ESP PEUGEOT 206 2008 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2008, Model line: 206, Model: PEUGEOT 206 2008Pages: 123, PDF Size: 1.41 MB
Page 1 of 123
IN EEN OOGOPSLAG
4 -
COCKPIT
1. Schakelaar snelheidsregelaar/-
begrenzer.
2. Hendel stuurwielverstelling.
3. Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
4. Instrumentenpaneel.
5. Airbag bestuurder.
Claxon.
6. Versnellingshendel.
7. Handrem.
8. Hendel motorkapontgrendeling.
9. Zekeringkast.
10. Schakelaar elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
11. Blokkeerschakelaar
ruitbediening achter.
12. Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
13. Koplampverstelling.
14. Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
15. Zijruitontwaseming.
16. Luidspreker (tweeter).
17. Voorruitontwaseming.
Page 11 of 123
IN EEN OOGOPSLAG
14 -
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Instrumentenpaneel
A. Als het contact wordt aangezet,
moet de wijzer van de
brandstofniveaumeter omhoog
gaan.
B. Bij draaiende motor moet
het verklikkerlampje laag
brandstofniveau uitgaan.
C. Als het contact wordt aangezet,
moet de motorolieniveaumeter
enkele seconden één tot zes
blokjes weergeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie
bij. : 17, 24 Verklikkerlampjes
1.
Als het contact wordt aangezet,
gaan de oranje en rode
verklikkerlampjes branden.
2. Bij draaiende motor moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende blad-
zijde als er lampjes blijven branden. : 19 Schakelaars
Het branden van een lampje geeft de
staat van de desbetreffende functie
aan.
A.
Blokkering ruitbediening achter.
: 68
B. Uitschakeling ESP en ASR.
: 82
C. Centrale vergrendeling/
ontgrendeling.
: 60
Page 14 of 123
17
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
-
1. Verklikkerlampje
veiligheidsgordel
2. Verklikkerlampje uitschakeling
airbag passagier
3. Verklikkerlampje airbags
4. Verklikkerlampje mistlampen
vóór
5. Verklikkerlampje
antiblokkeersysteem (ABS)
6. Verklikkerlampje mistachterlicht
7. Verklikkerlampje voorgloeien
dieselmotor
8. Richtingaanwijzer links 9.
Kilometerteller,
onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter en
snelheidsbegrenzer/-regelaar
10. Richtingaanwijzer rechts
11. Verklikkerlampje emissieregeling
12. Verklikkerlampje grootlicht
13. Verklikkerlampje handrem,
te laag remvloeistofniveau
en storing elektronische
remdrukregelaar
14. Verklikkerlampje dimlicht
15. Verklikkerlampje laden van de accu
16. Verklikkerlampje motoroliedruk
en motorolietemperatuur
17. Temperatuurmeter motorolie 18.
Schakelaar dagteller/
kilometerteller
19. Verklikkerlampje STOP
20. Snelheidsmeter
21. Koelvloeistoftemperatuurmeter
22. Toerenteller
23. Dimmer dashboardverlichting
24. Brandstofmeter
25. Verklikkerlampje
brandstofreserve
26. Verklikkerlampje elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR)
27. Verklikkerlampje
snelheidsbegrenzer/-regelaar
INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE - DIESEL (HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK)
Page 15 of 123
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
18 -
1. Verklikkerlampje
veiligheidsgordels
2. Verklikkerlampje uitschakeling
airbag passagier
3. Verklikkerlampje airbags
4. Verklikkerlampje mistlampen
vóór
5. Verklikkerlampje
antiblokkeersysteem (ABS)
6. Verklikkerlampje mistachterlicht
7. Richtingaanwijzer links
8. Kilometerteller,
onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter en
snelheidsbegrenzer/-regelaar 9.
Richtingaanwijzer rechts
10. Verklikkerlampje emissieregeling
11. Verklikkerlampje grootlicht
12. Verklikkerlampje handrem,
te laag remvloeistofniveau
en storing elektronische
remdrukregelaar
13. Verklikkerlampje dimlicht
14. Verklikkerlampje laden van de accu
15. Verklikkerlampje motoroliedruk
en motorolietemperatuur
16. Schakelprogramma's
17. Schakelstandindicatie
18. Schakelaar dagteller/
kilometerteller 19.
Verklikkerlampje STOP
20. Snelheidsmeter
21. Koelvloeistoftemperatuurmeter
22. Toerenteller
23. Dimmer dashboardverlichting
24. Brandstofmeter
25. Verklikkerlampje
brandstofreserve
26. Verklikkerlampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR)
27. Verklikkerlampje
snelheidsbegrenzer/-regelaar
INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE (AUTOMATISCHE TRANSMISSIE)
Page 17 of 123
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
20 -
Verklikkerlampje laden
van de accu
Wijst op:
- een storing in het laadcircuit,
- loszittende aansluitingen van de accu of de startmotor,
- een gebroken of te slappe dynamoriem,
- een defecte dynamo.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Verklikkerlampje
emissieregeling
(volgens uitvoering)
Gaat bij het aanzetten van het con-
tact enkele seconden branden.
