Peugeot 208 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2019Pages: 263, PDF Size: 9.67 MB
Page 101 of 263

99
Uitschakelen/inschakelen van de
parkeerhulp vóór en achter
Zonder touchscreen
F U kunt het systeem in- of uitschakelen door op deze toets te drukken.
Het verklikkerlampje brandt als het systeem is
uitgeschakeld.
De functie kan worden uit- of
ingeschakeld via het menu Rijden/
Auto.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
zodra een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager wordt gemonteerd
(auto's voorzien van een door PEUGEOT
aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Beperkingen van de werking
- Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren.
-
B
epaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-
O
phopingen van sneeuw of dode bladeren
op de weg kunnen de werking van de
sensoren van de auto verstoren.
-
E
en aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld:
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
-
B
ij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
-
D
e sensoren kunnen worden beïnvloed
door slechte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval, enz.).
Aanbevelingen over
onderhoud
Zorg er voor dat de sensoren bij slecht
of winters weer niet bedekt zijn met
modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
Wassen met een hogedrukreiniger
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren.
Storing
Als er een storing optreedt
bij het inschakelen van de
achteruitversnelling, gaat op
het instrumentenpaneel dit
verklikkerlampje branden, in
combinatie met de weergave van
een melding en een geluidssignaal
(kort piepsignaal).
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Met touchscreen
6
Rijden
Page 102 of 263

100
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd
wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De beelden van de camera worden weergegeven op
het touchscreen.
De achteruitrijcamera kan gecombineerd worden
met het parkeerhulpsysteem.
De op de beelden weergegeven strepen helpen
u de manoeuvre uit te voeren.
Ze worden weergegeven als strepen "op de
weg" en geven niet de positie van de auto ten
opzichte van hoge obstakels (bijvoorbeeld
andere auto's) weer.
Een zekere ver vorming van het beeld is
normaal. De blauwe strepen 1
geven de rijrichting van de
auto weer (de afstand tussen de strepen komt
overeen met de breedte van uw auto zonder de
buitenspiegels).
De rode streep 2 geeft een afstand van 30 cm
achter de achterbumper van uw auto weer.
De groene strepen 3 geven een afstand van
circa 1 en 2 meter achter de achterbumper van
uw auto weer.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto de
spuitmond op minimaal 30
cm van de
cameralens.
Als de achterklep wordt geopend,
verdwijnen de beelden van de camera.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
Park Assist
Dit systeem detecteert een parkeerplek
en assisteert u bij het in- en uitparkeren
(fileparkeren).
Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
De bestuurder moet er voor zorgen dat de auto
tijdens de manoeuvre onder controle blijft en geen
obstakels kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden detecteren de
sensoren mogelijk geen kleine obstakels die zich in
hun dode hoeken bevinden.
Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen en steek niet uw
handen tussen de spaken van het
stuurwiel.
Let op voor werpen die het draaien van het
stuurwiel kunnen hinderen (wijde kleding,
sjaal, das enz.) – Kans op letsel!
Het systeem bedient de stuurinrichting en
informeert de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak bedient de bestuurder het
gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak
en de koppeling.
Bij een automatische transmissie bedient de
bestuurder het gaspedaal, het rempedaal en de
selectiehendel.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het
stuur zelf weer overnemen.
Rijden
Page 103 of 263

101
Het systeem meet bij het fileparkeren
geen parkeerruimtes op waar van de
afmetingen aanmerkelijk groter of kleiner
zijn dan het formaat van de auto.
De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de
manoeuvres automatisch geactiveerd.
Het is dus mogelijk dat in combinatie met
een geluidssignaal een pictogram op het
scherm verschijnt, wat geen gevolgen
heeft voor de parkeermanoeuvre.
Als de gemonteerde banden een andere maat
hebben dan de originele banden (extra brede
banden, winterbanden enz.), kan de werking van
het parkeerhulpsysteem negatief worden beïnvloed.
Als het Park Assist-systeem actief is, gaat het
Stop & Start-systeem niet over op de STOP-
stand. In de STOP-stand wordt bij het activeren
van het Park Assist-systeem de motor gestart.
Fileparkeren – inparkeren
F Verminder als u een lege parkeerplek ziet
uw snelheid tot maximaal 20 km/h.
Het systeem assisteert u
bij het fileparkeren,
zowel bij inparkeren als bij uitparkeren.
F
Z
et uw auto stil vóór de lege parkeerplek.
Activeren van het Park Assist-systeem:
F
D
ruk op deze toets.
Het lampje van de toets blijft uit.
Er verschijnt een melding op het scherm. F
S
electeer de functie voor het inparkeren in
een fileparkeervak.
Het lampje van de toets gaat branden.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in om aan te
geven aan welke zijde u
gaat parkeren.
F
R
ijd langs de parkeerplek met een snelheid
lager dan 20
km/h om de beschikbare
ruimte te meten en zorg er daarbij voor
dat u
een afstand van 0,5 tot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
6
Rijden
Page 104 of 263

