alarm Peugeot 208 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2018Pages: 240, PDF Size: 7.79 MB
Page 4 of 240
2
.
.
Instrumentenpanelen 8
W aarschuwings-/verklikkerlampjes 10
Indicatoren
2
0
Koelvloeistoftemperatuur
21
Boordcomputer
24
Datum en tijd instellen
2
6
Dimmer dashboardverlichting
2
7Sleutel met afstandsbediening
2
8
Centrale vergrendeling
3
0
Noodprocedures
30
Bagageruimte
32
Alarm
33
Elektrisch bedienbare ruiten
3
4
PEUGEOT i- Cockpit
3
6
Stuurwielverstelling
36
Spiegels
36
Voor stoelen
3 8
Eendelige bank
4
0
2/3 - 1/3 deelbare achterbank
4
0
Verwarming
42
Handbediende airconditioning
4
3
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
4
3
Recirculatie van de interieurlucht
4
5
Ontwasemen – ontdooien voorruit en
voorste zijruiten
4
5
Ontwasemen – ontdooien achterruit
4
6
Plafonnier
46
Sfeerverlichting interieur
4
7
Zonnescherm panoramadak
4
7
Voorzieningen interieur
4
8
Voorzieningen bagageruimte
4
9
Hoedenplank
50Lichtschakelaar
51
Richtingaanwijzers
5
2
Automatische verlichting
5
2
Dagrijverlichting/Parkeerlichten
5
4
Hoogteverstelling van de koplampen
5
4
Statische bochtverlichting
5
5
Ruitenwisserschakelaar
55
Ruitenwisserbladen vervangen
5
6
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid
5
8
Alarmknipperlichten
58
Noodoproep of pechhulpoproep
59
E
lektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
6
0
Veiligheidsgordels
6
2
Airbags
65
Kinderzitjes
68
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
68
ISOFIX-kinderzitjes
74
Kinderslot
79
InstrumentenpaneelToegang tot de auto
Overzicht
Ergonomie en comfort Verlichting en zicht
Veiligheid
Eco-rijden
Inhoudsopgave
Page 7 of 240
5
Stuurkolomschakelaars
1
Lichtschakelaar
Richtingaanwijzers
2
Toetsen op het stuur wiel
voor bediening van
de functies van het
touchscreen: volume,
veranderen van audiobron
3
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer
Snelheden opslaan
4
Radiobediening aan de stuurkolom
Schakelaarpaneel aan de
zijkant
(afhankelijk van de uitvoering)Inschakelen van de Park Assist
of Uitschakelen van de parkeerhulp
achter
Uitschakelen van de systemen
DSC en ASR Uitschakelen van het Stop & Start-
systeem
Resetten van het
bandenspanningscontrolesysteem
(zonder touchscreen)
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
Inschakelen van de elektrische
kinderbeveiliging
Koplampen verstellen
Centraal geplaatste rij
schakelaars
Centrale vergrendeling
Alarmknipperlichten
5
Bestuurdersairbag
Claxon
6
Ruitenwisserschakelaar
Boordcomputer
7
Toetsen op het stuur wiel
voor bediening van de
functies van het touchscreen
.
Overzicht
Page 30 of 240
28
Sleutel met afstandsbediening
Systeem om de auto centraal te ontgrendelen
en te vergrendelen met de sleutel in het
portierslot of met de afstandsbediening.
Met dit systeem kan de auto bovendien
worden gelokaliseerd en de motor worden
gestart. Daarnaast ver vult het een rol in de
diefstalbeveiliging.
A.Uitklappen/inklappen.
B. Ontgrendelen.
Alarm uitschakelen.
C. Vergrendelen.
Lokaliseren.
Alarm inschakelen.
D. Follow me home-verlichting.
Uitklappen/inklappen van
de sleutel
F Druk op knop A om de sleutel uit of in te
klappen. Wanneer u
deze knop niet indrukt, kan de
afstandsbediening beschadigd raken.
Ontgrendelen van de auto
Met de sleutel
F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier richting de voorzijde
van de auto om deze te ontgrendelen.
Met de afstandsbediening
F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door het
gedurende enkele seconden snel knipperen
van de richtingaanwijzers. De buitenspiegels
worden uitgeklapt en de instapverlichting wordt
ingeschakeld (afhankelijk van de uitvoering).
Het inbraakalarm wordt niet uitgeschakeld als
de auto met de sleutel wordt ontgrendeld.
Selectieve ontgrendeling van het
bestuurdersportier
Standaard is de volledige ontgrendeling
geactiveerd. De selectieve ontgrendeling kan in-
of uitgeschakeld worden met behulp
van het touchscreen via het menu
Rijden/Auto .
F Druk op deze knop om alleen het
bestuurdersportier te ontgrendelen.
Druk twee keer kort achter elkaar
op de knop om de overige portieren
en de achterklep te ontgrendelen.
Vergrendelen van de auto
Met de sleutel
F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier naar de achterzijde
van de auto om deze te vergrendelen.
Controleer of de portieren en de
achterklep goed zijn gesloten.
Met de afstandsbediening
F Druk op deze knop om de auto te vergrendelen.