Als het lampje bij draaiende motor
gaat branden, wijst dit op een storing
in het injectie-/ontstekingssysteem of
in de emissieregeling.
Als het verklikkerlampje knippert, kan
bij een benzinemotor de katalysator
beschadigd raken.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Voorgloeien (diesel)
Wacht met het starten van
de motor tot dit lampje uit is.
Als de temperatuur al hoog genoeg
is, gaat het lampje gedurende minder
dan 1 seconde branden en kunt u de
motor direct starten.
Verklikkerlampje
brandstofreserve
Op het moment dat
dit lampje gaat branden, bedraagt de
actieradius nog minimaal 50 km (tan-
kinhoud: ca. 50 liter).
Verklikkerlampje
snelheidsbegrenzer/-
regelaar
Dit lampje gaat branden als
de snelheidsbegrenzer of -
regelaar wordt ingeschakeld.
Verklikkerlampje
elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR)
Dit lampje gaat elke keer dat het con-
tact wordt aangezet enkele secon-
den branden.
Tijdens het rijden gaat dit lampje
branden als het systeem in werking
treedt.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
blijft het lampje branden in combina-
tie met een melding op het multifunc-
tionele display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
als het verklikkerlampje bij draaiende
motor en tijdens het rijden blijft bran-
den. Verklikkerlampje
antiblokkeersysteem
(ABS)
Dit lampje gaat elke keer dat het con-
tact wordt aangezet enkele secon-
den branden.
Als het lampje bij een snelheid van
meer dan 12 km/h blijft branden of
gaat branden, wijst dit op een storing
in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Als het lampje gaat branden in com-
binatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display, wijst dit op een storing in het
antiblokkeersysteem.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Page 31 of 123
AUDIO
32 -
Handmatig afstemmen
Druk op de toets "MAN".
Druk kort op de toets L of N om res-
pectievelijk de volgende of vorige
zender te selecteren.
Als deze toets wordt vastgehouden,
blijft de radio in de gekozen volgorde
frequenties afzoeken.
Het zoeken stopt zodra de toets
wordt losgelaten.
Als de toets "MAN" opnieuw wordt
ingedrukt, wordt teruggekeerd naar
het automatisch afstemmen op een
zender. Automatisch opslaan van
FM-zenders (autostore)
De autoradio slaat automatisch de
6 beste
FM-zenders op. Deze zen-
ders worden op de FMast-band op-
geslagen.
Als er minder dan 6 zenders worden
gevonden, blijven de resterende ge-
heugens ongewijzigd.
Automatisch afstemmen
Handmatig opslaan van zenders
Kies het gewenste station.
Houd één van de voorkeuzetoetsen
"1" t/m "6" langer dan twee secon-
den ingedrukt.
Het geluid valt weg en keert weer te-
rug: de desbetreffende zender is nu
opgeslagen. Houd de toets
R lan-
ger dan twee secon-
den ingedrukt.
Oproepen van opgeslagen
zenders
Telkens als een van de toetsen "1"
t/m "6" wordt ingedrukt, wordt de
desbetreffende zender weergege-
ven.
Druk kort op één van de toetsen
L
of N om respectievelijk de volgende
of vorige zender te selecteren. Als
deze toets wordt vastgehouden, blijft
de radio in de gekozen volgorde fre-
quenties afzoeken.
De radio stopt bij de eerste zender
die na het loslaten van de toets wordt
gevonden.
Als de functie TA is ingeschakeld,
wordt alleen afgestemd op zenders
die verkeersinformatie uitzenden.
Eerst worden de sterkste zenders
afgezocht in de stand "LO". Daarna
wordt in de stand "DX" ook naar
zwakkere zenders gezocht.
Druk twee keer kort op de toets L
of N om direct in de stand "DX" op
de zwakkere zenders af te kunnen
stemmen.
Page 34 of 123
35
AUDIO
-
Uitwerpen van een CD Selecteren van een nummer van
de CD
Random-functie (RDM)
Houd, op het moment dat de CD-
speler als geluidsbron is gekozen,
de toets
Q 2 seconden ingedrukt.
De nummers van de CD worden nu
in een willekeurige volgorde afge-
speeld. Druk de toets Q opnieuw
2 seconden in om weer op normaal
spelen over te schakelen.
De random-functie wordt uitgescha-
keld zodra de radio wordt uitgezet.
CD-SPELER
Druk op de toets L om het volgende
nummer te selecteren.
Druk op de toets N om terug te gaan
naar het begin van het afgespeelde
nummer of het vorige nummer.
Versneld afspelen
Houd één van de toetsen L of N in-
gedrukt om de CD versneld vooruit of
achteruit af te spelen.
Het versneld afspelen stopt zodra de
toets wordt losgelaten.
Zodra een CD in de
CD-speler wordt ge-
stoken met de be-
drukte zijde naar
boven gericht, zal de CD-speler de
CD automatisch afspelen.
Als er al een CD in het apparaat zit,
druk dan op de toets Q.
Druk op de toets S om
de CD uit de CD-spe-
ler te werpen.
Het gebruik van gekraste
CD's kan storingen ver-
oorzaken.
Gebruik uitsluitend CD's
met een ronde vorm.
