air conditioning PEUGEOT 206 2008 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2008, Model line: 206, Model: PEUGEOT 206 2008Pages: 123, PDF Size: 1.41 MB
Page 2 of 123

5
IN EEN OOGOPSLAG
-
COCKPIT
1. Contact-/stuurslot.
2. Stuurkolomschakelaar
autoradio.
3. Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4. Middelste verstelbare en
afsluitbare ventilatieroosters.
5. Schakelaar alarmknipperlichten.
Schakelaar centrale
vergrendeling.
6. Multifunctioneel display.
7. Airbag passagier.
8. Dashboardkastje.
9. Schakelaar elektrisch
bedienbare ruiten achter.
10. Schakelaar stoelverwarming
(volgens land van bestemming).
11. Schakelaar elektrisch
bedienbare ruiten vóór.
12. Schakelaar elektrisch
bedienbare spiegels.
13. Aansteker.
14. Asbak vóór.
15. Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
16. Autoradio RD3.
Page 9 of 123

IN EEN OOGOPSLAG
12 -
VENTILATIE
1. Regeling luchtverdeling.
2. Toevoer van buitenlucht.
3. Temperatuurregeling.
4. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels.
5. Regeling luchtopbrengst.
6. Schakelaar airconditioning.
: 42 1.
Regeling luchtopbrengst.
2. Regeling luchtverdeling.
3. Toevoer van buitenlucht.
4. Schakelaar airconditioning.
5. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels.
6. Uit.
7. Temperatuurregeling.
8. Automatisch programma
"comfort".
9. Automatisch programma
"zicht".
: 44
1.
Regeling luchtverdeling.
2. Toevoer van buitenlucht.
3. Temperatuurregeling.
4. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels.
5. Regeling luchtopbrengst.
: 41
Verwarming Handbediende airconditioning Automatische air
conditioning
Page 10 of 123

13
IN EEN OOGOPSLAG
-
VENTILATIE
Aanbevolen instellingen
Gewenste werking... Verwarming of handbediende airconditioning
Luchtverdeling
Luchtopbrengst Luchtrecirculatie/ Toevoer van buitenlucht Temperatuur
Handbediende
airconditioning
WARM
KOUD
ONTWASEMEN ONTDOOIEN
Automatische airconditioning: het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met de toets "AUTO" .
Page 38 of 123

39
COMFORT
-
VENTILATIE
1. Uitstroomopeningen
voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen
zijruitontwaseming.
3. Zijventilatieroosters.
4. Middelste ventilatieroosters.
5. Uitstroomopening voor
beenruimte voor.
6. Uitstroomopening voor
beenruimte achter (uitsluitend bij
uitvoeringen met automatische
airconditioning). Gebruiksadviezen en
opmerkingen
Zet de knop van de luchtopbrengst
zodanig dat de interieurlucht goed
ververst wordt.
Als de knop van de luchtopbrengst
in de stand
OFF wordt gezet, wordt
het thermische comfort niet meer ge-
regeld. Door de rijwind blijft er nog
wel een kleine luchtstroom gehand-
haafd.
Stel de luchtverdeling in naargelang
de behoefte en de klimatologische
omstandigheden.
Wijzig de instelling van de tempera-
tuur geleidelijkom een optimaal com-
fort te bereiken.
Zet de knop van de luchttoevoer in
de stand "Buitenlucht" voor een snel-
le ontwaseming.
Als de temperatuur in de auto zeer
hoog blijft nadat deze lang in de zon
heeft gestaan, kunt u het interieur
kort ventileren.
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interi-
eur de uitstroomopeningen onder de
voorruit, de verschillende ventilatie-
roosters en de ventilatieopeningen
voor de beenruimte vrij blijven. Bij een zware belasting van de mo-
tor (trekken van een zware aanhan-
ger op een steile helling bij een hoge
buitentemperatuur) kan de aircondi-
tioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de
motor.
Controleer regelmatig de staat van
h e t i n t e r i e u r i l t e r , d a t z i c h o n d e r d e
motorkap ter hoogte van de voorruit
b e v i n d t . D e i l t e r e l e m e n t e n d i e n e n
periodiek te worden vervangen. Laat
d e i l t e r e l e m e n t e n t w e e k e e r z o v a a k
vervangen als de omstandigheden
dit vereisen.
Het airconditioningssysteem is chloor-
vrij en is niet schadelijk voor de ozon-
laag.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Bij stilstand is het normaal dat er
onder de auto een plasje water ver-
schijnt, aangezien de airconditioning
het condenswater druppelsgewijs
afvoert via een daarvoor bestemde
afvoeropening.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Page 39 of 123

