alarm PEUGEOT 3008 2011.5 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011.5, Model line: 3008, Model: PEUGEOT 3008 2011.5Pages: 328, PDF Size: 15.89 MB
Page 4 of 328

INHOUD
IN EEN OOGOPSLAG 4-26
CONTROLE TIJDENS
HET RIJDEN 27-41VEILIGHEIDSVOORZIENINGENVOOR KINDEREN113-123
MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS 42-57VEILIGHEID 124-136
COMFORT 58-73
TOEGANG TOTDE AUTO 74-88
ZICHT 89-99INDELINGEN 100-11
2
Instrumentenpanelen 27Verklikkerlampjes 29Meters 37Regelknoppen 41
Kinderzitjes 113ISOFIX-kinderzitjes 120Kinderbeveiliging 123
Display A zonder autoradio 42Display A met autoradio 44Display C (Peugeot Connect Sound) 46Wegklapbaar kleurendisplay 16x9(Peugeot Connect Nav ) 49Wegklapbaar HD-
kleurendisplay 16x9 (Peugeot Connect 3D Nav) 51Boordcomputer 54
Richtingaanwijzers 124Alarmknipperlichten 124Claxon 124Controlesysteem
bandenspanning 125ESC 126"Grip control" 128Veiligheidsgordels 130Airbags 133
Verwarming en ventilatie 58Handbediende airconditioning 60Achterruitverwarming 61Automatische airconditioning met gescheiden regeling 62Vo orstoelen 65Achterbank 69Spiegels 71Stuurwielverstelling 73
Sleutel met afstandsbediening 74Alarm 79Elektrisch bedienbare ruiten 81Portieren 83Achterklep 85Onderste deel achterklep 86Brandstoftank 87Vulpistoolrestrictie 88
Lichtschakelaar 89Automatische verlichting 92Koplampen verstellen 92Bochtverlichting 93Ruitenwisserschakelaar 94Automatische ruitenwissers 96Plafonniers 97Sfeerverlichting 98
Indeling interieur 100Armleuning vóór 102Multimedia achter 104Panoramadak 106Indeling van de bagageruimte 107
ECO-RIJDEN 25
Page 11 of 328

9
COCKPIT
1.
Schakelaar snelheidsregelaar/-
begrenzer.
2.
Hendel stuurwielverstelling.
3.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
4.
Instrumentenpaneel.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Versnellingshendel.
7.
Elektrische parkeerrem.
8.
Middenarmsteun vóór - Peugeot
Connect USB en/of JACK-aansluiting.
9.
Hendel motorkapontgrendeling.
10.
Opbergvak bestuurderszijde
(Instructieboekje).
11 .
Schakelaar alarm.
Schakelaar parkeerhulp.
Schakelaar dynamische
stabiliteitscontrole (ESP/ASR).
Uitschakeling Stop & Start-systeem
12.
Handmatig verstellen van de
koplampen
Navigatietoets van het
instrumentenpaneel verbonden met
de Peugeot Connect 3D Nav.
13.
Schakelaars buitenspiegels.
Schakelaars ruitbediening.
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen.
14.
Zijruitontwaseming.
15.
Voorruitontwaseming.
Page 12 of 328

10
COCKPIT
1.
Contact-/stuurslot.
2.
Stuurkolomschakelaar van het
audio- en telematicasysteem.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Head-up display.
6.
Multifunctioneel display.
7.
Airbag aan passagierszijde.
8.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
9.
Dashboardkastje - Aansluitingen
audio/video - Uitschakelen
passagiersairbag.
10.
Opbergvak met net.
11 .
Schakelaar "Grip control".
12.
12V-aansluiting.
13.
Handgreep.
14.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
15.
Audio- en telematicasysteem.
16.
Schakelaars:
- head-up display
- alarmknipperlichten.
- "Distance alert".
- centrale vergrendeling.
Page 18 of 328

16
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Instrumentenpaneel
A.
Als het contact wordt aangezet, moet de
wijzer van de brandstofmeter de reste-
rende hoeveelheid brandstof aangeven.
B.
Bij draaiende motor moet het verklikker-
lampje laag brandstofniveau uitgaan.
C.
Als het contact wordt aangezet, moet de
motorolieniveaumeter enkele seconden
de melding "OIL OK"
weergeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.
27
1.
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode verklikkerlampjes branden.
2.
Bij draaiende motor moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
29
Rijen drukschakelaars
Het branden van een lampje geeft de
staat van de desbetreffende functie aan.
A.
Uitschakelen van het
Stop & Start-systeem.
162
79
164
127
82, 123
145
124
147
B.
Inbraakalarm.
C.
Parkeerhulp met grafi sche
weergave en geluidssignalen.
D.
ESP OFF (zonder
"Grip control").
E.
Kinderbeveiliging.
F.
Head-up display.
G.
Alarmknipperlichten.
H.
"Distance alert".
Onder
Midden
I.
Centrale vergrendeling. 84
Page 38 of 328