Het vergrendelen wordt bevestigd door het
gedurende ongeveer twee seconden branden
van de richtingaanwijzers. De buitenspiegels
worden ingeklapt (afhankelijk van de
uitvoering).
Als een van de portieren of de achterklep
geopend is, werkt de centrale vergrendeling
niet: u hoort de sloten dan direct na het
vergrendelen weer openspringen.
Toegang tot de auto
Page 33 of 240
31
F Draai binnen 5 seconden de sleutel nogmaals
richting de achterzijde van de auto om de
super vergrendeling van de auto in te schakelen.
Het gedurende enkele seconden knipperen van de
richtingaanwijzers geeft aan dat de procedure goed
is uitgevoerd.
Als uw auto is uitgerust met het alarmsysteem,
wordt het alarm niet ingeschakeld bij het
vergrendelen met de sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld, klinkt
de sirene bij het openen van het portier. De
sirene stopt als het contact wordt aangezet.
Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik in de volgende situaties deze
procedures:
-
s
toring van de centrale vergrendeling;
-
a
ccu losgekoppeld of ontladen.
In het geval van een storing in het centrale
vergrendelingssysteem, moet de accu
worden losgekoppeld om de achterklep
te vergrendelen, zodat de auto volledig is
vergrendeld.
Bestuurdersportier
F Draai de sleutel in de richting van de achterzijde van de auto om deze te
vergrendelen, of in de richting van de
voorzijde om de auto te ontgrendelen.
Passagiersportieren
Ontgrendelen
F T rek aan de handgreep aan de binnenzijde.
Vergrendelen
F
O
pen het portier.
F
C
ontroleer of het kinderslot van de
achterportieren niet geactiveerd is. Zie de
desbetreffende rubriek.
F Ver wijder de zwarte dop op de zijkant van het portier met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel zonder te forceren in het gat
en beweeg, zonder de sleutel te draaien, de pal
zijwaarts richting de binnenzijde van het portier.
F
V
er wijder de sleutel en breng de zwarte dop
aan.
F
S
luit de portieren en controleer van buitenaf of
de auto goed is vergrendeld.
Vervangen van de batterij
Als de batterij van de afstandsbediening
leeg is, wordt u gewaarschuwd door
dit lampje, een geluidssignaal en een
melding op het display.
Batterij, ref.: CR1620/3 volt.
F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los en
verwijder het deksel.
F
V
er wijder de lege batterij uit de behuizing.
F
P
laats de nieuwe batterij op de juiste
wijze (polariteit), en klik het deksel op de
behuizing.
F
S
ynchroniseer de afstandsbediening.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het synchroniseren van
de afstandsbediening .
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever lege batterijen in bij een
speciaal inzamelpunt.
2
Toegang tot de auto
Page 35 of 240
33
Als de centrale vergrendeling niet werkt,
moet de accu worden losgekoppeld om de
achterklep te kunnen vergrendelen zodat
de auto volledig is vergrendeld.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak
en diefstal. De volgende beveiligingsfuncties
worden door het systeem uitgevoerd:
-
O
mtrekbeveiliging: Het systeem
controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een portier,
de achterklep of de motorkap probeert te
openen.
-
I
nterieurbeveiliging: Dit systeem treedt in
werking als er bewegingen in het interieur
worden waargenomen. Het alarm gaat af
als er een ruit wordt ingeslagen, als iets of
iemand de auto binnendringt of als iets of
iemand in de auto beweegt. Zelfbeveiligingsfunctie:
dit systeem
treedt in werking als iemand probeert het
alarm te saboteren. Het alarm gaat af als
iemand probeert de accu, de knop of de
kabels van de sirene uit te schakelen of te
beschadigen.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarm.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
De omtrekbeveiliging wordt na 5
seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na
45
seconden. F
V
ergrendel de auto of schakel
de super vergrendeling in met de
afstandsbediening.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, gaat
het lampje van de toets één keer per seconde
knipperen en gaan de richtingaanwijzers
ongeveer 2
seconden branden. Indien bijvoorbeeld een portier of de
achterklep niet goed is gesloten, wordt
de auto niet vergrendeld, maar worden
de omtrek- en interieurbeveiliging na
45
seconden wel ingeschakeld.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.
Het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld; het lampje
van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen
gedurende ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30 seconden niet
een van de portieren of de achterklep wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30
seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
2
Toegang tot de auto
Page 36 of 240
34
Als het lampje van de knop snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de auto met
alleen de omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt
achtergelaten;
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op deze knop
tot het verklikkerlampje blijft
branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het lampje knippert één keer per
seconde.
Inschakelen van de interieurbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening.
F
S
chakel het alarmsysteem op de
gebruikelijke wijze in.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:
F O ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
De interieurbeveiliging wordt uitsluitend
uitgeschakeld als deze procedure elke keer na
het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.
Elektrisch bedienbare
ruiten
Handbediende werking
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten. 1.
Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
3. Rechtsachter.
4. Linksachter.
5. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare
ruiten achter.
