sensor PEUGEOT 206 2008 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2008, Model line: 206, Model: PEUGEOT 206 2008Pages: 123, PDF Size: 1.41 MB
Page 67 of 123

ZICHT
64 -
Follow me home
De parkeer- en dimlichten kunnen ge-
durende ongeveer 30 seconden blij-
ven branden als u de auto verlaat:
- zet het contact in de stand
STOP .
- zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- geef een lichtsignaal.
- verlaat en vergrendel de auto.AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden uit-
geschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld. Indien no-
dig moet u het dimlicht handmatig
inschakelen.
B i j d e a l e v e r i n g v a n d e a u t o i s d e z e
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de
sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de lichtschakelaar meer dan
4 seconden ingedrukt.
Dek de lichtsensor, die aan de re-
gensensor is gekoppeld en zich in
het midden van de voorruit, achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Deze sensor regelt de automati-
sche verlichting. Controle van werking
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-
kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Richtingaanwijzers Links: omlaag.
Rechts: omhoog. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting hand-
matig bedient, wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld
,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie is
een geluidssignaal te horen en ver-
schijnt een melding op het multifunc-
tionele display.
Page 68 of 123

ZICHT
64 -
Follow me home
De parkeer- en dimlichten kunnen ge-
durende ongeveer 30 seconden blij-
ven branden als u de auto verlaat:
- zet het contact in de stand
STOP .
- zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
- geef een lichtsignaal.
- verlaat en vergrendel de auto.AUTOMATISCH
INSCHAKELEN VAN DE
VERLICHTING
Het parkeerlicht en het dimlicht wor-
den automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving on-
voldoende is of als de ruitenwissers
onafgebroken wissen en worden uit-
geschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is of de
ruitenwissers worden uitgeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsen-
sor voldoende licht waarnemen en
zullen de lichten niet automatisch
worden ingeschakeld. Indien no-
dig moet u het dimlicht handmatig
inschakelen.
B i j d e a l e v e r i n g v a n d e a u t o i s d e z e
functie ingeschakeld.
In- of uitschakelen van de functie:
- zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de
sleutel).
- zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0 .
- houd het uiteinde van de lichtschakelaar meer dan
4 seconden ingedrukt.
Dek de lichtsensor, die aan de re-
gensensor is gekoppeld en zich in
het midden van de voorruit, achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Deze sensor regelt de automati-
sche verlichting. Controle van werking
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 's
nachts, zijn de mistlampen
vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-
kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Richtingaanwijzers Links: omlaag.
Rechts: omhoog. Uitschakelen
Bij het uitschakelen van de functie
klinkt een geluidssignaal.
Als de bestuurder de verlichting hand-
matig bedient, wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Bij een storing in de lichtsensor
wordt de verlichting ingeschakeld
,
klinkt een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het multifunctionele
display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Inschakelen
Bij het inschakelen van de functie is
een geluidssignaal te horen en ver-
schijnt een melding op het multifunc-
tionele display.
Page 70 of 123

ZICHT
66 -
Automatische ruitenwissers
In de stand AUTO werkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de
hoeveelheid neerslag aangepast .Dek de regensensor, op
de voorruit achter de bin-
nenspiegel, niet af.
Zet het contact uit als
de auto gewassen wordt in een
wasstraat of zorg ervoor dat de
schakelaar niet in de stand AUTO
staat.
Wacht 's winters met het inscha-
kelen van het automatisch wissen
tot de voorruit ontdooid is. Ruitenwisser achter
Ruitensproeier achterDraai de ring
A in de eerste
stand voor de intervalscha-
keling.
Nadat het contact is afge-
zet en weer is aangezet, dient de
schakelaar opnieuw te worden ge-
activeerd. Zet daarvoor de schake-
laar eerst in een willekeurige stand en
zet hem vervolgens in de gewenste
stand.
Draai de ring A voorbij de
eerste stand, zodat de rui-
tensproeier in werking treedt
en vervolgens de ruitenwis-
ser enige tijd wordt inge-
schakeld.
Controle van werking
Inschakelen
Bij het inschakelen van de automati-
sche ruitenwissers verschijnt een mel-
ding op het multifunctionele display.
In het geval van een storing
wordt
de bestuurder gewaarschuwd met
een geluidssignaal.
Als de schakelaar in de stand AUTO
staat, werken de ruitenwissers dan in
de intervalstand.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
om het systeem te laten controleren. Automatische werking
ruitenwisser achter
Als de ruitenwissers vóór zijn inge-
schakeld en u de achteruitversnel-
ling inschakelt, wordt de ruitenwisser
achter ingeschakeld in de interval-
stand.
Opmerking:
laat bij gebruik van een
i e t s e n d r a g e r d e z e f u n c t i e u i t s c h a k e -
len door het PEUGEOT- netwerk of
maak gebruik van een speciale, door
het PEUGEOT-netwerk gehomolo-
g e e r d e i e t s e n d r a g e r .
Page 88 of 123

