sensor Peugeot 301 2012 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2012, Model line: 301, Model: Peugeot 301 2012Pages: 236, PDF Size: 6.9 MB
Page 91 of 236

89
5
Rijden
sensoren in de bumper obstakels in denabijheid van de auto (personen, auto's,
bomen, slagbomen, enz.) die binnen hetdetectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden door dode hoeken in het detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich
vlak bij de auto bevinden.
Parkeerhulp achter
Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd aler t te blijven enis zelf verantwoordelijk.
De
functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbijklinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnellin
g wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbrokengeluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Grafi sche weergave
De grafische weergave is een aanvulling op hetgeluidssignaal. Op het multifunctionele display
worden blokjes weergegeven die het pictogram
van de auto steeds dichter naderen. Als de auto
het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt ook het symbool "Gevaar" op het display.
Page 92 of 236

90
Rijden
Controleer bij slecht weer of in winterseomstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijsof sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaaldeomgevingsgeluiden (motoren,vrachtwagens, drilboren, enz.).
Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen vande achteruitversnelling dit
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
branden en/of wordt er een bericht op hetdisplay weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal (kor te pieptoon).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Storing
De functie wordt automatischuitgeschakeld zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt gemonteerd (auto's voorzien van een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Uitschakelen/activeren parkeerhulp achter
De parkeerhulp kan worden geactiveerd of uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
De status van de functie wordt
opgeslagen bij het afzetten van hetcontact.
Raadpleeg voor meer in
formatie over de
toegang tot het menu van de parkeerhulp het gedeelte "Persoonlijke instellingen - Configuratie" van het display in het hoofdstuk
"Controles tijdens het rijden".
Page 96 of 236

94
Zicht
Bij helder of regenachtig weer,zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlichtverblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik demistlampen vóór en het mistachterlichtuitsluitend bij mist of sneeuwval. Onder deze weersomstandighedendient u de mistlampen vóór en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de lichtsensor voldoende lichtkan waarnemen. Vergeet niet de mistlampen uit te zettenzodra ze niet meer nodig zijn.
Inschakelen van de verlichting na het afzettenvan het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te activeren ter wijl de verlichting uit is, de ring in de stand "0"
en vervolgens in destand van uw keuze.
Als het bestuurderspor tier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van het parkeerlicht, wordt na maximaal 30 minuten automatisch uitgeschakeld om het ontladen van de accu te voorkomen.
Uitschakelen van deverlichting bij het afzetten van het contact
Bij het afzetten van het contact gaat alleverlichting onmiddellijk uit, behalve het dimlicht als de automatische follow me home-verlichting is geactiveerd.
Page 108 of 236

106
Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. Ze vormeneen aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zi
jdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en zorgen ervoor dat deinzittenden van de auto beter wordenbeschermd. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags,zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen
verlaten,
- bi
j een minder ernstige aanrijding of eenaanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. In deze
situaties zorgen de veiligheidsgordels voor uw bescherming.
De airbags werken alleen als hetcontact aan is. De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt(tijdens hetzelfde of een volgendongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van de airbags gaatgepaard met wat rook en geluid,als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in hetsysteem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kanvoor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn. De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een kor te periode enigszinsverminderen.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden gelijktijdig opgeblazen,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op eenhorizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags v
óór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in hetdashboard boven het dashboardkastje.