36
CO
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Laadstroom
accu
permanent.
Er is een storing in het
laadstroomcircuit van de accu
(vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo
ontspannen of gebroken...). Het lampje moet bij het starten van de motor
uitgaan. Parkeer de auto op een veilige plek.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het
geval is.
Een of meer
portier
e
n
geopend
permanent, bij een snelheid
lager dan 10 km/h.
Een portier, de achterklep,
het onderste deel van de
achterklep of de motorkap
(uitsluitend met alarm) is niet
goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent in combinatie
met een geluidssignaal,
bij een snelheid hoger
dan 10 km/h.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
of
losgemaakt.
permanent, en
knippert vervolgens in
combinatie met een
in volume toenemend
geluidssignaal. De bestuurder en/of de
voorpassagier heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast
in de gesphouder.
Airbags
tijdelijk. Het lampje brandt gedurende
enkele seconden en dooft als
het contact wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt
gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in
een van de airbags
of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Aanwezigheid
water in
brandstof
permanent. Er bevindt zich water in het
brandstoffi lter.
Risico van beschadiging van het
inspuitsysteem bij dieselmotoren.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 81 of 328

79
TO
E
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen in-
braak en diefstal. Het systeem bestaat
uit een omtrek- en een interieurbevei-
liging en is voorzien van een anti-in-
braakfunctie.
Vergrendelen van de auto metvolledig ingeschakeld alarm
Breng geen wijzigingen aan
het alarmsysteem aan, dit kan
leiden tot storingen.
De interieurbeveiliging wordt
uitsluitend uitgeschakeld als
deze procedure wordt uitge-
voerd na het afzetten van het
contact.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
)
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
)
Vergrendel de auto met de afstands-
bediening.
Het alarm wordt weer ingeschakeld met
twee beveiligingsniveaus; het controle-
lampje van de knop A
gaat uit.
Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld
Inschakelen
)
Zet het contact af en verlaat de
auto.
)
Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de ver-
grendelknop van de afstandsbedie-
ning.
Het alarm is geactiveerd; het controle-
lampje van de knop A
zal één keer per
seconde knipperen.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carros-
seriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand probeert
in te breken door een portier, de achter-
klep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er be-
wegingen in het interieur worden waar-
genomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een
stukje open wilt laten of als er een huis-
dier in de auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de kabels van de sirene, de bedienings-
eenheid of de accu door te knippen.
Uitschakelen
)
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het con-
trolelampje van de knop A
gaat uit.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
)
Zet het contact af.
)
Druk binnen 10 seconden op de
knop A
tot het controlelampje blijft
branden.
)
Verlaat de auto.
)
Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de ver-
grendelknop van de afstandsbedie-
ning.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt inge-
schakeld; het controlelampje van de knop
A
zal één keer per seconde knipperen.
Page 82 of 328

80
TO
E
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwij-
zers ongeveer dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-
trek- en interieurbeveiliging weer actief.
Als het alarm 10 keer achter
elkaar is afgegaan, wordt het
bij de elfde keer uitgescha-
keld.
Als het lampje van de knop A
snel
knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Om te voorkomen dat tijdens het
wassen van uw auto het alarm af-
gaat, is het raadzaam de auto in dat
geval met de sleutel in het slot van
het bestuurdersportier af te sluiten.
Schakel voordat u de accukabels los-
neemt het alarm uit om te voorkomen
dat de sirene afgaat.
Storing afstandsbediening
)
Ontgrendel de auto met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.
)
Open het portier; het alarm gaat af.
)
Zet het contact aan; het alarm stopt.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
controlelampje van de knop A
geduren-
de 10 seconden blijft branden, duidt dit
op een storing in de verbinding met de
sirene.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
)
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.
Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw land
is het volgende van toepassing:
- Het alarm wordt 45 seconden na-
dat de auto met behulp van de af-
standsbediening is vergrendeld,
geactiveerd, ongeacht de toestand
van de portieren en de achterklep.
- Het alarm wordt 2 minuten nadat het
laatste portier of de achterklep is ge-
sloten, geactiveerd.
)
Om het afgaan van het alarm bij
het openen van een portier of de
achterklep te voorkomen, moet
eerst op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening worden
gedrukt.
*
Volgens land van bestemming.
Page 126 of 328

124
VEI
RICHTINGAANWIJZERS
Wanneer de richtingaanwijzers
na meer dan 20 seconden nog
niet zijn uitgeschakeld, wordt
bij een snelheid van meer dan 60 km/h
automatisch het knippergeluid ver-
sterkt.
)
Links: duw de hendel helemaal om-
laag.
)
Rechts: duw de hendel helemaal
omhoog.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Gebruik de alarmknipperlichten om het
overige verkeer te waarschuwen in het
geval van fi le, pech, slepen of een on-
geval.
)
Kantel de knop A
of druk deze in, de
richtingaanwijzers knipperen tegelij-
kertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknip-
perlichten, afhankelijk van de mate van
remvertraging, automatisch ingescha-
keld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan
de alarmknipperlichten uit.
)
U kunt de alarmknipperlichten ech-
ter ook uitschakelen door de knop in
te drukken.
CLAXON
)
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
Gebruik de claxon alleen wan-
neer het echt nodig is, in de
volgende gevallen:
- onmiddellijk gevaar,
- inhalen van fi etsers of voetgangers,
- naderen van een onoverzichte-
lijke bocht.
Gebruik de claxon om medeweggebrui-
kers te waarschuwen bij gevaar.
Functie "snelweg"
Beweeg de hendel iets omhoog of om-
laag, zonder het zware punt te passeren;
de desbetreffende richtingaanwijzers
knipperen vervolgens drie keer.