reset Peugeot 301 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 301, Model: Peugeot 301 2016Pages: 260, PDF Size: 6.72 MB
Page 19 of 260

17
301_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Remsysteem permanent. Het remvloeistofniveau is te laag. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een
artikelnummer van P
eug
eot
.
Als h
et probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door het P
eug
eot
-ne
twerk of door
een gekwalificeerde werkplaats.
+ permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS.
er is ee
n storing in de elektronische
remdrukregelaar (R
eF). Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door het P
eug
eot
-
net
werk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Te h o g e
koelvloeistoftemperatuurpermanent rood.De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg
dan het P
eug
eot
-ne
twerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bandenspanning
te laag permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
elke k
eer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het bandenspanningscontrolesysteem.
+
knippert en brandt
vervolgens permanent,
in combinatie met het
verklikkerlampje Service.er zit een storing in de functie: de
ban denspanning wordt niet meer
gecontroleerd. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Laat het systeem controleren door het Peug
eot-
net
werk of door een gekwalificeerde werkplaats.
1
Controle tijdens het rijden
Page 25 of 260

23
301_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
Onderhoudsindicator
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er
geen onderhoudsinformatie op het display.
De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel
kilometer u nog ver wijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 5 seconden de onderhoudssleutel
branden. De kilometerteller geeft de
resterende kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt aan.
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het contact,
verdwijnt de sleutel ; de teller geeft de
kilometerstand aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden om aan te geven
dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor heeft de mate van vervuiling
van de motorolie ook invloed op de
berekening (volgens land van bestemming).
Deze termijn wordt berekend op basis van
de laatste reset van de onderhoudsindicator
en is afhankelijk van het aantal afgelegde
kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
1
Controle tijdens het rijden
Page 26 of 260

24
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de sleutel
knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig
mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met
300
km ov
erschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het
volgende aan:
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor
wordt deze waarschuwing, zodra het contact is
aangezet, gecombineerd met het permanent
branden van het verklikkerlampje Service.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5
mi
nuten. Het op
0
ze
tten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
onde rhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 ge
zet worden.
Voer dit als volgt uit:
F
zet het
contact af,
F
dru
k op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
zet h
et contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
laa
t de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
5 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden
. Bij de berekening van de resterende
hoeveelheid af te leggen kilometers kan
ook de factor tijd worden meegewogen,
afhankelijk van de rijgewoontes van de
bestuurder.
De sleutel kan dus ook gaan branden
als het interval in tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt, zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant, is
overschreden.
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor kan de sleutel ook eerder
gaan branden, afhankelijk van de
kwaliteit van de motorolie (volgens land
van bestemming).
De afname van de kwaliteit van
de motorolie is afhankelijk van de
rijomstandigheden van de auto.
Controle tijdens het rijden
Page 74 of 260

72
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
op het instrumentenpaneel
ver schijnen de aanduidingen AUTO
en - .
F
Sel
ecteer de stand N .
F
trap h
et rempedaal in.
F
Wac
ht ongeveer 30 seconden tot de
aanduiding N of een ingeschakelde
versnelling op het instrumentenpaneel
verschijnt.
F
Bew
eeg de selectiehendel naar de stand A
en vervolgens naar de stand N .
F
Sta
rt, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt nu weer naar
behoren.
Resetten
Nadat de accu losgekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten.
F
Zet h
et contact aan.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert of de
selectiehendel in de stand N staat en of
de parkeerrem is aangetrokken. In uitzonderlijke gevallen kan het
voorkomen dat de versnellingsbak
automatisch gereset moet worden: in
dat geval kan de auto niet meer rijden of
schakelt de versnellingsbak niet meer.
op het i
nstrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en -.
u di
ent bij het parkeren echter altijd de
parkeerrem aan te trekken .
Wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, dient u altijd de
selectiehendel in de stand N te zetten.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- de st
and N selecteren om de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten,
of
- de ve
rsnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de
auto niet worden verplaatst.
Volg de hierboven beschreven
procedure.
Parkeren van de auto
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat knipperen in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display, duidt
dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
P
euge
ot
-ne
twerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing
Rijden
Page 103 of 260

101
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspanningscontrolesysteem is
niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen
inhoudt dat de waakzaamheid van de
bestuurder niet door het systeem kan
worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het
weggedrag en de remweg van de auto en
veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
identificatie van de auto.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil
of er is minder dan 10 km gereden met
een beperkte snelheid).
onder a
ndere omstandigheden
(bij warme banden) moet de
bandenspanning ten opzichte van de
op de sticker vermelde spanning met
0,3
ba
r worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt bovendien
een hoger brandstofverbruik.
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset
.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.
7
Veiligheid
Page 104 of 260

102
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met
de bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor
te lage bandenspanning is alleen
betrouwbaar als de vier banden tijdens
het resetten de juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
een t
e lage bandenspanning is niet
altijd aan de band te zien.
een vi
suele
controle is dus niet voldoende. De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Waarschuwing te lage bandenspanning
u krijgt deze waarschuwing als dit
lampj e blijft branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding.
F
Verm
inder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Sto
p zodra dit mogelijk is op een veilige
plaats. F Con
troleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
gebr
uik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering).
Resetten
elke keer nadat u een of meer banden op
sp anning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Veiligheid
Page 105 of 260

103
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto:
- via h et configuratiemenu van de auto bij auto's met display,
-
met d
e knop in het dashboardkastje bij auto's zonder display.
Monochroom display C
F Druk op de toets " 7" of " 8" o m de
categorie " Rijhulpsysteem ", te selecteren
en bevestig uw keuze door op de middelste
toets te drukken.
F
Dru
k op de toets " 7" of " 8" om
" Bandenspanning " en vervolgens "Reset"
te selecteren en bevestig uw keuzes door
op de middelste toets te drukken.
Het
resetten wordt bevestigd door een
melding.
F Dru
k op de toets MENU
om het algemene
menu te openen.
F
Dru
k op de toets " 7" of " 8" om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie ", te selecteren en bevestig
uw keuze door op de middelste toets te
drukken.
F
Dru
k op de toets " 7" of " 8" om het
menu " Configuratie auto instellen ", te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de middelste toets te drukken.
7
Veiligheid
Page 106 of 260

104
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Auto's zonder display
F open het dashboardkastje.
F Hou d deze knop enige tijd ingedrukt.
een g
eluidssignaal met een lage toon geeft aan
dat het systeem is gereset.
een ge
luidssignaal met een hoge toon geeft
aan dat het systeem niet is gereset.
De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Storing
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het Peug
eot-
net
werk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 146 of 260

144
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
F Schakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en
breng de band op de spanning die is
aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto.
om de
bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
F
Zet
, zodra de gewenste spanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
Ver
wijder de set en berg deze op. Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning zal na het repareren
van een wiel blijven branden tot het
systeem is gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Praktische informatie