COMFORT
40 -
ONTDOOIEN EN
ONTWASEMEN
Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk de schakelaar bij draai-
ende motor in om de ach-
terruitverwarming en de
verwarming van de buiten-
spiegels in te schakelen.
De achterruitverwarming gaat na on-
geveer 12 minuten automatisch uit.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de achterruitverwarming opnieuw ge-
durende 12 minuten in te schakelen.
Het is mogelijk de achterruitverwar-
ming eerder uit te schakelen door de
schakelaar nogmaals in te drukken.
Schakel zodra de omstandigheden
het toelaten de achterruitverwarming
en verwarming buitenspiegels uit
aangezien een laag stroomverbruik
zorgt voor een vermindering van het
brandstofverbruik. Handmatig ontwasemen
Snel ontwasemen van de voorruit en
zijruiten:
- schakel de airconditioning in,
- zet schakelaars van de
temperatuurregeling en de
luchttoevoer in de maximale
stand,
- sluit de middelste ventilatieroosters,
- zet de knop van de luchttoevoer naar links in de stand
"Buitenlucht". Automatisch ontwasemen,
programma "Zicht"
In sommige gevallen kan het pro-
gramma AUTO niet toereikend blij-
ken om de voorruit en zijruiten snel
condens- en ijsvrij te maken (vocht,
veel inzittenden, vorst...).
Kies dan het programma
"zicht",
door op deze toets te drukken, dat
zorgt voor een snelle ontwaseming
van de ruiten.
Druk nogmaals op de toets AUTO
om dit programma af te sluiten en
terug te keren naar het programma
AUTO .
Page 41 of 123

COMFORT
42 -
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
De airconditioning werkt niet als
de knop voor de regeling van de
luchtopbrengst op "OFF" staat.
Laat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
1. Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief ge bruikt worden, mits de
ruiten zijn gesloten. Het systeem stelt u in staat de temperat uur in het interieur
's zomers te verlagen en zorgt in de winter bij temperaturen bove n 0°C voor een
snelle ontwaseming van beslagen ruiten. 2. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar
rood (warm) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.Druk de schakelaar in, het
verklikkerlampje gaat bran-
den.
Page 43 of 123

COMFORT
44 -
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Automatische werking 2. Regeling door het programma AUTO
Druk op de toets "AUTO".
Het is raadzaam deze stand
te gebruiken: het systeem
regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de lucht-
recirculatie automatisch en optimaal
aan de hand van de door u ingestel-
de waarde. Het systeem kan tijdens
alle seizoenen effectief gebruikt wor-
den, mits de ruiten zijn gesloten. Opmerking:
voor uw comfort worden
de instellingen tussen twee startmo-
menten opgeslagen, mits de tempe-
ratuur in het interieur nauwelijks is
veranderd. Is dit wel het geval, dan
treedt het automatische programma
weer in werking.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor het gewenste comfort de
ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch
en zo snel mogelijk het temperatuur-
verschil.
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld.
Bij het indrukken van de toets AUTO
zal het systeem weer volledig auto-
matisch functioneren.
1. Temperatuurregeling
De op het display weergege-
ven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortni-
veau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Cel-
sius of Fahrenheit.
Druk op de pijltjestoetsen 1 (omhoog
en omlaag) om deze waarde te wijzi-
gen. Instelling op ongeveer 21 biedt
een optimaal comfort.
Page 44 of 123