102
F Rijd vooruit tot een nieuwe melding verschijnt.
F
Z
et de auto in de achteruitversnelling en
laat het stuurwiel los. De geassisteerde inparkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 8
km/h) en ga door met
de manoeuvre op basis van de aanwijzingen
van de functie "Parkeerhulp" tot er een melding
verschijnt die aangeeft dat de manoeuvre is
voltooid.
Het lampje van de toets dooft en er klinkt een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Uitparkeren na fileparkeren
F Start de motor wanneer u de parkeerplek
wilt verlaten.
Activeren van het Park Assist-systeem, bij
stilstaande auto:
F
D
ruk op deze toets.
Het lampje van de toets blijft uit.
Er verschijnt een melding op het scherm.
F
S
electeer de functie voor het uitparkeren uit
een fileparkeervak.
Het lampje van de toets gaat branden.
F
S
chakel de richtingaanwijzer in om aan te
geven dat u
de parkeerplek gaat verlaten.
D
e richtingaanwijzers blijven gedurende de
manoeuvre knipperen, ongeacht de stand
van de hendel.
F
S
chakel de 1e versnelling of de
achteruitversnelling in en laat het stuur wiel
vervolgens los.
Zodra de meting voltooid is en de gemeten
ruimte voldoende groot is, geeft een melding
aan dat de parkeermanoeuvre kan beginnen.
Rijden
Page 105 of 263

103
De geassisteerde uitparkeermanoeuvre is nu
begonnen.
Rijd stapvoets (max. 5 km/h) en ga door met de
manoeuvre op basis van de aanwijzingen van de
functie "Parkeerhulp" tot er een melding wordt
weergegeven die aangeeft dat de manoeuvre is
voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra de voor wielen
van de auto zich buiten de parkeerplek bevinden.
Het lampje van de toets dooft en er klinkt een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Deactiveren
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
- a ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls er binnen 5 minuten na het selecteren
van het type manoeuvre niet wordt gestart
met een manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
a
ls de maximaal toegestane snelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
a
ls de bestuurder de toets van het Park
Assist-systeem indrukt,
-
a
ls het niet mogelijk is om de auto correct in
of uit te parkeren (te veel manoeuvres nodig
voor het in- of uitparkeren),
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls één van de voor wielen op een obstakel
stuit.
Er wordt een melding weergegeven op het
scherm. De bestuurder moet dan het stuur weer
overnemen.
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder
het systeem handmatig weer activeren om
de manoeuvre voort te zetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
- b ij het trekken van een aanhanger,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid van meer dan
70
km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur
te laten uitschakelen het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 106 of 263

104
Storingen
Als er een storing in het systeem
optreedt, gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel branden en/of
verschijnt een melding op het scherm
in combinatie met een geluidssignaal
(kort piepsignaal).
Het lampje knippert enkele
seconden. Als de storing optreedt
tijdens het gebruik van het systeem,
gaat het lampje uit.
In het geval van een storing in de
stuurbekrachtiging worden deze pictogrammen
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Tijdens een manoeuvre houdt het Park Assist-
systeem geen rekening met onderdelen of
voor werpen die buiten de carrosserie (in de
lengte of breedte) van de auto uitsteken.
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet zijn
bedekt met vuil, ijs of sneeuw.
Laat in het geval van een storing het
systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Rijden
Page 107 of 263