83
VEILIGHEID
-
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de in-
zittenden bij ernstige aanrijdingen: ze
vormen een aanvulling op de werking
van de veiligheidsgordels met gordel-
krachtbegrenzers. De elektronische
schoksensoren registreren in dat ge-
val de frontale en zijdelingse aanrijdin-
gen waaraan de registratiezones voor
een aanrijding (zie schema) worden
blootgesteld: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt over-
schreden, worden de airbags onmid-
dellijk opgeblazen en beschermen ze
de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
Bij een minder ernstige aanrijding of
een aanrijding van achteren en in be-
paalde gevallen waarin de auto over
de kop slaat, treden de airbags niet
in werking. De veiligheidsgordels
zorgen in deze situaties voor een af-
doende bescherming. De kracht van
de aanrijding is afhankelijk van het
soort obstakel en de snelheid van de
auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking : het uit de air-
bags ontsnappende gas kan
enigszins irriteren.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het multifunc-
tionele display, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk om het systeem
te laten controleren. De kans bestaat
dat de airbags bij een ernstige aanrij-
ding niet worden geactiveerd. Storing airbag vóór
AIRBAGS VÓÓR
Deze zijn voor de bestuurder in het mid-
den van het stuurwiel en voor de pas-
sagier in het dashboard aangebracht.
Ze worden tegelijkertijd geactiveerd,
behalve als de airbag aan passagiers-
zijde is uitgeschakeld, bij een ernstige
frontale aanrijding binnen de impact-
zone
A, in de lengterichting van de
auto en vanaf de voorzijde richting de
achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende vóór en het dashboard om
de voorwaartse beweging van de inzit-
tende te dempen. De kans op hoofd- en
borstletsel wordt daardoor verminderd.
Page 108 of 123

101
PRAKTISCHE INFORMATIE
-
Zekering Ampère Functies
1 15A Stoelverwarming - sirene alarm
4 20A Multifunctioneel display - bagageruimteverlichting - autoradio
- stuurkolomschakelaars -
trekhaak
5 15A Diagnosesysteem automatische transmissie
6 10A Koelvloeistofniveaumeter - automatische transmissie - autoradio - stuurwielsensor (ESP)
7 15A Dubbele bediening lesauto - naderhand ingebouwd al armsysteem
9 30A Elektrisch bediende ruiten achter
10 40A Achterruit- en buitenspiegelverwarming 11 15A Ruitenwisser achter
12 30A Elektrisch bediende ruiten vóór - schuif-/kanteldak
14 10A Servicecentrale motor - airbags - stuurkolomschakelaars - regensensor
15 15A Instrumentenpaneel - multifunctioneel display - aircond itioning - autoradio
16 30A Bediening centrale portiervergrendeling
20 10A Remlicht rechts
21 15A Remlicht links - derde remlicht
22 20A Plafonnier vóór - kaartleeslampje - verlichting dashboardkastje - aansteker
S1 Shunt Shunt PARC
Page 110 of 123

103
PRAKTISCHE INFORMATIE
-
Zekering Ampère Functies
1 10A Elektronische eenheid voorgloeien (diesel) - sensor water in brandst
of - schakelaar
achteruitrijlicht - snelheidssensor - luchthoeveelheidsmeter (diesel)
2 15A Elektroklep absorptievat - brandstofpomp
3 10A Elektronische eenheid motor ABS/ESP - remlichtschakelaar ESP
4 10A Elektronische eenheid automatische transmissie - elektronische eenheid motor
5 - Vrij
6 15A Mistlampen vóór
7 20A Koplampsproeierpomp
8 20A Relais motorventilateur - elektronische eenheid motor - inspuitpo
mp
diesel - brandstofdrukregelaar diesel - elektroklep motormanagement
9 15A Dimlicht links
10 15A Dimlicht rechts
11 10A Grootlicht links
12 15A Grootlicht rechts
13 15A Claxon
14 10A Ruitensproeierpomp voor en achter
15 30A Voorverwarming smoorklephuis - inspuitpomp diesel - lambdasonde - ele
ktronische
eenheid motor - luchthoeveelheidsmeter - bobine - elektroklep mot ormanagement -
voorverwarming brandstof (diesel) - verstuivers
16 30A Relais luchtpomp
17 30A Hoge en lage snelheid ruitenwissers
18 40A Aanjager