Toegang tot de auto
Page 60 of 240
58
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in
staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Belangrijke informatie:
- H et monteren van elektrische uitrustingen
of accessoires die niet onder een
artikelnummer in het assortiment van
PEUGEOT voorkomen, kan tot een
hoger verbruik leiden en storingen in
het elektronische systeem van uw auto
veroorzaken. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk voor meer informatie
over het aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische systemen
in de auto, uitsluitend voorbehouden
aan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap
(kans op storingen in de elektronische
systemen die kunnen leiden tot pech of
ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan,
of die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het ver vallen van de
wettelijke en contractuele garanties.Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u
een radiocommunicatiezender
monteert, moet u
bij het PEUGEOT-
netwerk de technische gegevens
van compatibele zenders opvragen
(frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften),
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen
alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de mate van remvertraging,
automatisch ingeschakeld.
Veiligheid
Page 61 of 240
59
Noodoproep of
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS** Afhankelijk van de geografische dekking van de functies "Peugeot Connect SOS" en
"Peugeot Connect Assistance", en van de
officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
diensten PEUGEOT CONNECT kunt
u
bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
Druk in geval van nood langer
dan 2
seconden op deze toets.
Het knipperen van de led en het
gesproken bericht bevestigen dat
de oproep is verstuurd naar de
alarmcentrale "Peugeot Connect
SO S " *.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt
de oproep geannuleerd en gaat de led uit.
De led blijft branden (zonder te knipperen)
wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat de led uit.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem
de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de
alarmcentrale niet operationeel is of wanneer
de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt
de oproep meteen doorgestuurd naar de
hulpdiensten (112), zonder lokalisatie van de
auto.
Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het lampje 3 seconden
b randen. Dit duidt op een goede werking van het systeem.
Het lampje blijft rood branden: er is een storing in het
systeem.
Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet worden
vervangen.
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Peugeot Connect Assistance
Druk langer dan 2 seconden op
d eze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Zodra u weer gas geeft, gaan de
alar mknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door op de schakelaar te drukken.
"Peugeot Connect SOS" lokaliseert
onmiddellijk uw auto, spreekt u toe in uw
landstaal** en roept indien nodig de hulp in van In beide gevallen is het mogelijk dat de
noodoproep of pechhulpoproep niet meer
werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
**
A
fhankelijk van de geografische dekking
van de functies "Peugeot Connect SOS" en
"Peugeot Connect Assistance", en van de
officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
diensten PEUGEOT CONNECT kunt
u
bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
5
Veiligheid
Page 123 of 240
121
Gevarendriehoek
Voordat u uit de auto stapt om de
g evarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen,
moet u
de alarmknipperlichten inschakelen en
uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken.
Raadpleeg voor het gebruiken van de gevarendriehoek
de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
Op de weg plaatsen van de
gevarendriehoek
F Plaats de gevarendriehoek achter de auto en houd u aan de ter plaatse geldende
wettelijke voorschriften.
De gevarendriehoek is als accessoire
leverbaar, raadpleeg uw PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Brandstoftank leeg
(diesel)
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van
een lege brandstoftank noodzakelijk om het
brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor uitvoeringen met een
handopvoerpomp de afbeelding van de
motorruimte.
Zie de desbetreffende rubriek als de tank van
uw auto is voorzien van een tankbeveiliging .
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig
dan uw startpoging en herhaal de
procedure.
1.5 BlueHDi-motor (Euro 6.2)
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 1 minuut en zet het
contact af.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Als de motor niet wil starten, voer dan de
procedure nogmaals uit.
1.6 BlueHDi-motor (Euro 6.1)
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10
keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Overige motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp totdat
u
weerstand voelt (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor om de motor te starten
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan
ongeveer 15
seconden en start de motor
opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en ver volgens de startmotor opnieuw.
F
B
reng de sierkap van de motor aan en klem
deze vast.
F
S
luit de motorkap.
8
In geval van pech
Page 124 of 240
122
Bandenreparatieset
Scan de QR-code op pagina 3 om
v erklarende video's te bekijken.
De bandenreparatieset bestaat uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u
de band tijdelijk repareren ,
zodat u
de dichtstbijzijnde garage kunt
bereiken.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke
banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
Toegang tot de set
Deze set bevindt zich in de opbergruimte
onder de vloer, onder de vloerplaat van de
bagageruimte.
De elektrische installatie van de auto biedt de
mogelijkheid een compressor aan te sluiten en
te gebruiken voor de duur die nodig is om een
gerepareerde lekke band op spanning te brengen.
Samenstelling van de set
1. 12V-compressor, met geïntegreerde
manometer.
2. Flacon met afdichtmiddel, met
geïntegreerde slang.
3. Sticker met snelheidslimiet.
Reparatiemethode
F Parkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
F
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
dragen van een reflecterend veiligheidsvest,
enz.) conform de regels die gelden in het
land waar u
zich bevindt.
F
Z
et het contact af. F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
Ver wijder niet het voor werp dat het lek
heeft veroorzaakt uit de band.
F
S
luit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
F
K
eer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze aan de desbetreffende
uitsparing van de compressor.
In geval van pech