45
COMFORT
-
3. Airconditioning AAN/UIT
Bij het indrukken van deze
toets wordt de luchtverver-
sing uitgeschakeld.
De aanduiding ECO ver-
schijnt op het display. Druk de toets
nogmaals in om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. De aanduiding A/C ver-
schijnt op het display.
4. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit (ontwasemen of ontdooien).
- de voorruit en de beenruimte.
- de beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de
beenruimte.
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. 5. Luchtopbrengst
Druk op de toets "+"
of "-" om de luchtop-
brengst respectieve-
lijk te vergroten of te
verkleinen.
6. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie 7. Uitschakelen van het systeem
Bij het indrukken van de toets
OFF worden alle functies van
het systeem uitgeschakeld.
De temperatuur en de ontwaseming
worden dan niet meer geregeld,
maar er blijft een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Het systeem wordt opnieuw met de
laatste instellingen ingeschakeld
door op de toets OFF, AUTO of zicht
te drukken.
Opmerking: druk op de toets toe-
voer van buitenlucht 7 om de lucht-
toevoer volledig af te sluiten.
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het in-
terieur gerecirculeerd. De re-
circulatiestand, aangegeven
op het display, dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofover-
last af te sluiten.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit).
Druk de toets nogmaals in om de au-
tomatische toevoer van buitenlucht
te hervatten.
Opmerkingen
Om het beslaan van de ruiten te
voorkomen is het raadzaam de stand
ECO
bij koud of vochtig weer niet te
gebruiken.
Laat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per-
fecte staat te houden.
Page 114 of 123

107
PRAKTISCHE INFORMATIE
-
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER, EEN
CARAVAN, EEN BOOT...
Wij raden u aan uitsluitend gebruik te ma-
ken van een speciaal door PEUGEOT ge-
teste en goedgekeurde trekhaak inclusief
bedrading, en deze door het PEUGEOT-
netwerk te laten monteren.
Ook als de montage niet door het PEUGEOT-
netwerk wordt uitgevoerd, moet gebruik wor-
den gemaakt van de voorbereide elektrische
aansluitingen aan de achterzijde van de auto
en moeten de voorschriften van de fabrikant
worden opgevolgd.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het
vervoer van personen en bagage, maar is
tevens geschikt voor het trekken van een
aanhanger.
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de be-
stuurder.
Door een geringere luchtdichtheid nemen
de prestaties van de motor af als men op
grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
Trek boven de 1000 m 10% van het maxi-
mum aanhangergewicht af en herhaal dit
voor elke volgende 1000 m.
Adviezen
Gewichtsverdeling: verdeel het ge-
wicht in de caravan/aanhanger gelijk-
matig en houd u aan de toegestane
kogeldruk.
Koeling: het trekken van een aan-
hanger op een helling veroorzaakt
een hogere koelvloeistoftempera-
tuur.
De koelventilator wordt elektrisch be-
diend en is niet afhankelijk van het
motortoerental.
Gebruik daarom een zo hoog mo-
gelijke versnelling om het toeren-
tal te beperken en pas uw snelheid
aan.Het maximum aanhangerge-
wicht is afhankelijk van het hellings-
percentage en de temperatuur van
de buitenlucht. Let in elk geval goed op de aanwij-
zing van de koelvloeistoftempera-
tuurmeter.
Bij zeer zware gebruiksomstandighe-
den (het trekken van het maximale
aanhangergewicht op een steile hel-
ling bij hoge temperatuur), kunnen
de prestaties van de motor worden
verhoogd door de airconditioning uit
te schakelen, waardoor het trekken
van de aanhanger minder moeite zal
kosten.
Als het verklikkerlampje van de koel-
vloeistoftemperatuur gaat branden,
stop dan zo snel mogelijk en zet de
motor af.
Banden:
controleer de bandenspan-
ning van de auto en de aanhanger en
breng deze indien nodig op de juiste
waarde.
Remmen: het trekken van een aan-
hanger vergroot de remweg.
Verlichting: controleer de verlichting
van de aanhanger.
Zijwind: houd er rekening mee dat
de zijwindgevoeligheid van de auto
groter is.