Peugeot 208 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2018Pages: 240, PDF Size: 7.79 MB
Page 41 of 240
39
Stoelverwarming
F Bij draaiende motor kunt u met de draaiknop
de stoelver warming inschakelen en een
verwarmingsstand selecteren:
0: Uit.
1: Laag.
2: Gemiddeld.
3: Hoog.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelver warming zo snel mogelijk
in een lagere stand.
U kunt de functie uitschakelen zodra
de temperatuur van de stoelen en
het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt.
Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waar van de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.) kunnen
brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen zoals
kussens of stoelhoezen wordt gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement in de
stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om de
stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.Armsteun
Deksel met handgreep
F
T
il de handgreep op om het deksel te
openen.
Opbergvak in de middenconsole
F
B
eweeg de armsteun volledig omhoog.
3
Ergonomie en comfort
Page 42 of 240
40
Eendelige bank
Eendelige achterbank met een zitting die niet opgeklapt
kan worden en een rugleuning die neergeklapt kan worden.
Neerklappen van de rugleuning
van de achterbank
F Schuif de voorstoelen indien nodig naar voren.
F Plaats de buitenste veiligheidsgordels tegen de rugleuning en maak ze vast.
F
Z
et de hoofdsteunen in de laagste stand. F
D
ruk de knoppen 1 gelijktijdig in om
rugleuning 2 te ontgrendelen.
F
K
lap rugleuning 2 op de zitting.
Rechtop zetten van de
rugleuning
F Zet rugleuning 2
rechtop.
F V ergrendel de rugleuning en controleer of de rode
markering van de knoppen 1
niet meer zichtbaar is.
F
M
aak de buitenste veiligheidsgordels los en plaats
ze zo dat ze gebruiksklaar zijn.
2/3 - 1/3 deelbare achterbank
U kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel
(1/3) van de rugleuning van de achterbank
neerklappen om de bagageruimte te vergroten.
De zitting bestaat uit één deel en kan niet
opgeklapt worden.
Neerklappen van de rugleuning
van de achterbank
F Schuif de voorstoel indien nodig naar voren. F
H
oud de desbetreffende buitenste
veiligheidsgordel tegen de rugleuning en
maak deze vast.
F
Z
et de desbetreffende hoofdsteun in de
laagste stand of verwijder hem.
F
O
ntgrendel de rugleuning door knop 1 van
rugleuning 2 in te drukken.
F
K
lap rugleuning 2 op de zitting.
De zitting van de achterbank kan niet worden
verwijderd.
Ergonomie en comfort
Page 43 of 240
41
Rechtop zetten van de
rugleuning
F Zet rugleuning 2 rechtop.
F V ergrendel de rugleuning; controleer of de
rode markering bij knop 1
niet meer zichtbaar
is.
F
M
aak de veiligheidsgordels los en plaats ze op
zo'n manier dat ze gebruikt kunnen worden.
F
P
laats de hoofdsteun(en).
Bij het neerklappen van de rugleuning mag de
middelste veiligheidsgordel niet worden vastgemaakt,
deze moet plat op de rugleuning worden gelegd.
Let erop dat bij het terugplaatsen van
de rugleuning van de achterbank de
veiligheidsgordels niet klem komen te zitten.
Om de inhoud van de bagageruimte te vergroten
kunt u uitsluitend de rugleuningen van de achterbank
neerklappen; de zitting kan niet worden opgeklapt.
Hoofdsteunen
De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand
(omhoog) en een opgeborgen stand (omlaag).
De hoofdsteunen kunnen worden verwijderd en
onderling worden uitgewisseld.
Verwijderen van een hoofdsteun:
F t rek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag,
F
d
ruk ver volgens pal A in.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Praktische informatie
Ventilatie- en airconditioningssysteem
gebruiken
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5
tot 10 minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
3
Ergonomie en comfort
Page 44 of 240
42
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan
en de temperatuur in het interieur hoog is
opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de regeling van de
luchtopbrengst voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed ver verst
wordt.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder
de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Ventilatie- en airconditioningssysteem
onderhouden
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u
een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
onaangename geuren en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de
airconditioning te garanderen het
systeem regelmatig controleren zoals
voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje. Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t
-
systeem.
Verwarming
1. Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
Temperatuur
F Draai knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm) om de temperatuur in te stellen.
Luchtopbrengst
F Draai knop 2 in één van de zes standen om
de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in stand " 0" staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Met knop 3 kunt u de luchtverdeling in het
in terieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en voetenruimte.
Voetenruimte.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Ergonomie en comfort
Page 45 of 240
43
Handbediende airconditioning
1.Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. In-/uitschakelen van de airconditioning.
Automatische airconditioning
met gescheiden regelingTemperatuur
F Draai knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm) om de temperatuur in te stellen.
Luchtopbrengst
F Draai knop 2 in één van de zes standen om
de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in stand " 0" staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Met knop 3 kunt u de luchtverdeling in het
in terieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en voetenruimte.
Voetenruimte.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of
uit te schakelen. Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt
u
gedurende enige tijd de recirculatiestand
inschakelen door op toets 4 te drukken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
De airconditioning werkt niet als knop 2 in
stand " 0" staat.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename
verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
1. Regeling van de temperatuur voor de
linker- of rechterzijde.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Automatisch programma "Zicht".
3
Ergonomie en comfort
Page 46 of 240
44
Stand AUTO
F Druk meerdere keren op toets 6 "AUTO ".
Het geactiveerde programma, zoals hieronder
beschreven, wordt weergegeven op het display:
Voor een aangenaam comfort en een
zo laag mogelijk geluidsniveau, doordat
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagersnelheid geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
voornamelijk naar de voorruit, de zijruiten
en de voetenruimten geleid.
