de cockpit
(instrumentenpaneel, touchscreen,
bedieningspaneel airconditioning, ...) gaat niet
branden, behalve wanneer deze bij donker
automatisch wordt ingeschakeld of wanneer de
verlichting wordt ingeschakeld (handmatig of
automatisch).
Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht worden
automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is of in
bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het
inschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het display.
Automatische follow me
home-verlichting
De koppeling van de follow me home-
verlichting aan de automatische verlichting
biedt de volgende extra mogelijkheden:
-
i
nstellen van de duur van de follow me
home-verlichting (15, 30 of 60 seconden),
-
a
utomatisch inschakelen van de follow
me home-verlichting als de automatische
verlichting is ingeschakeld.
De follow me home-verlichting kan
in het menu Rijden / Auto worden
geconfigureerd.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden, wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of verschijnt
een melding op het display in
combinatie met een geluidssignaal.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor die zich in
het midden van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de
sensor gekoppelde functies worden dan
niet meer bediend.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
4
Verlichting en zicht
Page 67 of 240
65
-.Tussenstand.
1. 5 personen.
-. 5 personen + maximaal toegestane
belading.
2. Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand 0 : basisinstelling.
Ruitenwisserschakelaar
De ruitenwissers voor en achter zorgen
voor een optimaal zicht voor de bestuurder,
ongeacht de weersomstandigheden.
Programmeren
Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende
automatische functies van de ruitenwissers
mogelijk:
-
a
utomatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
-
a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Zonder automatische ruitenwissers
Met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Wissnelheid:
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de rijsnelheid).
Uit. Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als
er geen risico is van bevriezing van de
vloeistof op de voorruit; hierdoor zou het
zicht namelijk kunnen afnemen. Gebruik
's winters altijd producten die voldoende
tegen vorst beschermd zijn.
Vul nooit bij met water.
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel).
De snelheid van de ruitenwissers wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Eén keer wissen (duw de hendel
even omlaag). Automatisch (omlaag duwen
en loslaten).
Eén wisslag (de hendel even
naar u toe trekken).
Ruitensproeiers vóór
Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar
naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking
en na enige tijd worden ook de ruitenwissers
voor een bepaalde periode ingeschakeld.
4
Verlichting en zicht
Page 68 of 240
66
Inschakelen
Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat aan en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nogmaals kort
omlaag of zet de hendel in een
andere stand (Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
gaat uit en er verschijnt een melding. Elke keer als het contact meer
dan 1
minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door
de
hendel één keer omlaag te duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich samen met
de lichtsensor aan de bovenzijde van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt,
niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot de
voorruit volledig ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Schakel de automatische werking van
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval
of strenge vorst en bij montage van
een fietsendrager op de achterklep.
Dit kan worden uitgevoerd via het
configuratiemenu van de auto. Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:
Uit.
Intervalstand.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Programmeren
Via het menu Rijden / Auto is het
mogelijk om de werking van de
ruitenwisser in te schakelen of uit te
schakelen tijdens het achteruitrijden.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of ver vangen. De stand kan
tevens 's winters (ijs, sneeuw) worden gebruikt
om de ruitenwisserbladen los te zetten van de
voorruit.
Verlichting en zicht
Page 78 of 240
76
Onderhoud
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, om te
garanderen dat de werkzaamheden
volgens de voorschriften worden
uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats, vooral als de gordels
beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij dePEUGEOT-dealer.
In het geval van een aanrijding
De pyrotechnische gordelspanner kan,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan. Het afgaan van
de gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg
van de activering van de pyrotechnische
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje
van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
inzittenden (uitgezonderd de passagier op
de middelste zitplaats achterin) zo goed
mogelijk te beschermen tegen de gevolgen
van een ernstige aanrijding. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers
(uitgezonderd de veiligheidsgordel van de
middelste zitplaats achterin).
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels helpen u in deze situaties
voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het
contact is ingeschakeld.
De airbags werken slechts één keer.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en geluid, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een airbag
wordt geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Veiligheid
Page 81 of 240
79
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet
op het dashboard rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er
niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags
letsel veroorzaken.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan
van de window-airbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het
dak (indien aanwezig); deze maken deel
uit van de bevestiging van de window-
airbags.Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met
daarvoor goedgekeurde stoelhoezen,
die in combinatie met zijairbags gebruikt
kunnen worden. Voor informatie over de
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (kleding...): dit zou bij het
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren
van de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren
van werkzaamheden (wijzigingen of
reparaties) die niet aan de voorschriften
voldoen, kan ertoe leiden dat deze
sensoren niet meer goed werken – In dat
geval werken de zijairbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de
voorportieren uitsluitend uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen zijn per land
verschillend. Raadpleeg de in uw land
geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
-
C
onform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd.