Selecteren van de CD-speler
Page 44 of 123
45
COMFORT
-
3. Airconditioning AAN/UIT
Bij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverver-
sing uitgeschakeld.
De aanduiding ECO ver-
schijnt op het display. Druk de toets
nogmaals in om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. De aanduiding A/C ver-
schijnt op het display.
4. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit (ontwasemen of ontdooien).
- de voorruit en de beenruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de
beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. 5. Luchtopbrengst
Druk op de toets "+"
of "-" om de luchtop-
brengst respectieve-
lijk te vergroten of te
verkleinen.
6. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie 7. Uitschakelen van het systeem
Bij het indrukken van de toets
OFF worden alle functies van
het systeem uitgeschakeld.
De temperatuur en de ontwaseming
worden dan niet meer geregeld,
maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Het systeem wordt opnieuw met de
laatste instellingen ingeschakeld
door op de toets OFF, AUTO of zicht
te drukken.
Opmerking: druk op de toets toe-
voer van buitenlucht 7 om de lucht-
toevoer volledig af te sluiten.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het in-
terieur gerecirculeerd. De re-
circulatiestand, aangegeven
op het display, dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofover-
last af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit).
Druk de toets nogmaals in om de au-
tomatische toevoer van buitenlucht
te hervatten.
Opmerkingen
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen is het raadzaam de stand
ECO
bij koud of vochtig weer niet te
gebruiken.
Laat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
Page 87 of 123
VEILIGHEID
82 -
ANTISPINREGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA (ESP)Uitschakelen van het ASR/ESP-
systeem
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond,...) kan het nuttig zijn het
ASR- en ESP-systeem uit te schake-
len, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
F Druk op de schakelaar "ESP
OFF" , die zich links onder het
stuurwiel bevindt. Controle van werking
De systemen ASR en ESP
zorgen voor meer veilig-
heid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich ech-
ter nooit laten verleiden tot het ne-
men van meer risico's of te hard
rijden.
De goede werking van de syste-
men wordt verzekerd door de na-
leving van de voorschriften van
de constructeur op het gebied
van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen en de
procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden
door het PEUGEOT-netwerk.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk.
Werking van het ASR- en
ESP-systeem Het verklikkerlampje van de
schakelaar en het pictogram
gaan branden in combinatie
met een melding op het mul-
tifunctionele display: het ASR/ ESP-
systeem is uitgeschakeld.
Het systeem wordt opnieuw:
F automatisch ingeschakeld als
het contact wordt afgezet.
F handmatig ingeschakeld door
nogmaals op de schakelaar te
drukken. Bij een storing in de syste-
men zal het verklikkerlamp-
je van de schakelaar gaan
knipperen en het pictogram
verschijnen.Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk om de systemen
te laten controleren.
Als het ASR- of ESP-sy-
steem ingrijpt, knippert het
desbetreffende pictogram.
Inschakelen van het ASR- en
ESP-systeem
Als het contact is aangezet, zijn het
ASR- en ESP-systeem altijd inge-
schakeld.
Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een aanvul-
ling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf-
kracht aan om het doorspinnen van
de wielen te voorkomen via de rem-
men van de aangedreven wielen en
de motor. De ASR zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accele-
reren.
Het ESP-systeem grijpt automatisch
in via het remsysteem en de motor
als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste
richting. In extreme situaties kan het
systeem de auto echter niet altijd on-
der controle houden.
Page 93 of 123
VEILIGHEID
86 -
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling van de veilig-
heidsgordel:
- Verlagen: trek de knop
naar u toe en schuif het
bevestigingspunt omlaag.
- Verhogen: schuif het bevestigingspunt omhoog. De veiligheidsgordel omdoen
F
Trek de gordel om u heen
en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F Trek aan de gordel om de
vergrendeling van de gesp te
controleren.
De veiligheidsgordel losmaken
F Druk op de knop van de
gordelsluiting. Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder
Als het contact wordt aange-
zet, gaat dit verklikkerlampje
branden.
Het verklikkerlampje blijft branden
zolang de bestuurder zijn veiligheids-
gordel niet heeft vastgemaakt.
Bij een snelheid hoger dan ongeveer
20 km/h gaat het lampje gedurende
twee minuten knipperen in combina-
tie met een steeds sterker wordend
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display. Na deze
twee minuten blijft het lampje bran-
den zolang de bestuurder zijn veilig-
heidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Veiligheidsgordels vóór met
pyrotechnische gordelspanners
en gordelkrachtbegrenzers
Dankzij de toepassing van veilig-
heidsgordels met gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers is de veilig-
heid van de voorste inzittenden bij
frontale aanrijdingen nog verder ver-
beterd. De gordelspanners dienen
om, afhankelijk van de kracht van de
aanrijding, de veiligheidsgordels ste-
vig tegen de lichamen van de inzit-
tenden te trekken. De veiligheidsgordels met gordel-
spanners werken alleen als het con-
tact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt
de kracht waarmee de gordel tegen
het lichaam van de inzittende getrok-
ken wordt.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien
van drie driepunts veiligheidsgordels
met oprolautomaat.