Handbediening
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen. De
overige functies blijven dan automatisch
geregeld.
Zodra u
een instelling wijzigt, dooft het lampje
van toets 6 .
F Druk nogmaals op toets 6 om terug te keren
naar het automatische comfortprogramma.
Programma "Zicht"
Zie voor meer informatie over gebruik van
het programma "zicht" 7
het desbetreffende
gedeelte in de rubriek "Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste zijruiten".
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op
een temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
F Duw toets 1 omlaag (blauw) om de waarde
te verlagen of omhoog (rood) om de waarde
te verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor een optimaal
c omfort. Desgewenst kunt u een andere waarde
instellen; een waarde tussen 18
en 24 is gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam dat het
verschil in instelling links en rechts niet meer dan
3
bedraagt.
Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
D
uw toets 1 omlaag tot "LO" wordt
weergegeven of omhoog tot " HI" wordt
weergegeven. Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of
uit te schakelen.
Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt
u
gedurende enige tijd de recirculatiestand
inschakelen door op toets 4
te drukken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
De airconditioning werkt niet als knop 2 in
stand "0" staat.
Ergonomie en comfort
Page 47 of 240
45
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename
verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op toets 3 om de
luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voorruit en de zijruiten (ontwasemen of
ontdooien),
-
d
e middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
-
d
e voetenruimten.
Luchtopbrengst
F Druk op de toets 2 "gevulde propeller" om
de luchtopbrengst te verhogen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
wordt op het display weergegeven en wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk
opgevuld.
F
D
ruk op de toets 2 "lege propeller " om de
luchtopbrengst te verlagen.
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op de toets 2 "lege propeller " voor
de luchtopbrengst tot het symbool van
de propeller is verdwenen en "- - -" wordt
weergegeven. Alle functies van het airconditioningsysteem
zijn nu uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel
een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de
ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert.
Als u op de toets 2 "gevulde propeller
" d rukt,
wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij
de instellingen van vóór de uitschakeling
worden toegepast.
Recirculatie van de
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en de zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk gebruiken
om sneller warme of koele lucht te verkrijgen.
F Druk op toets 4 om de lucht in het interieur
te laten recirculeren of om de toevoer van
buitenlucht toe te staan.
Wanneer de recirculatie van de interieurlucht
ingeschakeld is, wordt het symbool
weergegeven of gaat het lampje branden
(afhankelijk van de uitvoering). Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen
dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Met verwarming
F Zet de knoppen van de luchtopbrengst
2, de temperatuur 1
en de luchtverdeling
3
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
Met handbediende
airconditioning
F Zet de knoppen van de luchtopbrengst 2, de temperatuur 1
en de luchtverdeling
3
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
F Druk voor airconditioning op toets 5 ; het
lampje van de toets gaat branden.
3
Ergonomie en comfort
Page 48 of 240
46
Plafonnier
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Aan/uit
F Druk op deze toets om de achterruit en
buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien
(afhankelijk van de uitvoering).
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
Met automatische airconditioning
en gescheiden regeling
AUTO – Programma " Zicht"
Inschakelen
F Druk op toets 7 om de voorruit en de
zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de luchttemperatuur, de luchtopbrengst
en de luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling
zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo
snel mogelijk schoon worden.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op toets 7 of toets 6; het
lampje van toets 7 gaat uit en het lampje
van toets 6
gaat branden.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in werking
is, de STOP-stand niet beschikbaar is.
De achterruitverwarming werkt
uitsluitend bij draaiende motor. 1.
Plafonnier
2. Kaartleeslampjes
In deze stand gaat de
interieurverlichting geleidelijk
branden:
- als de auto wordt ontgrendeld,
- a ls de sleutel uit het contact wordt ver wijderd,
-
a
ls een portier wordt geopend,
-
b
ij het ontgrendelen met de afstandsbediening.
Ergonomie en comfort
Page 49 of 240
47
Kaartleeslampjes
Sfeerverlichting interieur
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaan de leds van het
panoramadak automatisch branden als de
parkeerlichten worden ingeschakeld.
De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:
-
a
ls de auto wordt vergrendeld,
-
a
ls het contact wordt aangezet,
-
3
0
seconden na het sluiten van het laatste
portier.
Permanent uit.
Permanent aan.
Als de interieurverlichting permanent is
ingeschakeld, blijft deze gedurende een
bepaalde tijd branden:
-
b
ij afgezet contact: ongeveer
10
minuten,
-
i
n de eco-mode: ongeveer 30 seconden,
-
b
ij draaiende motor: onbeperkt.
F Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.
Zorg er voor dat niets contact maakt met
de plafonnier.
Uitschakelen
De sfeer verlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld. De sfeer verlichting van het interieur
kan in het menu Rijden/Auto worden
geconfigureerd.
Zonnescherm panoramadak
Openen
F Trek het zonnescherm met de handgreep naar achteren tot de gewenste stand is bereikt.
3
Ergonomie en comfort
Page 50 of 240
48
Sluiten
F Trek het zonnescherm met de handgreep naar voren tot de gewenste stand is bereikt.
Voorzieningen interieur
Matten
Aanbrengen
Wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan
b estuurderszijde, gebruik dan uitsluitend de
bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen
Verwijderen van de mat aan bestuurderszijde:
F z et de stoel in de achterste stand,
F
m
aak de bevestigingen los,
F
v
erwijder vervolgens de mat.
Monteren
Terugplaatsen van de mat aan bestuurderszijde:
F l eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
ruk de bevestigingen vast,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Ergonomie en comfort