-
d
e veiligste plaats voor het ver voeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw
auto.
-
k
inderen tot 9 kg moeten zowel voor- als
achterin met de "rug in de rijrichting"
worden vervoerd.
Het is raadzaam om kinderen op de
achterzitplaatsen van uw auto te
vervoeren:
-
t
ot 3 jaar " met de rug in de rijrichting ",
-
v
anaf 3 jaar " met het gezicht in de
rijrichting ".
5
Veiligheid
Page 108 of 240
106
Handmatig inschakelen
Druk nogmaals op de toets "ECO OFF".
Het systeem is weer ingeschakeld; het lampje
in de toets gaat uit en er wordt een melding op
het display weergegeven.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact opnieuw
aanzet.
Motorkap openen
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen , met name over het
rijden op overstroomde wegen.
Storing
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik
van een speciale 12V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden
aan deze accu uitsluitend uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om verwondingen als gevolg van het
automatisch starten van de motor te voorkomen.
Bij een storing in het systeem gaat het lampje
in de toets "ECO OFF" eerst knipperen en
vervolgens permanent branden.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor afslaat.
Alle lampjes op het instrumentenpaneel gaan
dan branden. In dat geval moet u het contact
uitzetten en de motor opnieuw met de sleutel
starten.
Bandenspanningscontro -
lesysteem
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset .
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gedetecteerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid van de
bestuurder niet door het systeem kan
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand en
telkens voordat u een lange rit gaat maken
de bandenspanning te controleren (ook
die van het reser vewiel).
Het rijden met een te lage
bandenspanning heeft een nadelige
invloed op het weggedrag en de remweg
van de auto en veroorzaakt vroegtijdige
bandenslijtage, vooral onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheden, een lange rit).
Rijden
Page 114 of 240
112
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
Selecteren
Selecteren van een opgeslagen snelheid:
F H oud de toets " +" of " -" even ingedrukt;
het systeem stopt bij de dichtstbijzijnde
opgeslagen snelheid.
F
H
oud de toets " +" of " -" nogmaals even
ingedrukt om een andere opgeslagen
snelheid te kiezen.
Op het instrumentenpaneel wordt de
snelheid en de status van het systeem (in-/
uitgeschakeld) weergegeven.
Active City Brake
Active City Brake is een rijhulpfunctie die
beoogt een frontale aanrijding te voorkomen
of de snelheid van een frontale aanrijding te
verminderen wanneer de bestuurder niet of
onvoldoende ingrijpt (onvoldoende intrappen
van het rempedaal). Dit systeem is ontworpen om de veiligheid
tijdens het rijden te vergroten.
Het is de taak van de bestuurder constant
alert te zijn op de verkeerssituatie en
de afstand en snelheid ten opzichte van
andere voertuigen in te schatten.
Active City Brake is een hulpmiddel voor
de bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
Bekijk de lasersensor nooit met een
optisch instrument (vergrootglas,
microscoop enz.) op een afstand van
minder dan 10 cm: kans op oogletsel!
Werkingsprincipe
Dit systeem detecteert met een lasersensor
boven aan de voorruit voertuigen die in
dezelfde richting rijden of die vóór de auto
stilstaan.
Indien noodzakelijk remt de auto automatisch
af om een aanrijding met de voorligger te
voorkomen.
Dit automatische noodremsysteem remt later
af dan de bestuurder normaal gesproken
zou doen. Het systeem grijpt dus alleen in
als de kans op een aanrijding groot is.
Activeringsvoorwaarden
De functie Active City Brake werkt als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
h
et contact is aangezet,
-
d
e auto rijdt vooruit,
-
d
e wagensnelheid ligt tussen ongeveer 5 en
30 km/h,
-
d
e remfunctieregelsystemen (ABS, EBD,
BAS) zijn storingsvrij,
-
d
e stabiliteitscontrolesystemen (ASR, DSC)
zijn niet uitgeschakeld of defect,
-
d
e auto maakt geen scherpe bocht,
-
h
et systeem is de afgelopen 10 seconden
niet geactiveerd.
Werking
Als uw auto te dicht bij de voorligger komt of
de voorligger te snel nadert, remt het systeem
automatisch om een aanrijding te voorkomen.
U wordt dan door de weergave van een
melding gewaarschuwd.
De remlichten van uw auto worden automatisch
ingeschakeld om anderen te waarschuwen.
De aanrijding kan worden voorkomen als
het snelheidsverschil tussen uw auto en
uw voorligger maximaal 15 km/h is.
Is het verschil groter, dan probeert het
systeem een aanrijding te voorkomen of
de kracht van de botsing te beperken door
de auto af te remmen.
Rijden