PEUGEOT & TOTAL
EEN SAMENWERKING IN HET
TEKEN VAN PRESTATIES!
TOTAL QUARTZ beschermt uw motor tegen de
tand des tijds.
TOTAL QUARTZ Ineo First is een uiterst hoogwaardig
smeermiddel dat door de R&D-teams van Peugeot
en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve
technologie van deze speciaal voor Peugeot-motoren
ontwikkelde motorolie draagt in belangrijke mate bij
tot het terugdringen van de CO
2-uitstoot en beschermt
de motor effectief tegen vervuiling.
Het PEUGEOT TOTAL-team weet hoe prestatiegrenzen
onder de meest veeleisende omstandigheden
verlegd kunnen worden. Dit werd bevestigd door de
drievoudige overwinning die in 2017
werd behaald.
Voor deze uitzonderlijke prestaties voorzagen de
teams van Peugeot Sport hun Peugeot 3008
DKR van
TOTAL QUARTZ, een hoogwaardig smeermiddel dat
onder de meest extreme omstandigheden de motor
optimaal beschermt.
Page 108 of 263

106
Geschikte brandstoffen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die bij tankstations getankt kunnen worden:Benzine die voldoet aan de norm
EN228
en is gemengd met een
biobrandstof die voldoet aan de
norm EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen
aan de norm B715001
mogen worden
gebruikt.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden:Raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie …)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit). Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000
is
toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in het brandstofsysteem van uw
auto veroorzaken. Om dit te voorkomen is het
raadzaam winterdiesel te tanken en de tank
voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur
lager dan -15°C moeilijk aanslaat, laat dan
de auto even in een garage of ver warmde
werkplaats staan.
Reizen naar het buitenland
Sommige brandstoffen kunnen de motor
van uw auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoor t te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke
commerciële benaming enz.) om de goede
werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN590
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met
een gehalte aan methyl-ester vetzuren
van 0
tot 7%), Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met
een gehalte aan methyl-ester vetzuren
van 0
tot 10%),
Paraffinehoudende diesel die voldoet
aan de richtlijn EN15940
gemengd met
biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0
tot 7%).
De brandstof B20
of B30
die voldoet
aan de richtlijn EN16709
is ook geschikt
voor de dieselmotor van uw auto. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften
(voor "Zware rijomstandigheden") strikt
worden nageleefd.
Praktische informatie
Page 109 of 263

107
Brandstoftank
Inhoud van de tank:
- ongeveer 50
liter (benzine).
-
ongeveer 50
liter (diesel).
-
ongeveer 45
liter (BlueHDi-diesel).
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af met de sleutel.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau
is bereikt, gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel branden. Er
zit nog ongeveer 5
liter brandstof
in de tank. Als het lampje knippert,
zit er nog maar een minimale
hoeveelheid brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u
zonder brandstof komt te staan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over een lege brandstoftank
(diesel) .
Vullen
Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep
geeft aan welke brandstof u
moet tanken voor
het type motor in uw auto.
Zolang de tankdop niet is vastgedraaid,
kan de sleutel niet uit de dop worden
verwijderd.
Bij het opendraaien van de tankdop kan
een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar
zijn. Dit is volkomen normaal en wordt
veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat
door de afdichting van het brandstofcircuit.
Om veilig te tanken:
F
Z
et altijd eerst de motor af.
F
O
pen de brandstofvulklep door met een
vinger bij uitsparing 1
hieraan te trekken.
F
S
teek de sleutel in de dop en draai de
sleutel linksom 2 . F
V er wijder de dop en bevestig deze aan de
haak aan de binnenzijde van klep 3 .
F
V
ul de tank volledig, maar laat het
vulpistool niet meer dan 3
keer afslaan;
anders kunnen er storingen optreden.
Als u
klaar bent met tanken:
F
D
raai de tankdop dicht.
F
D
raai de sleutel naar rechts en ver wijder
deze ver volgens uit de dop.
F
S
luit de brandstofvulklep.
Indien u
per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank beslist worden afgetapt voordat
de motor kan worden gestar t.
Als er minder dan 5
liter brandstof
getankt wordt, wordt deze stijging van het
brandstofniveau niet weergegeven op de
brandstofmeter.
7
Praktische informatie
Page 110 of 263

108
Onderbreking
brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het verkoopland.)
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstoftankdop verwijdert.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Druk met de tuit van de jerrycan niet tegen
de klep van de tankbeveiliging en giet
voorzichtig om er voor te zorgen dat de
brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Rijden in het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u
voordat u naar het
buitenland afreist om bij het PEUGEOT-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Wanneer u
bij een uitvoering met dieselmotor
een benzinetankpistool in de tankopening
probeert te plaatsen, wordt dit tegengehouden
door een klep. Daardoor blijft het pistool
vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u
altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
185/65
R15 9
mm
195/55
R16
2 0 5 /4 5
R17 7
mm
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie